Tien.

Nanowrimo, nummer acht (uitleg vind je hier).

Verhaal één, door Anne
Verhaal twee, door Vicky
Verhaal drie, door Jan
Verhaal vier, door mij
Verhaal vijf, door Anne
Verhaal zes, door Vicky
Verhaal zeven, door Jan

En dan nu dus nummer acht, geschreven door mezelf, en aangereikt door Jan in het vorige verhaal.

Tien.

wafels

Helena zou volgende week tien jaar worden. Op zich geen enkel probleem, uiteraard, maarre… Wat doe je in hemelsnaam als feestje voor zo’n kind? Hoe blijf je origineel, en laat je het niet je halve maandbudget kosten?

Een verkleedfeestje thuis had ze al gehad, en, zo gaf ze zelf aan, “Word ik daar stilaan niet een beetje te groot voor, mama?” Zelf was ze komen aanzetten met het idee van een pyamafeestje: al haar vriendinnen zouden dan komen, hun pyama aantrekken en met een luchtmatras op de grond naar een typische meisjesfilm kijken, terwijl ze bakken chips naar binnen werkten, limonade dronken (van cola zouden ze al helemaal niet slapen) en waarschijnlijk de hele buurt bij elkaar zouden giechelen tot een stuk in de nacht. Linda zag het al helemaal voor zich, en vond Helena daar toch nog wat te jong voor. “Als je twaalf wordt, sproet, maar nu nog niet. Trouwens, is Marthe niet zwaar allergisch voor honden en katten? Wat doen we dan met die van ons? Die kunnen de avond zelf nog wel in de keuken zitten, maar ik ben niet van plan het ganse huis minutieus te stofzuigen daarvoor, als ze wil blijven slapen!”

Helena had diep gezucht zoals alleen tienjarige (of toch bijna) meisjes dat kunnen, met haar ogen gedraaid, was mokkend op de bank gaan zitten, maar moest na eventjes nadenken toch toegeven dat dat een probleem ging zijn. Want ja, een feestje zonder haar beste vriendin Marthe, dat kon toch niet. En ze moest toegeven, als Marthe een paar uur kwam spelen, dan had ze op het eind al een halve snotneus en rode ogen, en dan was ze nog niet in de buurt van de beesten geweest.

Linda ging naast haar dochter op de zetel zitten.

“Wat dacht je van… Nee, da’s ook al niet meer origineel zeker?”
“Wat bedoel je, mama?”
“Goh, ik dacht aan de Mc-Donalds en…”

De verontwaardiging kon niet groter zijn.

“Mama!!! Ik ben wel geen kleuter meer hé! Wat denk je wel? Zo’n feestje in de McDonalds heeft Ulrike al gedaan toen ze vijf werd, en Matthis ook toen hij zes werd! Denk je nu echt dat ik dat nog kan doen? Ik word wel tien he!” En met grote passen beende ze de woonkamer uit, naar de keuken.

Linda zuchtte. Dit ging nog leuk worden! Haar dochter leek echt wat teveel op haar om goed te zijn, al vond Pieter dat eigenlijk net de charme van het meisje. Papa kon zijn kleine meid soms moeilijk iets weigeren, en doorgaans was zijn excuus tegenover haar dan, als ze zei dat zij al nee had gezegd: “Maar lief, ze keek precies zoals jij, met precies diezelfde lieve blik waarop ik destijds zo verliefd ben geworden, en dan smelt ik ter plekke. Ja, ik weet dat ze dat maar al te goed beseft en dat ze het erom doet, maar ik kan er echt niet tegenop. Doe jij maar.”

En daar stond ze dan, met alweer de taak om streng te zijn tegen het meisje. Van geen wonder dat Helena, als ze boos was omdat ze iets niet kreeg, altijd uitriep dat papa veel liever was en dat ze hem veel liever zag en dat ze haar mama haatte! Pubermeisjes, ze kon het niemand aanraden. En Helena mocht dan nog net geen tien zijn, puberen kon ze al als de beste. Gelukkig bleven die buien van haar nooit lang duren. Zoals ook nu.

