Ce’s Arts met Gwen

Vakantie, en dus tijd om met Gwen te gaan eten, zo is dat nu eenmaal.

Ze had haar oog laten vallen op een gezellig restaurantje, Ce’s Arts, tegenover het Lyceum, waar ze regelmatig met de fiets passeert en dat haar opgevallen was.

Kwart voor acht – we waren eerst even langs het appartement gepasseerd, ze wilde het graag eens zien – tekenden we present in een bijzonder gezellig interieur, met nota bene een knappe oud-leerling van haar als onze ober. Het is er niet goedkoop, maar het niveau was wel de moeite.

Je hebt er voorgerechtjes om te delen, en dan losse hoofdgerechten. Gwen en ik zagen een stevig hoofdgerecht niet zitten, zo laat op de avond, dus vroegen we of we een aantal van die voorgerechtjes mochten nemen als maaltijd. Dat kon, al wilden ze daar geen gewoonte van maken.

Uiteraard gingen we eerst voor een aperitief, en aangezien die voornamelijk met wodka waren, kon ik zelfs eentje met alcohol nemen, zijnde een Pornstar Martini. Die was voortreffelijk.

We gingen voor een garnaalkroket elk, ik nam er de foie gras mi-cuit bij, Gwen de vongole, en we deelden nog de chicken tikka massala, al heb ik daar bijzonder weinig van gegeten, want dat lukte niet meer.

Ik ben de rest gewoon vergeten fotograferen, want we waren zo aan het opgaan in ons gesprek en in ons eten. Het was echt lekker, maar jammer genoeg hebben we de helft van de kip laten staan. Tsja… En dan had ik echt nog te veel gegeten, ik was achteraf wat misselijk.

De rekening? 113.5 euro voor ons twee, met nog een fles water en een theetje erbij. Maar we vonden het dus echt wel een aanrader, ik ga het ook doorgeven aan Bart als lunchadres.

Wandelingetje

Na een rustige ochtend – die cursussen schrijven zichzelf niet – reden Merel en ik richting opa in het ziekenhuis, want het was al een behoorlijke tijd geleden dat ze hem nog gezien had.

En omdat we toch in de buurt waren, vroeg ik haar of het oké was dat we eerst een kort wandelingetje gingen maken om een verdwenen cache te vervangen, op het wandel- en fietspad langs de Leie, onder de Drongensesteenweg door. Ze ging akkoord.

En dus liepen mijn dochter en ik in de zalige lentezon langs de Leie, nam ik enkele foto’s, wandelden we zelfs nog een eindje verder in de andere richting tot aan het steigertje in park Halfweg, en genoten volop.

En ons pa? Die stelt het prima en was blij Merel nog eens te zien. Maar het wordt echt tijd dat hij weg is uit het ziekenhuis, dat hij weer een eigen leven krijgt. Ik ga hem in elk geval zondag halen om hier te komen eten. Kwestie van weer een normaal ritme op te bouwen.

Nog eens de Ooievaar

Dit jaar lukt het me weer vaker om op vrijdag te gaan eten in de Villa Ooievaar, en ik geniet er elke keer weer van.

Vandaag was het er behoorlijk druk: de voorste zaal zat helemaal vol, dus ook mijn favoriete plekje in de erker aan het raam. Gelukkig was de andere zaal leeg en dus heerlijk rustig, want het werd zo langzamerhand heel erg tijd dat het vakantie was. En ja, dat is een fijne zaal om zitten.

Ik kijk er wel naar uit dat het mooi weer wordt, dan zetten ze het terras uit, en als je dan uit de wind zit, is het er heerlijk.

En het eten? Een gelukkig niet al te pikante Pasta Arrabiata, waarvan ik nog meer dan de helft over had en die gewoon meegenomen heb naar huis, waar die wel opgefret wordt door een van de huisgenoten.

’t Is dat het zo gemakkelijk is, zo mooi tussen Mariakerke en Wondelgem, i.e. tussen mijn werk en mijn woonst. En voor 17 euro voor een ruime maaltijd met een karaf water bij en een grote glimlach van de bediening, daarvoor kan je niet sukkelen.

Lectuur: “Cassandra” van Christa Wolf

Deze was me aangeraden in het kader van een of andere lezing, vermoed ik. Het Duits zag ik even niet zitten, ik ben dan maar voor de vertaling gegaan, en lag het nu daaraan? Ik weet het niet, maar het boek kon me niet echt bekoren. Ik vond het niet meeslepend, ik kon me niet echt verplaatsen in het boek, en op het moment dat ik deze bespreking schrijf, twee maanden na de lectuur, kan ik me eigenlijk zelfs niet meer voor de geest halen waarover het precies ging en hoe het in elkaar zat. En dat zegt al veel, vind ik.

