Het is uiteraard al jaren bezig, die taalverarming van leerlingen. Enkele jaren geleden waren er leerlingen die een lijst bijhielden van het vocabularium die ze bij mij leerden en niet in het vak Nederlands. Na twee jaar kwamen ze op meer dan twee bladzijden uit. Mja, ik heb een rijke woordenschat, zo blijkt, en ik ben ook niet bang om die te gebruiken in de hoogste jaren. Ze krijgen dan ook uitdrukkelijk de raad om het te vragen wanneer ze een woord niet begrijpen. Ik heb het dan over woorden en uitdrukkingen zoals ipso facto, wat me logisch lijkt in mijn vak, maar evengoed over pensief, pendant, vergankelijk, gispen, billijk, dat soort woorden.
Soms vragen ze me ook dingen waarvan ik echt dat dat ze die zouden kennen, zoals destructief of decadent. Mja.
Maar wat ik de laatste tijd opmerk, is dat ze geen Vlaams meer kunnen. En daar bedoel ik dan woorden mee die typisch in het Algemeen Schoon Vlaams geaccepteerd zijn. Zo kenden ze het woord bleiten niet meer, en dan spreek ik niet over leerlingen met een anderstalige achtergrond, maar leerlingen wier ouders en grootouders ook gewoon standaard Vlaams spreken. Een schuif was dus ook niet algemeen gekend, in plaats van lade. En Merel zei daarstraks dat ze zich nog moest omkleden, waar wij vroeger altijd – en uiteraard foutief – verkleden zeiden.
Ik vind dat een verarming, ja. Pleit ik hier voor het gebruik van tussentaal? Dat nu ook weer niet, maar er is voor alles een plaats en een moment. En als je enkel nog het woord lade kent en niet meer het synoniem schuif, dan is dat een verarming.
Ik doe mijn keiharde, stinkende best om daar tegenin te gaan en ik gebruik zo veel mogelijk rare woorden en uitdrukkingen, maar het is vechten tegen de bierkaai. Ach ja, als ik al een handvol mensen de fijne kneepjes van het Vlaams en het uitgebreidere Nederlands kan bijbrengen, beschouw ik mezelf al als een gelukkig persoon, denk ik dan. En dan zwijgen we nog over het Latijn, zeker?