Geocachen in Lochristi (deel 11)

Het weer was wat minder dan verwacht, maar meer dan goed genoeg om te gaan geocachen. Ons pa had er alvast zin in: hij was blij dat ik hem iets vroeger was komen halen, zodat hij eerst nog zijn kousen kon doen voordat we op pad gingen.

Bart had weer een kookexperimentje dat volgens mij bijzonder geslaagd is: een gebakje met schijfjes perzik, geitenkaas en mozzarella. Dik in orde, alleen een beetje zwaar misschien.

En toen trokken ons pa en ik opnieuw op pad richting Lochristi, want daar ligt echt nog wel een pak caches.
Tot mijn onvoorstelbare blijdschap is ons pa gigantisch verminderd met roken, en dat heeft een enorme weerslag op zijn conditie: waar hij de vorige keer last had om twee keer 100 meter te stappen en we dus een bepaalde cache aan een wegel links lieten liggen wegens te ver, gingen we die vandaag probleemloos halen. En de volgende ook, zodat hij 300 meter heen en 300 meter terug stapte zonder veel problemen. Happy camper hier, dat belooft!

Acht cachen en behoorlijk wat gewandel later zaten we thuis aan de koffie en de taart, en we zagen dat het goed was.

Ik weet eigenlijk niet wie er het meeste deugd heeft van die zondagen: ons pa of ik…

Wegbeschrijving op zijn Merels

Merel en ik zijn woensdag met de fiets naar de muziekschool aan de Poel gereden: ze moet dringend de weg leren om eventueel alleen te kunnen gaan, als ik haar niet kan brengen. Op zich valt dat wel mee: ze is twaalf intussen, kan goed fietsen aangezien ze elke dag naar school fietst, en ze leest het verkeer goed. Maar die weg, dat is een ander paar mouwen. Ik moet haar ook niet spreken van straatnamen, dat onthoudt ze niet. Maar er zijn andere aanwijzingen op zijn Merels, en gelukkig ken ik die intussen een beetje…

De weg naar de Poel luidt voor haar dus als volgt: eerst naar de lagere school – die weg kent ze door en door – dan verder en aan het kruispunt min of meer rechtdoor (dat sluit niet 100% aan, dus toen ik vroeger eens ‘rechtdoor’ zei, flipte ze helemaal), dan oehoe rechts (de Kerkuilstraat) en dan links langs de vlieg. Op de Westergemstraat heeft ze ooit eens een vlieg ingeslikt, vandaar. Dan volgen tot aan de full banana en daar linksaf. Ik bedoelde daar het fietspad mee langs het Westerringspoor, waar de fietsers voorrang hebben op de auto’s, maar waar ik haar ooit uitlegde dat ze niet zomaar zonder kijken mocht opdraaien, want als daar dan net een speed pedelec full banana af komt gevlogen, dan rijdt die u compleet overhoop. Ze heeft daar toen de slappe lach mee gekregen, en dus heet dat plekje de full banana. Dan zit ze op het fietspad, steekt ze over over het gevaarlijke voorrangskruispunt – nog zo eentje waar auto’s moeten stoppen – en dan verder langs het fietspad (Gaardenierspad) tot aan de koekjes. Dat is een plekje waar we ook ooit eens koekjes hebben gegeten als vieruurtje. Serieus, dat is dus hoe mijn dochter een weg onthoudt.

Ik heb dan nog wat extra dingen toegevoegd tot aan de Poel: de fietsersbrug (Gaardeniersbrug), de slechte oversteek (over de Opgeëistenlaan), de middenstreepbaan (Molenaarsstraat), langs het Ugly Belgian House, de brug (Antoniusbrug) over, langs de ‘poepiemartelstraat’ aka. bijzonder slechte kasseien (Lievekaai, Sint-Widostraat en Gewad), en dan oversteken naar de toeristenstraat (Jan Breydelstraat), langs het Design Museum, en dan rechts langs de grote toiletrol – die er niet meer staat, maar bon – (Drabstraat) en zo tot aan haar les.

Ik weet dat we dat nog wel enkele keren samen zullen moeten doen, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat ze dat wel zelfstandig kan, ja. Het zijn allemaal ofwel autoluwe straten, of echt puur fietspad, en dat is dik in orde. En moet ze dan een vlieg, een oehoe of een banaan onthouden, dan is dat maar zo.

En uw dochter, is die nog ergens normaal?

Jamboreehemd

Kobe had uiteraard een gewoon scoutshemd, maar dat is echt niet meer proper te krijgen. Er zitten modderspatten – ik denk toch dat het modder is – op die ik niet meer uitkrijg, en ergens een blauwige vlek van verf of zoiets, enfin, het is niet echt piekfijn meer.

