Verschillende mensen op twitter en Facebook hebben me al gevraagd: “Maar wat is dat toch met die handtekeningen waar jij altijd mee bezig bent?”
Wel, het zijn die fameuze verkavelingsperikelen. Om te kunnen verbouwen, moeten we een verkavelingswijziging hebben. De uitleg rond de verbouwing zelf vind je hier, het verhaal rond de verkavelingsproblemen hier en hier.
Onze verkaveling is nog oud en dus zeer groot: 87 percelen. Ik moet nu van elk van de eigenaars van die percelen een handtekening hebben ter kennisname, dus dat ik hen uitgelegd heb wat wij van plan zijn, en dat zij dus het recht hebben daar bezwaar tegen aan te tekenen. Ik loop met andere woorden van deur tot deur, bel aan, en leg uit wat de bedoeling is.
De meeste mensen kijken me aan alsof ik compleet gestoord ben. De meest voorkomende reactie is dan ook: “Meent ge dat nu echt? Ocharme kind toch! Ja, ze kunnen ne mens nogal pesten met dat soort dingen! Kom hier, dat ik een handtekening zet.”
Gisteren belde ik naar een huiseigenares, wier nummer ik gekregen had van de huurster (ha ja, ge dacht toch niet dat ik zomaar iedereen kon vinden, er zijn nogal wat huurhuizen en appartementsblokken bij), en die dacht dat ik haar voor de zot aan het houden was. Ze dacht écht dat ik een grap met haar wilde uithalen voor een of ander radioprogramma of zo. “Gij zijt bloedserieus, of wa?” Helaas wel dus.
Sommige mensen reageren ook achterdochtig: “Ik teken niets, madam!” Pas als ik hen uitleg dat ik dan een aangetekend schrijven moet sturen, omdat ik écht een handtekening van doen heb, willen ze tekenen. Nadat ik het met handen en voeten en plan en al heb uitgelegd, uiteraard. Gelukkig zie ik er ‘als een vriendelijke, gewone madam’ uit, zodat ze me nog snel vertrouwen. Nog die chance.
De eigenaars die niet hier wonen, of ook niet dichtbij, moet ik dus een aangetekende brief sturen. Ook aan de eigenaars van de twee elektriciteitskoten die in de verkaveling vallen. Ha ja, want zie ne keer dat Imewo vanuit hun elektriekkot bezwaar aantekenen tegen mijn verbouwing, zeg! Maar het zijn percelen, dus moet ik wel. Kafka op zijn best dus.
Het gele huis zijn wij, en dat kleine hoekje is wat we willen bijzetten. De rode percelen hebben getekend, naar de groene moet ik een aangetekend schrijven sturen wegens te ver, of een investeringsmaatschappij of zoiets. De witte moet ik nog te pakken zien te krijgen.
Dus loop ik langs de straat, op handtekeningenjacht. Ik ga overal aanbellen, in de voormiddag, in de namiddag, of ’s avonds. Sommige mensen zijn met vakantie, een dame is opgenomen in een rusthuis, en anderen doen eigenlijk gewoon niet open. Gelukkig zijn de mensen intussen bijzonder behulpzaam: ze kennen me, zien me passeren, en gaan mee bij achterdochtige buren. Of, zoals in het geval van de dame in het rusthuis: de buur belt me zodra hij er leven ziet, want de zoon komt af en toe langs voor de post en zo.
De uren die ik daar al heb ingestoken, ge wilt het niet weten. Maar ik wil die open keuken, dat bureautje voor Bart, de kamer voor Kobe en de tweede badkamer, en dus zit er niks anders op dan langs de straat te lopen bedelen. Naar handtekeningen.
Ik geloof dat ze dit wel eens “first world problems” noemen :o)