Verkeersergernis

Ja, ik kan me gigantisch ergeren in het verkeer. Zoals elke rechtgeaarde Belg denk ik van mezelf dat ik een uitstekend chauffeur ben en de rest zijn rijbewijs bij de cornflakes heeft gekregen. Jawel.

Ik zit dan ook vrolijk te foeteren en te schelden, en wanneer ik uitstap, is al die ergernis en frustratie dan ook uit mijn lijf. Maar er zijn zo van die dingen waar ik me voortdurend aan erger, zelfs al ben ik in de verste verte niet in de buurt van mijn auto.

Neem nu die zone 30. Ik snap daar echt wel de reden van, en in veel gevallen is die ook gerechtvaardigd. Ik grommel dan wel, maar probeer me aan de snelheid te houden, ook al is 30 pokketraag. Maar waar ik me dan dood aan erger, zijn mensen die geen snelheidsmeter kunnen lezen. Als in: je mag 30, dus is 20 misschien nog beter. SERIEUS???

Is de schrik voor een boete dan zó groot, dat ge nog een derde minder snel zijt dan toegelaten? Zodat niet alleen speedpedelecs, maar zelfs gewone fietsers u voorbijsteken met een meewarige blik? Zodat er achter u een file ontstaat van een auto of tien op dat eindje 30? SERIEUS???

Hetzelfde geldt overigens ook voor 50, die dan plots 40 wordt, of zelfs maar 37. Dat fenomeen merk ik telkens weer op wanneer ik mijn vader op zondag ga ophalen in Zomergem. Daar zit een stukje tussen met een trajectcontrole omdat er ook effectief echt te snel werd gereden en er geen fietspad voorzien is wegens te smal. Op het einde van dat stukje staat ook zo’n bord dat jouw snelheid aangeeft. Wel, geloof me, dat ding wijst altijd aan dat de persoon voor me – een zondagsrijder? – meestal zelfs geen 40 durft rijden, iets wat mijn Waze ook bevestigt.

Wie zijn ze? Wat bezielt hen? En nee, het zijn niet alleen aftandse oude ventjes in een perfect glanzende Mercedes uit begin 2000, nee, ook jongere mensen vinden snelheid een zeer relatief begrip.

En ja, daar erger ik me aan. Mag ik even?

Paranoïde auto

Ik ben ongelofelijk blij met mijn Skoda Eniaq, het is een ronduit fantastische auto, volledig elektrisch en super gerieflijk. Bart had geen betere auto voor mij kunnen kiezen.

Maar er is één ding dat zo langzamerhand, na anderhalf jaar, serieus op mijn zenuwen begint te werken: het ding is ongelofelijk paranoïde. Ja, ik weet het, het is wellicht een instelling, maar ik ben te lui om daar naar te gaan zoeken. Het lijkt me ook geen eenvoudige instelling om op te zoeken: de auto zet zichzelf voortdurend op slot, of op zijn minst gedeeltelijk.

Ik bedoel: als ik in de buurt kom met mijn sleutels, begroet hij mij en gaat het slot van mijn deur. De rest van de deuren blijft echter op slot, en ik moet een keer of drie op mijn afstandsbediening duwen vooraleer ook de andere deuren van het slot gaan. Ik let daar niet altijd op, zodat ik soms al neerzit op mijn stoel terwijl Merel of Kobe nog staan te koekeloeren aan hun deur. Idem voor bijvoorbeeld het klepje van de lader: ik stap uit de auto, wil de lader insteken, maar dan moet ik eerst ergens mijn sleutels zoeken om alles open te zappen en pas dan dat klepje te kunnen openen. Idem voor de koffer: als ik in de auto zit, is standaard die koffer op slot en moet ik hem echt manueel nog eens openklikken wanneer pakweg Wolf gerief in de koffer wil zetten.

Maar ook: ik kom in de buurt, hij gaat open, maar gaat na een tiental seconden weer op slot. Als ge dus eerst uw vest durft uitdoen voordat ge uw deur opent, moet ge alweer grabbelen naar uw sleutels. Serieus!

Ik vermoed dat dat een instelling is die carjacking moet voorkomen, maar hier in ons Vlaamse landje is dat eerder storend dan praktisch.

Misschien moet ik toch ne keer de handleiding gaan zoeken of ik dat kan veranderen. Of ik blijf gewoon vloeken op dat paranoïde ding.

Toch nog thuis

Een van de redenen waarom ik zo baalde over onze extra overnachting, was dat we speciaal op vrijdag naar huis zouden gaan, omdat er zaterdagnamiddag/avond een Omen Mini was waarvoor ik ingeschreven was en waar ik echt wel naar uitkeek. Die begon om 15.00 uur in Mechelen, normaal gezien geen probleem dus.

Soit, vliegtuig vertrekken om 12.05, thuis dus rond 16.00 uur, misschien kon ik alsnog vertrekken, toch?

We genoten van een uitstekend ontbijt – als ik me niet bedrieg, waren het échte pasteis de Belém, en anders toch zeer goede pasteis de nata – en waren al om half tien op de luchthaven.

Veel te vroeg, natuurlijk, de incheck was nog niet eens open, maar we konden deze keer niet online inchecken, dus liever geen risico. Soit, netjes ingecheckt geraakt, koffietje gedronken, gewacht aan de gate, beginnen boarden om half twaalf, en dan… niks meer. We stonden met zijn allen te wachten in die slurf/trap/gang/wat je het ook wil noemen om beneden met een busje tot aan het vliegtuig te gaan, maar helaas, geen beweging. Bleek er een probleem te zijn met de remmen dat gelukkig wel kon gefixt worden, maar dat, jawel, vertraging opleverde. Bon, iets gehaald om te knabbelen, gewacht, anderhalf uur later alsnog aan boord van het vliegtuig. En toen stonden we in de file. Ha ja, zo’n landingsbaan is druk bezet, de vliegtuigen die wél op tijd waren, kregen voorrang, en wij moesten wachten tot we een plekje kregen van de luchtverkeersleiding.

Met dik twee uur vertraging zijn we alsnog opgestegen, ik ben prompt in slaap gevallen voor het grootste deel van de vlucht, in Brussel kregen we quasi onmiddellijk onze bagage – kan niet missen als je een kwartier moet stappen tot de bagageruimte – het luchthavenvervoer stond ons op te wachten, zij het grommelend want die had ook twee uur staan koekeloeren, en tegen kwart voor zeven stonden we eindelijk in ons eigen huis.

Serieus.

Tot zover de mini, tot zover mijn fijne zaterdag, maar er waren de kinderen, er waren cadeautjes die goed bevonden waren, er was mijn zeteltje, en dus was er ook weer mijn goed humeur.

En er is vooral ook een hele fijne herinnering aan een mooie, zij het vermoeiende stad. Lissabon, u was fantastisch.

Lissabon dag 5 – maar niet het einde

Ook onze laatste dag hier in Lissabon wilden we nog goed besteden: ons vliegtuig ging toch maar om 19.55 uur, wat ons nog een hele dag opleverde.

Een laatste keer deden we het ontbijt alle eer aan, parkeerden onze valiezen aan de balie, en trokken de stad in, in een andere richting deze keer. Er zijn daar in het oude centrum namelijk drie pleinen, en op plein drie waren we nog niet geweest. Daar kan je een trammetje nemen naar boven. Enfin, een half soort téléferique, eigenlijk: de aandrijving is wel niet met tandwielen, maar het korte trajectje is zó steil dat het trammetje zelf schuin is gebouwd. Best wel grappig, maar vooral ook blij dat we dat niet te voet hoefden te doen.

Boven kwamen we aan een miradouro, een uitkijkpunt over de stad, en daarna kuierden we verder doorheen de oude wijk naar een ander uitkijkpunt.

We kwamen terug beneden uit, liepen nog even door de markthal, en namen dan een uber richting Parque das Nações, een stadsvernieuwingswijk aan de Taag waar de wereldexpo in 1998 werd gehouden. Dat merk je ook: je rijdt door de haven, langs kaaien, fabrieken, loodsen, en dan kom je in een nieuwe wijk met restaurants, veel kunst, mooie gebouwen en verschillende attracties.

Het eerste wat we zagen, was een kabelbaantje over een stuk van de Taag, met in de verte een nog veel grotere brug dan degene die ons al zo had overweldigd. Dat konden we uiteraard niet naast ons neerleggen. We besloten om dat te nemen, dan iets te eten te zoeken, terug te komen met de liftjes, en dan het fameuze Océanario te bezoeken, het aquarium van Lissabon.

We bekeken die hele grote toren waar we nog niet konden gaan eten – restaurant gaat pas open in mei – liepen dan maar door het park beneden en gingen iets eten. We opteerden voor een biftek, een lokale specialiteit die je toch minstens één keer moet gegeten hebben, zo hadden ze ons al eerder verzekerd. Euh… Een lap biefstuk van mindere kwaliteit met een spiegelei op en heel veel look, daar kwam het op neer. Ja dan maar, zeker?

We hadden terug kunnen wandelen, maar dat liftje is veel leuker natuurlijk, en dan stonden we ook meteen weer aan de ingang van dat aquarium. Wel euh, indrukwekkend is een beetje een understatement in dit geval. We hebben er meer dan een uur rondgelopen, gekeken naar de kleine aquaria, de otters, de pinguïns, maar vooral onze ogen uitgekeken op het immense centrale aquarium met duizenden vissen, zeebeestjes allerhande, haaien, roggen, zonnevissen, de vreemdste allemaal door elkaar. Ze kweken er zowaar ook freggles en zeedraken.

Toen waren we allebei wat moe gestapt, zodat we een koffie dronken en nog elk eentje van onze pasteis de Belém binnenspeelden. Dik in orde!

Na een passage langs een watervalfontein keerden we terug richting het stadscentrum.

Daar hield Bart het voor gezien in de Starbucks in het prachtige station om de hoek van ons hotel, terwijl ik nog een laatste keer over het grote plein liep, doorheen de autovrije straten tot aan het water om nog een reeks labcaches op te pikken. Natuurlijk heb ik toen wel mijn voet stevig omgeslagen, maar alla, we overleefden dat gelukkig wel.

Een stevige, ietwat hinkende wandeling later zaten we om 17.40 uur opnieuw in de Tesla van Mario, maar deze keer met zijn vrouw aan het stuur. Dat is een voorzichtiger en dus ook tragere chauffeur, en er was spitsuur, zodat we door Lissabons buitenwijken zijn gereden tot aan de luchthaven, waar we dus anderhalf uur op voorhand waren. Ruim genoeg, hadden we gedacht. Helaas… Bart had niet op voorhand ingecheckt omdat hij het enerzijds vergeten was wegens geen herinneringsmail – zoals je die gewoonlijk wel krijgt – en omdat we toch onze bagage gingen inchecken. Bleek dat we zo goed als de laatste waren en de vlucht overboekt was, zodat we op standby stonden.

Say what???

Ha nee, Brussels Airlines had vijf passagiers te veel geboekt, in de hoop op afzeggingen en dergelijke. Maar echt, serieus… Ons werd aangeraden om ons naar de gate te begeven om daar te wachten tot het boarden gedaan was, en dan te zien of er nog plaats was voor ons. Zucht.

Intussen had Bart al geprobeerd Brussels Airlines (BA) telefonisch te bereiken, maar de Indiër van de helpdesk was nauwelijks te verstaan en wist van toeten noch blazen, behalve dan dat we geboekt hadden via Air Portugal (TAP) en dat we dus via hen een oplossing moesten zoeken.

Bart was intussen al geel en groen van frustratie, zodat ik dan maar naar TAP heb gebeld. Een hele vriendelijke jongedame probeerde een oplossing te vinden voor ons, zou ons eventueel al richting Porto gekregen hebben diezelfde avond, maar de aansluitende vlucht naar Brussel zat ook al vol. Ze probeerde echt wel, en later bleek dat ze ook echt had geholpen. Maar voor de rest moesten we naar de balie van TAP in de luchthaven zelf.

Bon, boarding gedaan, de andere drie passagiers op standby konden wel nog mee – zij hadden net voor ons ingecheckt, blijkbaar – maar wij dus niet. Dikke dikke zucht. Acht uur, moe, hongerig, hangry, en vooral moegestapt, want dat zijn nogal einden, op zo’n luchthaven.

Bon, terug naar de inkomhal, gevraagd aan een vriendelijke man aan een willekeurige balie waar TAP was, gezocht en gevonden. “Ha, u moet niet hier zijn, maar bij de andere balie”. Andere balie: “Wat is uw volgnummer?” 192. “Ja maar wat staat er naast?” Huh? “Naast uw nummer? Buiten het kantoor op het bord?” Euh… wat??? Mens zucht diep, loopt uit het kantoor, ziet naast 192 de letters PRE2 staan, en zucht vol ongeduld dat het dan toch overduidelijk is dat we naar premiumbalie 2 moeten. Euh, ja zeker? “Aan de andere kant van de hal, mevrouw.” Uiteraard.

Premiumbalie: “Oh, niet hier, maar net om de hoek, een apart kantoortje waar u ook echt kan zitten”. Daar was het aan nr. 192, maar zat er al iemand uit te leggen. Bon, even wachten kon er nog wel bij. Maar het moet gezegd: de dame was echt supervriendelijk en zeer behulpzaam. Blijkbaar had de jongedame aan de telefoon al een vlucht geregeld voor de volgende dag om 12.05 uur, deze dame wist al meteen onze namen en ons probleem. We kregen bevestigingen, tickets en dergelijke, de uitleg rond een compensatieregeling, en werden daarna doorgestuurd naar Ground Force, de balie die ons hotel zou regelen.

Bon, terug naar de grote hal, naar Ground Force. Daar keken ze even naar elkaar en verwezen ons naar een loket drie loketten verder, bij… de man aan wie ik de initiële instructies had gevraagd. Ook deze man had een meesterlijk geduld en een vermogen om mensen op hun gemak te stellen. Ook hij wist al wie we waren, regelde voor ons de Holiday Inn een drietal kilometer verderop, gaf ons een maaltijdvoucher voor diezelfde avond nog in dat hotel – we moesten er wel voor tien uur zijn, het was een buffet en ze wisten dat we kwamen – en wenste ons veel succes.

Buiten namen we een taxi – ook op kosten van BA – naar de Holiday Inn waar ze inderdaad ook meteen wisten wie we waren, ons een kamer gaven op het tiende, en zeiden dat we nog wel eventjes hadden voor het buffet.

De kamer was standaard HI, het buffet was troosteloos in een schel verlichte ondergrondse ruimte, maar bon, het eten stond er ook al ettelijke uren, vermoed ik, en het was tenminste eten, met zowel voorgerecht, hoofdgerecht als dessert, en eigenlijk was de vis best lekker.

Om tien uur ploften we, doodmoe en in mijn geval vooral slechtgezind, in ons bed. Ik had thuis willen zijn, maar bon. Lesje geleerd.

Grrr.

Ik heb het hier niet vaak over mijn werk, maar nu ben ik me blauw aan het ergeren. Serieus!

Onze leerlingen zitten normaal gezien altijd in Smartschool met een foto. Die foto wordt jaar na jaar genomen door een schoolfotograaf: degelijke pasfoto’s dus. Alleen…

In de coronajaren mocht een schoolfotograaf het terrein niet betreden, en vorig jaar heeft de geboekte fotograaf ter elfder ure afgezegd en vonden we geen vervanger meer. Ik snap dat wel: die mensen verdienen daar niet meer aan voor al het werk dat ze erin steken. Maar het resultaat was dat onze leerlingen soms een drie jaar oude foto in het systeem hadden, en ik hoef u wellicht niet te vertellen hoezeer een puber kan veranderen…

Ook: de eerstes hebben gewoon géén foto en dan is het soms behoorlijk moeilijk om hen uit elkaar te houden als je hen alle 165 één uurtje per week ziet.

Vorig jaar had ik halverwege het jaar zelf foto’s genomen van de eerstes met mijn spiegelreflexcamera: het is dan nog een kwestie van ze allemaal manueel een nummer toe te kennen uit een lijst en ze in te laden in Smartschool. Al onze eerstes zaten erin.

Nu hadden verschillende collega’s op de personeelsvergadering op het einde van de vakantie gevraagd of er nieuwe foto’s konden komen. Ik had de werkwijze toegelicht, en iedereen – of toch zo goed als – zag het zitten om die eerste dag foto’s te nemen van zijn of haar klas (als klastitularis), de foto’s de juiste nummers toe te kennen vanuit de doorgestuurde lijst, en ze me dan door te sturen via wetransfer. Ik ging die eerste dag dan wel zelf de eerstes doen.

Prima, dat liep bijzonder vlot, ik nam de foto’s met mijn gsm, net zoals de collega’s en ik kreeg van de meesten nog dezelfde dag de foto’s door. Huppa, inlezen in het systeem door de smartschoolverantwoordelijke, en nieuwe foto’s!

Juist.

Quod non.

Terwijl in mijn Windows Verkenner alle foto’s staan zoals ze moeten, ook als ik ze open met Paint of Photo Viewer of zelfs InDesign, zet Smartschool ze op zijn kant. Nog vreemder: terwijl alle foto’s per klas op dezelfde manier getrokken zijn, zoomt Smartschool sommige foto’s extreem in, zodat je een pluk haar ziet, of een kin met wat pukkels of zo, bijzonder onflatterend.

Ik weet dat het aan de EXIF data ligt, maar zelfs als ik die wis en daarna de foto’s in bulk rechtzet, vindt SS nog steeds dat ze plat liggen. En als ik ze allemaal op hun andere kant leg, om ze dan zogezegd recht in het systeem te krijgen, vindt dat systeem dat ze dan wel op die manier mogen ingelezen worden. De helpdesk van SS vindt overigens dat ik die foto’s gewoon moet draaien en dat het dan wel opgelost zal zijn. Niet dus.

Ik word hier tureluurs van!!!

Serieus maat, ik heb hier dus al uren op zitten zoeken he, dingen opgezocht, methodes geprobeerd, maar niks dus. Grrr.

Mediacoach zijn, het is plezant, jong!

Lerarencampagne

Ik zie net in het nieuws dat Ben Weyts een campagne opstart om meer leraren te krijgen. Alle lof, maar blijkbaar ligt de nadruk op sneller benoemd en betere verloning. En ook ergens een beetje op de perceptie.

Wel…
Ik heb het vorige week tijdens een oudercontact nog eens mogen horen: “Ge moet maar 20 uur op een week werken, ge hebt 4 maanden vakantie en het is nog te veel moeite om te antwoorden op een email, of wa?”

Dat in het schoolreglement staat dat alle communicatie verloopt via Smartschool en dat meneer daar nog 164 ongelezen berichten had – wat hij zelf vol trots verkondigde – waardoor hij belangrijke info over zijn dochter nog niet gelezen had, tsja…

Ik hoef niet meer loon, nee. Ik wil gewoon dat mensen beseffen dat dit ook echt wel een fulltime job is, en dat er een reden is waarom ongeveer de helft van de opgeleide leraars stopt binnen de vijf jaar. En nee, dat is zelden omwille van de verloning (al mag die voor beginners wel wat meer zijn). Dan liever dat extra budget besteden aan extra ondersteunende leerkrachten. Alleen zijn die leerkrachten er niet…

Want anders zou ik kleinere klasgroepen vragen, zodat je elke leerling je volle aandacht kan geven en de zorg die hij of zij verdient, en meer opvoeders zodat wij niet telkens moeten inspringen voor studie, of dat we meer dan 15 minuten krijgen als middagpauze omdat we toezicht moeten doen. Of een extra leerlingenbegeleider, want die mens verzuipt in het werk en kan ook niet alles even goed opvolgen.

Alle lof voor je campagne, mijnheer Weyts. Just too little too late, heb ik het gevoel.

Een nieuwe Kafka, van Telenet deze keer

Echt serieus, het niveau van incompetentie van sommige mensen…

Vrijdag was dus onze internetkabel uit het bakje aan de muur gesnokt. Kan gebeuren, zeker als het stormt. Ik had gebeld, uitgelegd dat het de kabel was, en ze hadden me gezegd dat het uiteraard pokkedruk was, maar dat ze wellicht nog dezelfde dag konden langskomen, en anders zeker zaterdagmorgen. Bart had intussen via Twitter de bevestiging gekregen dat we nog voor de vrijdagavond op de planning stonden.

Niemand gezien.

Zaterdag: geen herstelling, geen antwoord, ik geraakte zelfs niet echt meer binnen op de helpdesk. Ook op twitter bleef het akelig stil.

Zondag: radiostilte. En telefoonstilte. En internetstilte.

Maandag raakte ik eindelijk opnieuw binnen bij de helpdesk van Telenet:

“Ja mevrouw, er moet een binnentechnieker langskomen want het ligt aan uw modem binnen.”
“Huh? Maar er is nog niemand langs geweest om de kabel te repareren?”
“Het ligt ook helemaal ook niet aan uw kabel, mevrouw. Er was een verdeelcabine in de buurt geraakt waardoor er 480 gezinnen zonder internet zaten, maar dat is gerepareerd. Als u nu nog een probleem hebt, ligt het aan uw modem en moet er een binnentechnieker komen.”

Ik naar buiten, gaan kijken naar mijn kabel.

“Euh mevrouw, dat kan niet want ik heb hier de kapotte kabel in handen!”
“Nee mevrouw, dat kan niet, dat is gerepareerd, u bent de enige in de straat zonder internet, het ligt echt aan uw modem. Is er morgen iemand thuis?”
“Ik heb de kapotte coaxkabel IN MIJN HANDEN!”
“En toch is het uw modem!”
“MEVROUW! HET KAN ME NIET SCHELEN, KIJK MIJN DOSSIER NA! Ik heb vrijdag gemeld dat mijn kabel los is en dat is nog steeds het geval. U moet dus een buitentechnieker sturen en geen binnentechnieker!”

Even stilte aan de andere kant.

“Goed, mevrouw, ik stuur een buitentechnieker langs, omdat u zo halsstarrig aandringt. Maar als het toch, zoals ik voorspel, uw modem is, dan kan het zijn dat u nog een week moet wachten op een binnentechnieker.”

Zucht. Diepe zucht.

Intussen had ik op zondag ook een bericht naar mijn leerlingen gestuurd dat ik zonder internet zat, dat ik enkel op 4G kon en dat alles dus zeer beperkt was.
In de les sprak een leerlinge me aan: dat ik het nummer van het schadedossier moest doorsturen, want dat haar vader eigenlijk degene was die op het hoogste niveau alle interventies aanstuurde. Oh…

Resultaat: dinsdag om half tien stond hier een technieker die even keek, zijn ladder uithaalde, het doosje openvees, de kabel opnieuw vastmaakte, doosje dichtvees en de ladder terug in zijn auto stak.
Dat in- en uitladen van zijn ladder duurde langer dan de eigenlijke herstelling. Onmiddellijk schoot de modem opnieuw in gang – nee, die was niet kapot, vreemd hè – en nog wat later was er effectief weer internet, zoals ik kon bevestigen aan de man.
Waarop die fijntjes antwoordde: “Prima, want ik moet dit straks nog even melden aan de groten baas…”

Blijkbaar hadden ze onze schademelding zaterdag afgesloten want de “bak” die hier 480 man zonder internet had gezet, was zaterdagochtend gerepareerd. Dat ik een afgerukte kabel had gemeld, was van geen tel. En dus moest het de modem zijn, ha ja. Dat zal wellicht zo in haar telefoonscript gestaan hebben, dat kan niet anders.

Echt, apenland, dit België, waar ge zonder connecties blijkbaar nog altijd nergens geraakt. Maar bon, we hebben internet, eindelijk. Dan kan ik eindelijk ook weer deftig voor school en de schoolwebsite werken.

Een beetje storm…

Ze hadden ons gewaarschuwd: dit ging de ergste storm worden in 30 jaar. Jaja, dachten we zowat allemaal, het zal wel weer een storm in een glas water worden. Maar toen bleek de berichtgeving altijd maar ernstiger en waarschuwender, en zei ik tegen de jongens dat ze misschien beter niet met de fiets gingen, maar met mij konden meerijden. Heh, en toen zei Kobe dat Sandra hem en Ayo en Kaat ging voeren en dat Els hen dan wel weer ging komen ophalen. Juist, want ik werk daar niet en moet niet sowieso rijden, of wa?

Enfin, met Wolf, Kobe, Ayo en Kaat reed ik naar school en zag vooral stilte voor de storm: een mooi, liefelijk weertje. Maar toen begon het effectief te waaien, en nog geen klein beetje. En kwam de melding van scholengroep en later zelfs het ministerie dat de school in de namiddag dicht ging: stormverlet.

Ik bleef wachten tot 12.02 uur – ik heb op vrijdag eigenlijk een pauze van 11.00 uur tot 13.30 uur en ga meestal naar huis – en bracht Kobe, Kaat en Ayo naar huis, pikte Wolfs kleren op die Kobe netjes verzamelde en reed tegen één uur terug richting school. Tegen dan had ook Wolf gedaan met de les. Hij was eigenlijk van plan geweest om na school eerst nog naar de rugby te gaan – afgelast, uiteraard – en dan naar Arwen, maar nu wilde hij meteen meerijden zodat hij Jarno kon helpen de schapen, geiten, kippen, konijnen, katten en hond in veiligheid te brengen.

Soit, ik zat in de namiddag met grote ogen vanuit de living naar buiten te kijken of onze boom nog niet wegwaaide, toen ik plots een krak hoorde. Bij nazicht – heerlijk om buiten te lopen, je bleef bijna niet recht staan, maar het was wel wat gevaarlijk wegens rondvliegend vanalles – bleek dat onze regenpijp vooraan was afgebroken. Daar heeft zich een kamperfoelie rond geslingerd en die had net iets te veel wind gevangen, zo bleek. Ik liep naar boven om de lianen door te knippen die zich aan de pijp van de buren vast hadden geklampt, zodat ook die pijp niet zou afkraken. Helaas, ik bleek niet snel genoeg, want plots viel heel het boeltje naar beneden en snokte – driewerf helaas – daarmee ook de internetkabel los. Juist ja. Zucht.

We belden, kregen wegens business klant vrijwel meteen iemand aan de lijn die alles netjes noteerde en zei dat we bij de prioritaire gevallen behoorden, en dat het hopelijk nog dezelfde avond zou opgelost zijn. Hetzelfde zei de helpdesk van Telenet op Twitter: dat we nog voor vandaag op de planning staan.

Ik ben benieuwd…

Habemus portam!

Oef, ze is er eindelijk: onze nieuwe garagepoort!

Het heeft zo gelijk wat voeten in de aarde gehad… Eind april wilde ik, tegen de zomer, vliegenramen voor de jongens hun kamers – Merels kamer heeft een kantelraam, no go dus – en dan meteen ook de zonneblinden aan Barts bureau laten herstellen en ook de garagepoort vernieuwen. Het ding is 35 jaar oud, er zijn al een paar wieltjes van de geleiders afgebroken, en je ziet duidelijk aan de breuken dat het metaalmoeheid is, reparatie is dus geen optie.

Ik belde naar Antoon De Cock NV, degene die de blinden hebben gestoken, die de ramen hebben gemaakt zodat ze nu ook de vliegenramen konden maken, en die ervoor kunnen zorgen dat de poort bij de rest past.

De volgende dag stond er hier al meteen iemand om op te meten en een offerte op te maken.

Juist.

Die offerte bleef op zich wachten, en ik belde en mailde verschillende keren, maar helaas, blijkbaar was er grote drukte. De offerte kwam uiteindelijk binnen terwijl wij in Frankfurt zaten, begin juli dus. Tot zover de vliegenramen tegen de muggen…

Intussen had de poort trouwens de geest gegeven: er was nóg een wieltje afgebroken en het ding deed het nu dus echt niet meer. De auto kon niet meer binnen, maar vooral: de fietsen konden alleen nog maar buiten via de achterdeur, waar er amper een meter ruimte is tussen de deur en het tuinhuis. Misère dus…

Het was eind juli tegen dat ik die in vakantiemails verzopen offerte opmerkte, maar toen was er uiteraard bouwverlof. En toen was het weer zeer druk. En toen bleek dat er toch opnieuw moest opgemeten worden voordat er een echte, secure offerte kon zijn. En toen moest die bevestigd worden, en doorgemaild, en bijgestuurd worden. En moest de poort besteld worden, en dat bleek toch wel even te duren. En toen bleek de poort niet zomaar geleverd te kunnen worden. En was er nog eens vertraging op de levering.

Enfin, puntje bij paaltje: Sinterklaas bracht ons een pracht van een poort! Het was nog net geen voldragen zwangerschap, maar bon, ze is er. Ze is bijna geruisloos – die oude poort maakte een gigantisch lawaai – en ze werkt. Ze werkt niet alleen met een knop binnen, maar ook met twee afstandsbedieningen – eentje in elke auto – en vooral: ook met een app!

Het zorgt ervoor dat Kobe al aan het Turcqpleintje op zijn app duwt en de poort open is tegen dat hij thuis is, of dat ik Merel zie passeren vanuit de zetel en niet eens hoef recht te staan.

Ja, ik ben fan. Eindelijk! En die muggennetten, die hebben we dan toch tegen de volgende zomer ^^