Laat dat laatste nu een vereiste zijn voor de Jamboree: een piekfijn hemd! Ze zijn ook zeer strikt wat de emblemen en tekens betreft: aan de voorkant en op de mouwen mag enkel het strikte minimum, dus niet alle takkentekens of kamptekens of zo. Aan de achterkant mogen ze doen wat ze willen, zolang het maar geen vlekken of zo zijn.

Ik was dus een tijd geleden een nieuw hemd gaan halen, meteen ook een maatje groter, en de nog ontbrekende tekens. Ha ja, ik had nog Wolfs oude hemd en Merels hemd en daarvan kon ik de meeste tekens recupereren. Kobe wil namelijk zijn oude hemd nog dragen voor de gewone vergaderingen en het gewone kamp, zodat zijn jamboreehemd proper blijft.

Twee hemden dus.

Op zijn oude hemd heb ik vorig jaar zijn wasbeer geschilderd, maar die verf was niet helemaal goed blijven zitten en had wat vlekken veroorzaakt, ondanks langdurige fixatie met het strijkijzer. Ik ben woensdag om een nieuw potje textielverf gegaan en heb vandaag diezelfde wasbeer op zijn nieuwe hemd geschilderd. En ik vind persoonlijk, los van de verf, dat hij beter gelukt is: het kopje is groter waardoor de verhoudingen beter zijn, hij staat meer in het midden en zijn totemnaam ziet er beter uit.

Je moet zelf maar eens vergelijken met de vorige versie:

En nu maar hopen dat deze verf het wél houdt…

Lectuur: “Red Sister (Book of the Ancestor #1) van Mark Lawrence

Ik las eerder al de schitterende Broken Empire-trilogie van Mark Lawrence en was daar behoorlijk lyrisch over.

Ik was niet bijzonder enthousiast over de vorige Sanderson, zodat ik verder ging kijken en opnieuw bij Lawrence uitkwam, deze keer zijn “Book of the Ancestor” trilogie.

Opnieuw werkt Lawrence een zeer donkere, grimmige wereld uit – het genre heet niet voor niets grimdark – waarin we ergens in een verre toekomst zitten – of een andere planeet – en de zon aan het uitdoven is. De hele wereld is al bedekt met een dikke dikke laag ijs, behalve één strook van 50 mijl rond de evenaar, waar een satelliet elke nacht passeert en met een hete straal het ijs net voldoende weghoudt om overleven mogelijk te maken. Bij de voorouders – de ancestors uit de titel – die aangekomen zijn in ruimteschepen, waren er vier stammen met elk hun eigen vaardigheden: de hunska zijn razendsnel, de marjal kunnen magie, de gerant zijn reuzen en de quantal kunnen de draden waarmee alle dingen des levens verbonden zijn, manipuleren. In  de huidige bevolking komt het bloed van die voorouders soms naar boven, met de bijhorende krachten.

Nona Grey is een plattelandskind in diepe armoede dat de tekenen van voorouderbloed vertoont en verkocht wordt aan een kinderhandelaar. Ze verzeilt uiteindelijk in het klooster Sweet Mercy waar de novices – allemaal van het bloed – getraind worden tot ultieme moord- en spionagemachines. Maar Nona blijkt meer te zijn en daardoor ook heel erg veel tegenkanting te kennen.

Lawrence deinst er niet voor terug zijn personages onsympathiek te maken, te doden of te laten folteren. Met een zekere afstandelijkheid schetst hij zijn wereld, en net daardoor word je er immens in meegesleept.

Ik ben fan. Ik ben echt fan.

Hey ma

Hey ma

ik weet het, ge moet zo beschuldigend niet fronsen door de telefoon, het is al veel te lang geleden dat ik nog gebeld heb. Maar ik bel gewoon niet veel meer de laatste tijd, ik heb zelfs geen vaste telefoon meer. Stel u voor, in onze tijd zou dat geen waar geweest zijn! Met ons pa moet ik niet bellen, hij hoort niet genoeg en ik zie hem alle zondagen, en dan kletsen we in de auto.

Ik dacht, ik bel nog ne keer om te zeggen hoe het met ons gaat, en dat is eigenlijk simpel: goed. Natuurlijk zijn er altijd van die kleine dingen waar ge u aan ergert, maar dat is eigen aan ne mens, denk ik dan.

Bart werkt momenteel maar halftijds en is een andere mens geworden. Het gehaaste, het jachtige is er uit, en hij zit zowaar hele dagen in zijnen hof. Hij plant bloemen, groenten, fruitbomen en ook binnen staan er nu meer planten dan ooit, terwijl hij altijd zo aan het fronsen was over mijn ‘jungle’. Ge zoudt het de max gevonden hebben, ma, en ge zoudt massa’s tips hebben kunnen uitwisselen. Ik ben trouwens nog altijd kwaad op mijn blauwe regen die een witte regen blijkt te zijn, en Bart heeft er nu witte klimroosjes naast gezet. Ik kan er niet naar kijken zonder aan u te denken, ma, elke keer weer.