Het verhaal van Cassandra is uiteraard gekend: de dochter van de koning van Troje krijgt de gave van de profetie, maar niemand gelooft haar ooit. Ze weet dat Troje zal vallen, en iedereen lacht haar weg. Ze weet hoe Agamemnon zal sterven, en ze doet zelfs de moeite niet meer om daar iemand voor te waarschuwen. Of misschien wil ze dat ook niet?

Het boek begint met Cassandra die in een wagen zit, met haar toegewijde dienares en haar twee kinderen, op weg van de kust naar de burcht in Mykene, de stad van Agamemnon die haar heeft meegenomen als slavin.

In die wagen denkt ze terug aan haar kindertijd als geliefde dochter van haar vader, de ruzies met haar moeder, de oorlog en de positie van de vrouwen daar, de vreemde rituelen in de bossen buiten de stad, de goden die aanbeden worden…

Het is misschien omdat ik het verhaal toch redelijk goed ken, dat dit boek me niet wist te raken? Of wordt de figuur van Cassandra iets te afstandelijk geschilderd? Geen idee. Pas op, ik vond het niet slecht, maar niet wat ik ervan verwacht had. Tsja. Ander en beter.

Still Stien-quiz

Vanavond heb ik deelgenomen aan een bijzonder fijne quiz, die voor mij redelijk bevreemdend was. Als in: een sociale spagaat.

De quiz werd namelijk georganiseerd door de familie De Zutter uit Zomergem, mensen met wie ik altijd in de KSA heb gezeten, maar die ik in geen jaren heb gezien. Christine, een van de zussen die zelfs nog op mij heeft gebabysit, heeft borstkanker gehad en sindsdien doen ze allerhande acties ten voordele van Kom Op Tegen Kanker. Vorige jaren deden ze de quiz in de kerk van Beke, maar die is niet meer veilig volgens de brandweer. Een van haar neefjes, Daan, is blijkbaar oud-leerling van onze school – de link heb ik dus nooit geweten of ik had hem wel eens gevraagd de groeten te doen aan zijn pa – en vroeg of ze onze grote zaal mochten gebruiken. Ja dus, als sponsoring. Een van de andere sponsors was mijn broer Jeroen, en die vroeg of we mee gingen spelen. Euhm, ik had ons dus al ingeschreven met Richard The Turd, omdat ik daar wel van uit ging. Jeroen ging dan met ons meespelen, en Tom, onze sterspeler, ging dan meespelen met de A-ploeg, zijnde Ali Chemicali.

De helft van de zaal bestond dus uit mensen van Zomergem, die ik enkel nog kende van Facebook en dergelijke. Ik heb dus mijn beste Zomergems boven gehaald.

De andere helft van de zaal waren collega’s en oud-leerlingen, die me dus kenden als mevrouw Rombaut die keurig Nederlands spreekt. En dan was er naast Jeroen ook nog mijn vaste quizzers, die me nog op een andere manier kennen.

Maar de quiz zelf was dus echt wel leuk, goed gedaan, goed niveau, fijne vragen, intelligente rode draden… We eindigden uiteindelijk zesde, nog voor alle andere teams waarin een collega zat, dus daar was ik wel trots op. En de winnaar? Ali Chemicali, en daar was ik ook best wel trots op, want ook Astrid speelde met hen mee, en dat is een vriendin die ik binnengehaald heb in ons team voor de woensdagquizzen van het SQ. Dus ja, het B-team was dik oké, het A-team heeft gewonnen.

En ik had een toffe avond, meer moet dat niet zijn.

Leesclub: “Tout le bleu du ciel” van Mélissa Da Costa

Dinsdagmiddag sprak een collega me aan: in welk lokaal de leesclub straks doorging? Ik viel uit de lucht: de datum van de leesclub, die ik nota bene zelf had vastgelegd, was me compleet ontgaan. Goed bezig, Rombaut!

Gelukkig had ik geen andere verplichtingen, zodat die leesclub wel gewoon kon doorgaan. We waren met niet veel: de 650 bladzijden waren toch wat te veel voor de meesten. Ik schrijf zelf nog wel eens een bespreking, maar schreef er het volgende over voor de website van de school:

“We wisten dat het een uitdaging ging zijn, dit boek van 650 bladzijden in het Frans en blijkbaar rond de 800 in het Nederlands, maar hadden er uiteindelijk toch voor gekozen. Dat bleek voor de meesten toch een beetje een zelfoverschatting, tussen alle andere verplichte schoollectuur door.

