Romeins Recht

Een jaar of vijftien geleden – of is het er al twintig? Ik volg het zo niet meer – verscheen plots Romeins Recht op het curriculum van het middelbaar Latijn. Allemaal goed en wel en bijzonder interessant, maar dat is geen vak binnen de richting Klassieke filologie aan ’t unief. Nog steeds niet overigens: Klassieke is een onderdeel van Taal- en Letterkunde, we focussen op de taal an sich, terwijl Romeins Recht een inhoudelijk vak is dat toevallig ontstaan is tijdens de oudheid en daarom ook gebruik maakt van het Latijn. Het is wel een verplicht vak in de Rechten, en dat is ook logisch.

Plots moesten we dat wel geven in de derde graad, terwijl zo goed als niemand van ons daar ook maar iets van kende. In allerijl werden er nascholingen ingericht en aan de hand daarvan heb ik een toch wel bevredigend cursusje opgesteld, vond ik, kort maar krachtig en met drie totaal verschillende casus.

Maar nu wilde Koen Vandecruys, classicus maar blijkbaar ook juridisch onderlegd, daar toch wel een en ander over duidelijk stellen. Met de nieuwe leerplannen is Romeins Recht namelijk niet langer verplicht, maar er zijn ampel goede redenen om het toch te blijven aanbieden, vond hij. Als medewerker van de opleiding Romeins Recht aan de KUL kan hij er dan ook met grondige kennis van zaken uitleg over geven, en dat deed hij in een online lesje van een uur, waarbij we ook vragen konden stellen.

Ik ga het in elk geval blijven doen: het kost me een tiental lesuren, maar de leerlingen zijn er echt wel in geïnteresseerd en er zijn er elk jaar die rechten gaan studeren, vandaar. Toen ik tijdens corona op een bepaald moment les moest geven aan één leerling – roosterknopen door halve klassen – en ik dus sneller ging dan in de andere groep, vroeg hij om extra Romeins Recht, en dat heeft hij ook gekregen. Enfin, een klein beetje toch, want zoals gezegd weet ik daar niet zoveel van.

Soit, ik heb het ook samengevat en dat ga ik hieronder toevoegen, al was het maar om mijn eigen notities niet kwijt te spelen. En wie weet is iemand er nog iets mee.

Inleiding van Vandecruys zelf: “Romeins Recht is geen verplichting meer in het curriculum Latijn van de derde graad. Er zijn echter tal van redenen om het toch te blijven aanbieden – van voorbereiding tot het hoger onderwijs over recrutering tot het (opvallend lege) onderwijsdoel rond juridische competenties. Nu, de meesten onder ons zijn geen juristen en hebben geen juridische scholing gehad. Dat leidt tot koudwatervrees (in het beste geval) of (in het slechtste geval) tot een anachronistische retroprojectie van moderne mores op het Romeins Recht.

Ik ben evenmin jurist, maar ben nu het zesde jaar verbonden aan het eerstebachelorvak Romeins Recht aan de KUL.”