Wolf is ijverig aan het studeren. Hij heeft per definitie al tweede zit door zijn eerste examenreeks, maar hij gaat er voluit voor, hij wil er geen examens aan toevoegen. Maar het is moeilijk, het is veel, het is lastig. Ge kent het wel, ge hebt ook unief gedaan. Hij heeft gelukkig Tiemen naast zich, met wie hij volgend jaar op kot gaat: die gast is zo nog een trapke slimmer en wiskundiger en kan het wel altijd uitleggen. Nog die chance. Maar het wordt nog een harde noot om kraken.
Met Arwen gaat het nog altijd prima, en zijn rug doet het voorlopig ook nog redelijk. Af en toe speelt die op, maar niet zoals we gevreesd hadden.

Kobe, wel, Kobe is Kobe. Hij is ongelofelijk sociaal bezig, die jongen: hij gaat naar de scouts en blijft daarna vaak hangen met een groepje vrienden, en diezelfde vrienden zijn ook hier – boven, in de game room – naar De Mol komen kijken en ze gaan soms ook samen naar ’t stad en zo. En de jamboree, dat is nog zo iets waar hij volop naar uit kijkt en mee bezig is. ’t Is wijs om zien, die jongen is zo druk bezig… Alleen jammer dat hij niet altijd evenveel tijd in zijn school steekt, maar daar zijn we nu de nijper op de staart aan het zetten. Ge kent het ook wel, ma, ge hebt dat bij mij en vooral Jeroen ook nog moeten doen.

En Merel… Ach ma, ik vind het zo spijtig dat ge Merel niet ziet opgroeien. Echt serieus, ge zoudt er stapelzot van zijn, van alle drie uw kleindochters overigens. Ze is nu al groter dan gij, een knap slank ding, ongelofelijk plichtsbewust en nauwgezet maar met een venijnige tong en een schitterend gevoel voor humor. Echt, met ons drietjes zouden we de meeste lol van de wereld gehad hebben. Ik vind het zo jammer dat ze u nooit beter heeft gekend, en dat was toch ook uw grootste spijt: dat ge uw kleinkinderen niet zoudt zien opgroeien.

En ik? Ach ja, ik val beetje bij beetje uiteen, zeker? Ja ik weet het ma, ik moet vermageren, maar da’s gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het zou goed zijn voor mijn rug en mijn maag en mijn voet, maar ach ja… Maar daarnaast doe ik mijn werk nog altijd graag, zie ik mijn ventje nog altijd graag, woon ik nog steeds graag in mijn huis, en heb ik mijn leven best wel graag. Het heeft zo zijn momenten, ma, ook dat kent ge wel.

En uw ventje? Die redt zich nog steeds, ma, ge kunt gerust zijn. Het is met de nodige hulp, en het gaat niet zo lang meer duren want Martine, die schat van een mens, kan dat ook niet blijven doen, en ze heeft groot gelijk. Maar ons pa, die doet dat nog altijd goed. Hij gaat nu alle woensdagen te voet naar de kinesist, weer of geen weer, ingeduffeld en traag en met een paraplu als het nodig is, maar hij doet het toch maar. Zijn parkinson is stabiel, maar hij wordt oud, ma. En toch, ge zoudt hem hier ne keer bezig moeten zien met het dekken van de tafel en het sorteren van de kousen en het binnenspelen van het eten dat Bart voor ons kookt. En dan gaan geocachen met mij: ver stappen zit er niet meer in, maar hij gaat nog altijd fluks mee een wei op of door de tengels om mijn rechterhand te zijn. Het is mooi om zien hoe we op elkaar ingespeeld zijn: ik pak de cache, geef hem door aan hem, en hij opent die, haalt het boekje tevoorschijn, opent het op de juiste pagina, en ondertussen heb ik mijn stempeltje vast, kan ik stempelen, steekt hij alles weer in elkaar terwijl ik log op mijn gsm, en dan kan ik de cache weer terugsteken. Soms doet hij dat ook zelf, als het niet te moeilijk is. En we genieten er allebei van.

Ach ma, ge moet u over ons geen zorgen maken, weet ge. Het loopt zoals het moet, met zijn ups en downs, maar eigenlijk toch redelijk vlekkeloos. Ge zoudt vooral trots zijn op ons, moest ge ons bezig zien. Zeven jaar, ma, al zeven jaar heb ik het gevoel dat ge ons toch kunt zien, en dat ge glimlacht over onze stommiteiten. Ik mis u, ma. Al zeven jaar.

Allez ma, ik ga u laten, ik moet nog ne was gaan ophangen, nu dat het ne keer schoon weer is.

Belde gij dan ne keer?

Salu he!

PS. Ge moet naar die reeks van “Miss Fisher’s Murder Mysteries” kijken, die kleren uit de jaren twintig, serieus! Doen!