“Mama, moet jij iets hebben om te drinken?” klonk het vanuit de keuken. Helena was blijkbaar al helemaal vergeten dat ze eigenlijk boos was geweest, en had zich een glas melk genomen. Dat was, samen met water, het enige wat ze niet moest vragen, al vermoedde Linda dat ze soms achter haar rug wel al eens een blikje Ice-Tea of een glas cola durfde nemen als niemand het zag.

“Nee, dank je, ik heb hier nog een blikje staan.”
“Oké mamsie”, en vrolijk huppelend kwam Helena terug de kamer binnendansen, nét niet morsend met de melk. Ze installeerde zich naast Linda in de zetel, en ging gewoon verder met het gesprek alsof er niks gebeurd was. En in pubertermen was er wellicht ook helemaal niks gebeurd.

“Ik weet het niet, mama. Zo’n prinsessenfeest zoals Charlotte had, is echt niks voor mij, en voor de speelhal ben ik ook al veel te groot. Maar pannenkoeken vind ik wel nog altijd vreselijk lekker. Of wafels! Oh ja, mama, ga je dan wafels bakken voor ons? Toe, please?” Helena knipperde met haar ogen en keek Linda ‘luifelend’ aan, waardoor die in de lach schoot.
“Ja hoor, meisje, ik haal wel het wafelijzer bij oma. En stop maar met zo te kijken, dat helpt toch niet bij mij. Maar daarmee weten we nog steeds niet wat we gaan doen die dag.”

“Een pretpark?”

“Maar meisje toch! De meeste zijn niet eens meer open in de herfstvakantie, en als ze al open zijn, is het niet te betalen! Ik denk dat alleen Disneyland open is, en dat doe ik echt niet hoor! En daarbij, heb je al eens gedacht hoe het dan zou zijn als het zo’n 8 graden is buiten en de hele dag regent? Gezellig hoor! Dan heb je er ook helemaal niks aan!”

Helena gaf haar gelukkig gelijk, en ging weer nadenken, met zo’n diepe schattige frons in haar voorhoofd.

“En naar de film? Het is vakantie, en er zal wel één of andere toffe film spelen zeker?”

“Hmm. Da’s misschien nog een idee. Maar de Metropolis is een serieus eindje hier vandaan, en papa zal die dag wel weer moeten werken, zodat ik jullie niet allemaal mee kan nemen in de auto. Trouwens, zie je dat zitten, zo in die volle zalen, met al die andere kinderen erbij, en dan dat lawaai en zo?”

Helena sprong recht, midden op de zetel. Haar ogen glinsterden.

“Oh mama, maar ik heb een idee!! Weet je, dat kleine cinemaatje hier een paar straten verderop? We passeren er soms als we naar oma rijden, en ik vind altijd dat het er zo gezellig uitziet, maar ook zo eenzaam! Misschien dat die wel iets leuks spelen in de namiddag! En dan kunnen we er te voet naar toe, en daarna terug naar hier om wafels te eten! En ik ben zeker dat niemand van mijn vriendinnen daar al is geweest, en dan is het helemaal zo origineel en al, en zo lekker ouderwets, en zo …. zo cool!”

Linda dacht na. Waarom eigenlijk ook niet? De Cinema Royal was inderdaad vlakbij, en het was eeuwen geleden dat ze er nog was geweest, van lang voordat Helena geboren was. Het verwonderde haar eigenlijk dat het ding nog lang niet failliet was, of opgekocht en omgezet in appartementen of zoiets. Misschien was het ding wel beschermd als stadszicht of als monument, wie weet. Ze keek Helena aan, stond zonder iets te zeggen recht, ging naar haar PC en tikte iets in in Google. De Royal had blijkbaar geen eigen website – waarom was ze daar niet over verwonderd? – maar ze vond wel een telefoonnummer. Een vriendelijke, vermoeide stem aan de andere kant wist te vertellen dat ze in de namiddag in de vakantie een film gingen spelen van Pippi Langkous.

Helena was meteen wildenthousiast, iets waar Linda eigenlijk niet op had gerekend.

“Maar jawel, mama, die film is zo lekker retro – Linda wist niet eens dat haar dochter het begrip retro kende – dat die weer übercool is! Oh, en dan maken we uitnodigingen in de vorm van Pippi Langkouskaartjes, en doen we de hele dag onnozel!”

Linda moest alweer lachen. Het was toch ongelofelijk hoe snel zo’n kind enthousiast kon zijn. Maar het was meteen afgesproken, het probleem was opgelost, en blijkbaar vonden de zes uitgenodigde vriendinnen het ook een ‘cool’ idee.

De dag zelf was er een mager herfstzonnetje, en dat was prima. Helena was door het dolle heen, en haar vriendinnetjes ook. Linda had hen er nog net van kunnen afhouden om hun haar rost te spuiten en met ijzerdraad omhoog te zetten, maar er waren verschillende meisjes bij die streepjeskousen aanhadden. Haar eigen dochter ook, natuurlijk :-p

Het gegiechel was niet van de lucht. Lawaai dat zeven meisjes van tien kunnen maken zeg! Op weg naar de cinemazaal moest ze hen af en toe wat intomen, maar eigenlijk moest ze vooral lachen met de uitgelatenheid van de meisjes, alsof het een bende jonge hondjes betrof. De voorbijgangers glimlachten allemaal zonder uitzondering om zoveel jong plezier. Alleen dat ene oude dametje dat stond te wachten aan de tram, daar had ze toch even verontschuldigend naar gekeken. De meisjes hadden enthousiast “Hallo, mevrouw” gezegd en gezwaaid, en toen ze de knalroze bebloemde caddy hadden gezien die het dametje bijhad, daarop luidop commentaar op gegeven hoe ‘vetcool’ die wel was. Maar het was alsof de oude vrouw hen niet had gehoord: ze keek niet-begrijpend naar hen, zonder emotie te tonen, met een wazige blik. Daarop hadden de meisjes hun schouders opgehaald, naar elkaar gekeken en tegen hun hoofd getikt, en gewoon verdergefladderd. Linda had zich even gegeneerd gevoeld, maar de anderen die in het wachthokje zaten, glimlachten toch ook, dus zo erg zal het wel niet geweest zijn.

De film zelf was een succes. Buiten hen zat er nauwelijks nog iemand in de oude pluchen zetels, en daardoor konden ze commentaar geven naar hartelust, want de overige kinderen in de zaal deden gewoon mee.

Ook de wafels waren een succes geweest, en al bij al was het een heerlijke middag geworden.

Helena was doodop ‘s avonds, en zij niet alleen. Godzijdank dat zij maar één dochter hadden, en niet zo’n ganse meute! Pieter was op het einde van het feestje thuisgekomen van zijn kantoor, en ze verdacht er hem hard van om met opzet weggevlucht te zijn. Maar ook hij zag meteen de stralende ogen van zijn dochter, en wist dat het een goed feestje was geweest.

En toen hij ‘s avonds haar nog even kwam onderstoppen – een ritueel dat hij al volhield van toen ze een baby was -, zei ze: “Zeg papa, ik vond het wel jammer dat je er niet bij was, maar ik denk dat het vooral toch een meisjesdagje was, en dat jij het toch niet leuk had gevonden. Maar wil je mama nog even bedanken voor me? Want ik vind het moeilijk om haar dat zelf te zeggen, en eigenlijk was het wel ongelofelijk leuk vandaag. Ik denk dat dit mijn beste verjaardag tot nu toe was!”

En na een dikke knuffel draaide ze zich om, en viel bijna onmiddellijk in slaap.

Pieter bleef nog heel even in de deuropening staan, en keek naar zijn kleine meisje, dat eigenlijk toch al niet meer zo klein was intussen.

En met een glimlach sloot hij zachtjes de deur.

Leven als kat en hond?

Veel mensen vragen zich af of een hond en een kat wel kunnen samenleven. Ja hoor, als een van hen een kleintje is tenminste, wanneer ze je samen brengt.

In onderstaand filmpje kan je zien hoe onze oude Catullus (13 jaar en bijzonder potig nog) zich laat verleiden tot een spelletje met Osiris, klein mormel van nog geen zes maanden oud.

Plamuur

De schilders zijn volop bezig in huis: Roland en Dominique. Hij gaf het zelf toe: eigenlijk schilderen zij amper een tiende van hun tijd. De meeste tijd wordt gestoken in afplakken, plamuren, afschuren, bijwerken, vlies plakken, en naadjes opplamuren. En pas dan komen ze aan schilderen toe.

In het onderstaande filmpje zijn ze net klaar met alles te plamuren en te beplakken met een ragfijn vlies. Het ziet er echt wel schitterend uit, vind ik.

Ziek

Ziek zijn is niet wijs. Vooral niet tijdens de vakantie, maar dan hoef ik me tenminste niet schuldig te voelen omdat ik mijn collega’s met mijn leerlingen opzadel, en zelf achterop geraak op het leerplan.

Het is ook niet wijs als je dan in je bed ligt, en ze beneden aan het schuren zijn (schilders, weet u wel) met een behoorlijk lawaaierige machine. Maar niks dat een gezonde dosis genegeer niet kan verhelpen :-p

Het is nog minder wijs als Bart dan ook nog ziek wordt, en je dan samen in bed ligt te zuchten en je slecht te voelen.

Er is maar één goeie kant aan: door het werken van de schilders en de hoop stof die ze produceren, had ik de kinderen al het huis uit gestuurd richting mijn ouders. En dus kunnen Bart en ik in alle rust en stilte (toch op kindergebied) ziek zijn, en moeten we enkel zorg dragen voor onszelf. Niet slecht, niet slecht.

Intussen heb ik alweer gegeten en voel ik me redelijk. Tijd voor wat schoolwerk, want schilderen zit er vandaag niet in.

Ooit.

Ik had het eerder al over Nanowrimo. Intussen zijn we november, en is ons project al begonnen.

Anne had de eer het eerste verhaal te schrijven, en dat vindt u hier.

Verhaal nummer twee staat op het conto van Vicky. Jan schreef deel drie.

Ik heb ingepikt op zijn agent, en die in mijn verhaal geschreven. Maar oordeelt u vooral zelf. Zolang u maar in gedachten houdt dat ik zoiets nog nooit heb geschreven, en dat ik dus wel een beetje krediet van uwentwege verdien. Hoop ik toch :-p

Ooit.

Nathalie betrapte zich plots op dat ze uit het raam zat te staren. Bijna machinaal dronk ze de kop koffie in haar handen leeg, en huiverde toen ze vaststelde dat die intussen helemaal koud was geworden. Ze had er geen idee van hoe lang ze hier al zat, maar aan de koffie te merken, moest het al eventjes geweest zijn.

Peinzend keek ze opnieuw uit het raam, en zag meteen weer de kortgeknipte lavendel. De herinneringen sloegen weer over haar heen als een vloedgolf, en ze slikte.

Het was vorig jaar, rond deze tijd. Ze herinnerde zich nog perfect hoe de werkmannen van de stad bezig waren de bloemperkjes rond de straatbomen winterklaar te maken. De hele zomer had de lavendel uitbundig gebloeid, maar nu werden de struikjes kaalgeschoren, een triest zicht dat meteen de herfst een pak dichter had gebracht.
Ook toen had ze even naar buiten gekeken, en geglimlacht naar een van de mannen. De kat zat al de hele middag op de vensterbank geïntrigeerd toe te kijken hoe ze aan het snoeien waren onder het waterige herfstzonnetje.
Het was precies op dat moment dat ze de politiewagen zag stoppen. Ze herinnerde zich nog dat ze dacht dat er wellicht weer iets gaande was met de oudste zoon van de buren een huis of drie verderop. Met dat jong viel niks aan te vangen: hij zat in een jeugdbende, was al verschillende keren opgepakt voor vandalisme en steaming. Meewarig schudde ze het hoofd, en dronk – ook toen – van haar koffie.

Maar de agent die uitstapte, ging niet naar nummer drieënveertig. Als ze zich niet vergiste, kwam hij naar haar huis toe. Gebiologeerd zag ze hoe hij het hekje opende, en het tuinpad opliep. Pas toen hij belde, schrok ze wakker uit haar trance en ging de deur openen, de koffiekop nog in de hand.

Zijn gezicht zou ze nooit vergeten. Hij stelde zich voor als agent Mattheeuws, en vroeg op bijzonder ernstige toon of zij mevrouw Vandekerckhove was, en of hij even binnen mocht komen. Verbouwereerd liet ze hem binnen, de verwondering duidelijk op haar gezicht te lezen. Er zou toch niks mis zijn? Haar moeder misschien? Nah, dat zou ze al lang gehoord hebben van diens flatgenote. Ma had immers een hele tijd geleden een appartement gekocht in Florida, samen met haar beste vriendin, en ze skypten geregeld.

Haar schoonvader? Die was al een tijdje op de sukkel, sinds hij een jaar of twee geleden gemeen ten val was gekomen met zijn fiets. Officieel was hij intussen volledig hersteld, maar die val had hem op slag tien jaar ouder gemaakt, en een pak strammer en stiller.

Agent Mattheeuws vroeg haar of ze even wilde gaan zitten. Nathalie sloeg haar hand voor haar mond: ze had dit scenario al zo vaak gezien op televisie. Er was iets ergs gebeurd met iemand, daar was ze intussen zeker van. De angst was in haar ogen te lezen, toen ze stamelend vroeg wat er gebeurd was misschien.

De politieman sloeg zijn ogen neer, en zei toen dat er iets was met Mark. Hij was naar een van de lopende werven gegaan om de vorderingen van het passiefhuis op te volgen, en om na te kijken of zijn architectuurtekeningen wel werden gevolgd. Hij stond te overleggen met de werfleider en de eigenaar, toen er plots hard werd geroepen. Geschrokken keken ze alledrie omhoog, en zagen de emmer met cement naar beneden komen. De andere twee hadden nog net op tijd opzij kunnen springen, maar Marks reflexen waren tekort geschoten. Had hij maar zijn veiligheidshelm gedragen, zoals verplicht was. De bouwvakkers hadden onmiddellijk het noodnummer gedraaid en de ziekenwagen liet amper vier minuten op zich wachten, maar toch… Mark was overleden op weg naar het ziekenhuis, ze hadden niks meer voor hem kunnen doen.

Nathalie staarde met open mond naar de agent. De koffiekop was kletterend tegen de parketvloer geslagen en in duizenden stukken uiteengespat, maar dat zou ze pas later merken. Roerloos bleef ze zitten, terwijl ze de arme man aanstaarde. Haar brein ging in stand-bymodus: het was alsof ze niet meer kon denken, niet meer wílde denken. Terwijl Mattheeuws een glas water haalde, begon de waarheid langzaam door te sijpelen. Haar Mark was dood. Dood. Zacht prevelde ze het woord opnieuw en opnieuw, alsof ze de bittere smaak in haar mond wilde proeven.

Pas toen de agent vroeg of er iemand was die ze kon contacteren om bij haar te blijven, keek ze op naar hem. Huilen deed ze nog steeds niet: daarvoor was de schok te groot. Werktuiglijk zei ze de naam van haar schoonouders, maar toen ze zich realiseerde dat die wellicht nog van niks wisten, brak er iets in haar. Ze begon onbedaarlijk te huilen, en begroef haar gezicht in de troostende arm van de hulpeloze agent.

Pas na een kwartier slaagde ze erin de naam van Sofie te zeggen, haar beste vriendin. Ze gaf de agent haar GSM, want zelf kon ze de boodschap niet over haar lippen krijgen. Ze hoorde vanuit de woonkamer hoe hij in de keuken Sofie belde, en hoe hij zachtjes de boodschap overbracht. Toch leek het zo onwerkelijk, zo onwezenlijk. Elk moment kon Mark toch thuiskomen, nee?

Nathalie schudde zichzelf wakker uit haar herinneringen. Zelfs nu, na een jaar, deed het nog steeds bij momenten immens pijn. Nog steeds vond ze dat Mark elk moment kon thuiskomen. Soms zat ze alleen, de kat op schoot, een boek te lezen, en betrapte ze er zichzelf op dat ze eigenlijk op hem wachtte. En die gedachte sneed als een dolk door haar hart, elke keer weer.

Ja, de algemene pijn was verminderd. Of nee, niet verminderd, doffer geworden. Minder acuut. Meer… een gewoonte, een vaste levensgezel. Hoe scherp ze zich het moment dat ze het nieuws hoorde, nog herinnerde, zo vaag waren de dagen nadien. Ze zou voor het geld van de wereld niet meer weten hoe de begrafenis geregeld was geraakt, of wie haar huis schoon hield en haar te eten gaf. Want zelf had ze dat niet gedaan, dat wist ze wel zeker. Ze zag nog vaag het gezicht van Sofie opduiken, of die van haar schoonouders, en blijkbaar ook een of ander vrouwmens van een psychologische dienst of zo. Ook de begrafenis was een wazige plek in haar geheugen, gelukkig maar. Wat ze zich nog wel voor de geest kon halen, was de eindeloze reeks mensen die haar waren komen omarmen, de hand schudden, of haar een zoen gaven. Niet dat ze nog de namen wist, maar wel dat er geen einde aan leek te komen, en dat ze zich als een zombie had gedragen.

Maar het ergste moest nog komen. Dat waren de dagen nadien, toen Sofie weer meer tijd met haar eigen gezin begon door te brengen – niet dat ze haar dat kwalijk nam, wel integendeel – en ook Marks schoonouders naar huis waren. De dagen dat ze alleen was, dat ze de dingen zonder hem moest doen. Ze was opnieuw aan het werk gegaan, en had zich daar bijna fanatiek op gestort. Op die manier moest ze niet nadenken: het computerscherm toonde geen emoties, en de cijfers keken haar niet medelijdend aan. Lunchen deed ze aan haar bureau, of op mooie dagen op haar eentje in het park. Zo moest ze haar collega’s niet onder ogen komen, die haar steevast vroegen of het wel ging. Tsja, wat kon ze daarop antwoorden? Dat het verdomme helemaal niet ging? Dat elke vezel in haar lijf pijn deed zodra ze nog maar aan hem dacht? Dat ze alle foto’s van hem diep in een kast had weggestoken, omdat ze zijn lachende gezicht gewoon niet kon verdragen? Dat ze zichzelf elke avond steevast in slaap huilde, en dat ze zelfs overwoog om hun tweepersoonsbed naar de kringwinkel te brengen en een eenpersoonsbed te halen in de Ikea? Dat ze er zichzelf niet kon toe brengen om zijn kleerkast uit te legen, omdat dat zo onherroepelijk zou zijn, en dat ze dan het gevoel zou hebben dat ze hem verraadde? Dat ze de afwas soms dagenlang liet staan, omdat ze dat vroeger altijd samen deden? Dat ze de telefoontjes van haar schoonouders niet meer beantwoordde, omdat ze dan enkel en alleen nog over hem praatten? Dat ze lange monologen afstak tegen haar kat, zodat ze tenminste nog iemand had om mee te praten zonder dat die medelijden toonde? Want dat wilde ze niet. Niemand kon voelen wat zij voelde. Niemand kon mee lijden met wat zij te lijden had. Niemand kon dat gapende gemis om die ene specifieke persoon voelen. Niemand anders kon weten wat het was om geen Côte D’or-chocolade meer te willen eten, omdat hij elke avond haar liefdevol een stukje was komen brengen, wanneer zij zich al onder een dekentje in de zetel had genesteld. Of hoe het voelde om uitgenodigd te worden op een trouwfeest van zijn vroegere vrienden, en dan enkel haar eigen naam op de envelop te zien staan.