    • Romeins Recht: heel eigen terminologie, gewone woordenboek is niet toereikend. Classici zijn hierin niet opgeleid.
    • Drie manieren van kijken: als historicus (overzicht van één moment, bv. ten tijde van Cicero Pro Milone) of als jurist (historisch overzicht van de evolutie) of als taalkundige?
    •  Evolutie: van 7de E AC tot 18de E PC, constante evolutie en herinterpretatie van teksten.
    • Wat is er te vinden als bron voor ons? Corpus Iuris Civilis (6de E PC) of Institutiones Gaii (2de E PC). CIC: Instituten, Digesten (uitspraken van geleerden, bv aansprakelijkheid over een kapper met bal tegen hand). Qua recht grote scheiding tussen de republiek en het keizerrijk: het tweede is beïnvloed door het eerste maar wezenlijk verschillend. Het CIC wordt vanaf de 12de E constant herlezen, gerecipieerd en herinterpreteerd, soms zelfs semi-literair.
    • Casus: familia: iedereen waarvoor een pater familias verantwoordelijk is, ic. de afstammelingen, de slaven, de clientes. Gelinkt met burgerrecht, en dat is oorspronkelijk alleen voor soldaten. Republiek = in essentie militaire organisatie. Zij mogen praetoren verkiezen, beslissingen nemen. Geen militair = geen rechten. Mensenrechten = 16de Twee militairen kunnen conflict hebben, dit moet opgelost worden om geen soldaten te verliezen. Ergo: praetor voor civiel recht. Later: aansprakelijkheid over familia. Een kind is van de PF, niet de vrouw. Wanneer iemand van de familia iets misdoet, is het de PF die naar de praetor gaat.
      Evolutie: de familie komt los van de PF, beschermd door het recht. Oorspronkelijk heeft hij bv. het recht om iemand van zijn familia te doden, die hebben geen bestaansrecht op zich. Later wel, maar de PF blijft verantwoordelijk. De filius blijft in de familia zolang zijn PF nog leeft, ook al wordt die 90 jaar. Enkel wanneer de PF beslist dat de Filius Familias uit de familie wordt gezet en geëmancipeerd wordt, krijgt hij eigen rechten.
      Vanaf de late republiek kan een vrouw een PF zijn, maar niet voor kinderen en clientes, wel voor slaven. Man of vrouw maakt niet uit, blijft pater familias. Zij is voogd voor de rechtbank voor die slaven, kan alleen als haar vader sterft en zij de enige erfgenaam is. Anachronisme: het christelijke idee van man en vrouw samen aan een familie, samen een huwelijk en dus geëmancipeerd, zelfstandig.
      Pas in de 12de E PC word het RR bestudeerd en leest men pater familias. In kerkelijk recht zijn man en vrouw gelijkwaardig. Teksten worden geïnterpreteerd als puur patriarchaal, terwijl ook de vroeg-middeleeuwse vrouw had best veel zelfstandigheid. Cfr. Pas in 1976 recht voor vrouw op het openen van rekening zonder toestemming van de man.
      Ergo: twee interpretaties van familia: enerzijds gezin, anderzijds entiteit binnen het RR.
    • Enkel de PF heeft toegang tot het recht. Hoe? Via procesvormen. Ius = niet datgene waar ik recht op heb, een aanspraak. Pas in 13e is er tussen factum en actium een ius, een aanspraak. Daarvoor: factum (feit) rechtstreeks naar actio (aanklacht). RR is puur procedureel. Een recht bestaat pas wanneer er een bewijs is binnen een proces. Soms dus ook processen niet om iets te krijgen van een ander, maar als bezitsbescherming (possessio).
      Voorbeeld: keizerlijke procesvorm, altijd twee zittingen: inleidende zitting, zitting ten gronde. Inleiding; rechter bepaalt welke actio gepast is. Eventueel komt er een interdictio, een voorlopige maatregel. Hier kan ook het proces eindigen, wanneer de possessio is toegewezen. Hoeft geen bezit te zijn, kan ook bv. de status van Romeins burger zijn.
      Zitting ten gronde: op basis van de aanwezige bewijzen velt de rechter het vonnis. Er bestaat een recht op hoger beroep, binnen een eengemaakt rechtssysteem.
      Recht als blijvende aanspraak bestaat dus niet, tenzij expliciet bewezen binnen een rechtbank bv. je verliest een trouwring, brute pech.
    • Ontstaan: groot breekpunt tussen republiek en keizerrijk. Republiek: geen eenheid, er is recht binnen Rome, maar ander recht binnen societates en provincies, al naargelang de gouverneur. Keizertijd: eengemaakt recht naar Egyptisch model, met recht op hoger beroep bij de nomarch. Veto: beslissing wordt ongedaan gemaakt, hoger beroep: de zaak wordt opnieuw ten gronde bekeken.
      Keizer: decreet is een beslissing in hoogste beroep bij de keizer, geldt als precedent voor alle volgende dergelijke zaken. Een functionaris kan al op voorhand – prejudicieel – een vraag stellen over een casus, het rescript is dat antwoord.
      Een keizer stelt geen wetten op op voorhand, de keizerlijke administratie (onder de praefectus praetorio) gaat pas in hoogste beroep oordelen en dit wordt veralgemeend voor het hele keizerrijk.
      Opletten met rechtsadagia: vaak pas geschreven in 16de eeuw en later.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *