Ik schreef het volgende over vandaag op de schoolwebsite:
Het is intussen al eventjes volop zomer, en onze leerlingen zwoegen en zweten tijdens het studeren en tijdens hun examens.
Maar niet iedereen vond dat warme weer even erg. Voor hun quasi laatste lessen Latijn trok het zesde jaar Latijn namelijk eerst even naar de speelplaats, waar een bank, het zonlicht, een paar vrijwilligers en de schaduw ideaal bleken om Plato’s Allegorie van de Grot uit te leggen. Nadien ging het zelfs richting park. Hoezo? Wel, de naam van de Oud-Griekse filosoof Aristoteles doet bij de meeste mensen wel een belletje rinkelen. Hij is per slot van rekening ook nu nog steeds een zeer invloedrijk filosoof. Maar wat veel mensen niet weten, is dat hij op een peripatetische manier les gaf. Al rondwandelend dus.
En hoe kunnen we onze leerlingen uit de zesde Latijnse de filosofie van deze Griekse wijsgeer beter laten begrijpen, dan zelf ook al rondwandelend zijn theorieën uit de doeken te doen?
Die bewuste donderdagvoormiddag kon de occasionele wandelaar-met-hond- (en zo waren er wel een paar) een groep leerlingen met leerkracht tegenkomen in het bos, terwijl ze om de oren geslagen werden met syllogismen, categorieën, doeloorzaken, potentia en actio.
En al een vleugje carpe diem van Epicurus, maar vooral dan in de praktijk gebracht.