Of hoe pijn het deed om de gesnoeide lavendelstruiken te zien, en hoe mateloos ongevoelig ze het vond dat de gemeentewerkers vrolijk aan het fluiten waren en zichtbaar grapjes stonden te maken.

Traag maakte haar blik zich los van de gehavende struikjes. Ze gaf de kat een streel, draaide zich om en liep naar de keuken. Ze goot het laatste restje koude koffie weg, en stak de kop in de afwasmachine. Het was een ander servies dan dat van vorig jaar: na de gesneuvelde kop had ze alles weggedaan en een nieuw gekocht, eentje dat minder herinneringen opriep.

“En toch”, dacht ze, “toch wordt het ooit nog wel beter. Misschien slaag ik er ooit nog wel in om blij te zijn als ik aan hem terugdenk, en aan de prachtige jaren die ik van hem heb gekregen. En kan ik ooit nog glimlachen wanneer ik zijn foto zie. Ooit.”

Ze zuchtte, en gaf de kat die rond haar benen draaide een kommetje melk.

“En misschien, poes, heel misschien plant ik ooit nog wel zelf lavendel.”

Gestreken mastellen

mastelle

Je eten strijken, ik geef toe, het is niet echt alledaags.

In het Gentse is het nochtans een traditie. Vandaag heb ik bij de bakker gewijde mastellen gekocht, en straks ga ik die strijken. Al moet ik toegeven dat de meeste klanten er daar nog nooit van gehoord hadden, en de ingeweken bakker ook niet. En ik zie u eigenlijk ook al fronsen :-p

Mastellen zijn ronde broodjes, sandwichen met in het midden een putje of zelfs een gaatje. Het deeg zou hetzelfde zijn als bij gewone sandwichen, maar dan wel met veel kaneel in. Bij verschillende bakkers kan je ze het ganse jaar door krijgen, maar de gewijde versie is voor rond 1 november.

Je kan ze uiteraard zo opeten, maar gestreken zijn ze véél lekkerder!

Je snijdt ze doormidden, besmeert ze met boter en bruine suiker, legt de twee helften weer op elkaar, legt ze tussen twee vellen zilverpapier, en zet er een heet strijkijzer op (zonder stoom uiteraard). Je moet ze goed platstrijken, zodat ze heet zijn, krokant, en met gesmolten suiker. Naar smaak gaan ze dan een beetje op naar van die krokante wafels die je in de winter vaak in een winkelstraat kan kopen.

Je eet ze best op als ze nog warm zijn: heerlijk gewoon!

De foto heb ik gepikt bij Smetty, die ze vorig jaar ook heeft klaargemaakt, en waar je nog meer foto’s kan vinden.

Dansen

Af en toe mogen onze jongens de televisie op het kanaal van Studio 100 zetten. Daar zijn bijna non-stop liedjes te horen van de diverse projecten van Studio 100, zoals K3, Mega Mindy, Amika, musicals, Kabouter Plop, etc.