Enkele leerlingen hadden dus afgehaakt, eentje had net de laatste vijftig pagina’s niet meer kunnen lezen, een ander zat halfweg, eentje nog maar aan 100 pagina’s en één iemand moest er eigenlijk nog aan beginnen maar vond het niet erg om erbij te zijn en te luisteren wat wij ervan vonden. De enigen die het helemaal gelezen hadden, waren de twee aanwezige leerkrachten, mevrouw Vermeire en mevrouw Rombaut. Mevrouw De Clercq had het ook uitgelezen, vond het prachtig, maar had helaas andere verplichtingen.

Bij de bespreking namen de leerkrachten dan ook het voortouw en vatten de plot nog even samen, met een duidelijke spoilerwaarschuwing die hier niet nodig is. Het verhaal gaat over Emile, een jonge gast van 26 die de diagnose krijgt van jong-Alzheimer, waardoor hij weet dat hij langzaam zijn geheugen en dus ook zichzelf zal verliezen, en waarbij hij nog maximaal twee jaar te leven heeft voordat ook zijn lichaam het opgeeft. Hij weigert als proefkonijn in de steriele omgeving van een ziekenhuis te sterven, koopt een camper, zet een advertentie voor een reisgezel in de krant en ontvlucht zijn familie. Hij krijgt het gezelschap van de bijzonder zwijgzame Joanne, een jonge vrouw die duidelijk zelf de nodige trauma’s met zich meedraagt. In het begin loopt dat stroef en dat merk je ook aan het boek: het begin is traag en bij momenten moeilijk om verder te lezen, iets wat ook de leerlingen meegaven.

In de loop van het verhaal komt er een verstandhouding tussen Emile en Joanne, krijg je via flashbacks zowel het verleden van Emile als Joanne te weten, en begin je beter en beter te begrijpen waarom ze zijn wie ze zijn en waarom ze soms vreemde reacties hebben. Wanneer Emile een aanval krijgt en in het ziekenhuis verzeilt, waarbij de autoriteiten niet anders kunnen dan zijn ouders waarschuwen, vluchten ze weg uit het ziekenhuis en besluit Joanne om met Emile te trouwen, zodat zij als zijn echtgenote alle verantwoordelijkheid over hem krijgt. Het wordt een formaliteit, maar met de nodige impact op hen beiden.

Zo kabbelt het verhaal verder en wordt Joanne steeds zelfzekerder, terwijl Emile wegzakt in zijn verleden.

De leerlingen vonden het boek te lang en te traag: het mocht gerust met de helft ingekort worden. De leerkrachten waren het daar niet mee eens: bepaalde passages konden misschien korter, maar het is net het trage dat zorgt voor de sfeer, het emotionele waar het boek op drijft. Het is wel duidelijk dat Da Costa weet waarover ze schrijft, wellicht heeft ze zelf deze vroegtijdige dementie meegemaakt. Het zorgt voor enkele bijzonder pakkende momenten, het is een boek waarbij je het echt niet droogt houdt.

Dat verschil in mening werd ook duidelijk bij de vraag of je het boek zou aanraden: de leerlingen zouden dat niet aan leeftijdsgenoten aanraden, maar wellicht wel aan volwassenen, maar ook dan enkel als dat geoefende lezers zijn. Dit aantal bladzijden lees je niet zomaar even tussendoor. De leerkrachten volgden hen hierin: het boek is een aanrader, maar dan enkel voor wie echt van lezen houdt of daar graag de tijd voor neemt. En nee, niet meteen aan jongeren, wellicht heb je de nodige maturiteit nodig om een boek als dit ten volle te smaken.

Maar hadden de leerlingen spijt dat ze het (bijna) gelezen hadden? Nee, dat niet.

Als volgende boek kozen we een non-fictiewerk, en behoorlijk wat korter: Just Kids van Patti Smith: “In Just Kids, Patti Smith’s first book of prose, the legendary American artist offers a never-before-seen glimpse of her remarkable relationship with photographer Robert Mapplethorpe in the epochal days of New York City and the Chelsea Hotel in the late sixties and seventies. An honest and moving story of youth and friendship, Smith brings the same unique, lyrical quality to Just Kids as she has to the rest of her formidable body of work–from her influential 1975 album Horses to her visual art and poetry.

Met een goeie 250 pagina’s is dit net iets haalbaarder, dachten we. Daarvoor komen we graag samen op dinsdag 25 maart, de week voor de GWP’s, om 15.30 uur in lokaal 1.23.  Ook nu zijn niet alleen leerlingen en leerkrachten, maar ook oud-leerlingen, ouders, grootouders, broers en zussen meer dan welkom.

Hopelijk tot dan!”

Frans

Frans is nooit mijn lievelingsvak geweest, en dat is een understatement: ik was er notoir slecht in. De grammatica was geen probleem, ik was de enige die daar altijd alle punten op scoorde en me daarmee de woede van de rest van de klas op de hals haalde, want ik bewees dat het kon. Tsja, altijd al een grammar nazi geweest, zeker?

Maar die woordenschat, en dat le/la, serieus… Nee, ik deed het niet graag.

Maar intussen heb ik al meermaals vastgesteld dat mijn humanioraopleiding blijkbaar toch zijn vruchten heeft afgeworpen: ik kan dus veel beter Frans dan ik eigenlijk dacht, ik kan me perfect redden in behoorlijke volzinnen, met uiteraard frequente foutjes, maar hey, mijn Frans is beter dan de gemiddelde Parisien zijn Nederlands, toch?

Wat dus ook gigantisch helpt, is het lezen in het Frans. Voor mijn collega’s Frans is dat een open deur intrappen natuurlijk: zij beweren dat continu, maar krijgen daarmee niet noodzakelijk hun leerlingen ook aan het lezen. Het probleem is bij mij het vinden van de juiste boeken. Voor de leesclub hebben we nu Tout le bleu du ciel gelezen, en dat is hedendaags Frans. Bij Camus is dat net iets ouder, en bij Le Passe-Miroir was dat in passé simple en zo.

Ik zoek dus nog goeie fantasy in het Frans, zoals Le Paris des Merveilles  of voornoemde Le Passe-Miroir. Geraard had me nu ook Le Bureau des Affaires Occultes aangeraden, en die neem ik dan wel ter hand na de Alkibiades.

Maar mocht iemand toevallig van die romantische niemendalletjes hebben, vooral dan zelfs nog romantacy in het Frans, op een zeer eenvoudig niveau voor Merel, dan hoor ik het graag. Ze wil graag ook in het Frans beginnen lezen, maar ik zou niet weten waar te beginnen. In het Engels leest ze op hoog niveau, maar nu dus nog Frans… Niveau derde-vierde middelbaar.

Suggesties welkom!

Lectuur: “Hungry Ghosts” (Eric Carter #3) en “Broken Souls” (Eric Carter #2) van Stephen Blackmoore

Altijd interessant om eerst het derde boek te lezen, en dan pas het tweede, toch? Ik had dus niet goed gekeken en miste inderdaad precies wat details. Maar ik was nu toch bezig – ik zat eigenlijk al halfweg voordat het me echt begon op te vallen dat er iets niet klopte – en heb dan maar eerst voorgelezen. Ik heb daarna dan maar meteen de nummer twee gelezen, Broken Souls.

In Dead Things had Blackmoore al vrij degelijk de wereld geschapen waarin necromancer Eric Carter moet functioneren – als je het dat al kan noemen, met meteen al een toevoeging van een stevige dosis plot.

In dit tweede en derde deel gaat de auteur daar naadloos op verder, terwijl hij meer en meer details vrijgeeft van de wereld en de eigenschappen van zijn hoofdpersonage. Toch is er naast die vrij aanwezige overkoepelende plot – Carter is intussen tegen wil en dank getrouwd met Santa Muerte en daardoor deels heerser over Mictlan, de dodenwereld van de Azteken – ook een plot die netjes opgebouwd en afgewerkt wordt binnen het tweede boek. In boek drie neemt die hoofdplot de overhand en gaat Carter ook effectief naar de dodenwereld om er af te rekenen met Mictlantecuhtli. Het is fijn om zien hoe de auteur de Azteekse godenwereld heeft verwerkt in zijn boeken. Goden zijn duidelijk ook kwetsbaar en kan je zelfs doden, al is het maar de vraag of ze dan ook dood blijven.

Door die insteek is de wereld van Blackmoore behoorlijk origineel te noemen: het is al een sinistere kijk op de dingen door de ogen van een bijzonder cynische necromancer, met vooral veel gitzwarte humor, maar het is ook nog eens anders dan anders. De schrijfstijl is dan wel weer een doorslagje van Jim Butcher, maar het is maar de vraag of dit dan zo erg is.

In elk geval heb ik me er al goed mee geamuseerd, met deze boeken, en lees ik de reeks met veel plezier verder.