Vooral Kobe is daar grote fan van. Ze staan dan samen te dansen voor het scherm. Wolf kent de kabouterdans min of meer, en Kobe doet dan heel hard zijn best om mee te kunnen. Ik vind het hoe dan ook schattig :-p

Schoonouders

Ik hoor vaak mensen verzuchtend zeggen dat ze alwéér naar de schoonfamilie moeten. Ik snap dat dus niet hé.

Gisteren zijn we uitgebreid gaan eten bij mijn schoonouders. Dat is altijd een bijzonder copieuze, maar vooral ook ongedwongen en gezellige boel.

Zodra we binnenkomen, vliegen de kinderen hun grootouders om de nek, om dan te gaan spelen en op jacht te gaan naar de kaasjes (van die blokjes Apéricube met een druifje op geprikt). Doorgaans word ik dan gesommeerd het haar van Barts nonkel bij te scheren en hem weer toonbaar te maken :-p

Zodra iedereen gearriveerd is (7 volwassenen, twee kinderen) wordt er geaperitiefd: champagne met een keur aan ongelofelijk lekkere hapjes, zoals hammousse, foie gras, verse garnaaltjes enz. Yup, mijn schoonmoeder kan er wat van.

Aan tafel krijgen we steevast voorgerecht, soep, hoofdgerecht, dessert en taart. In niet mis te verstane hoeveelheden, menig restaurant kan er een puntje aan zuigen. Of wat had u gedacht van zalmcarpaccio met warme toost, tomaat-pompoensoep, mosterdgebraad met spruitjes, bloemkool, minikroketjes en beken saus, en als dessert zelfgemaakt roomijs (neem dat room maar letterlijk: 1 liter room, 250 gr suiker, 8 eieren, mixen, invriezen, klaar) met warme chocoladesaus. De taart was er deze keer niet bij, maar dan wel ongelofelijk leuke marsepeinen pompoentjes, kleine cakejes en diverse soorten chocolade en andere snoepjes voor bij de koffie.

Tussenin wordt er rondgelopen, gespeeld met de kinderen, naar de koers gekeken, afgeruimd, gigantisch veel gekletst en gediscussieerd, en wijn gedronken.

Ik kan u verzekeren: ik heb nog nooit verzucht dat ik alweer naar mijn schoonouders moest. En zeker niet als, zoals vandaag, als added bonus, één van de kinderen daar mag blijven slapen voor een nachtje of twee.

Schoonouders: ge hebt er van soorten, maar die van mij krijgt ge niet, ik hou ze lekker zelf!

Halloween

Ik heb altijd al van Halloween gehouden. Niet van het commerciële gedoe met de pompoenen en zo, wel van het idee zelf, en van het verkleed rondlopen. Dit blog heet niet voor niets witch natuurlijk :-p

Dit jaar had ik wilde plannen: vorige week zaterdag was er het Halloweenfeestje hier op het pleintje in de straat, een evenement van de buurtwerking. Ik was van plan om met de kinderen te gaan, en ook zelf verkleed rond te lopen. Helaas, het miezerde en ik was moe en half ziek, en besloot wijselijk binnen te blijven, de gordijnen te sluiten en de haard aan te steken.

Vandaag had ik nog meer plannen, iets waar ik trouwens al lang naar uit keek: een Halloweenfeestje bij vrienden in Antwerpen, iets wat eigenlijk al een traditie was, maar waar ik nog nooit geraakt ben en waar ik de meest wijze verhalen over hoorde.

En toen kwam de dag zelf, en… Ik was vreselijk moe, het regende buiten, Bart wilde niet mee en het was me te ver rijden, zo op mijn eentje. En dus ben ik maar weer thuis gebleven. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik rond negen uur in de zetel in slaap ben gevallen en pas rond half twaalf ben wakker geschoten.

Tot zover mijn Halloween dus. En een ambetant gevoel tegenover mijn vrienden, aan wie ik beloofd had te komen. Oh well…

Schilder

Gisterenmorgen is dus de schilder begonnen. Toen ik rond vier uur even thuis kwam, tussen lesgeven en oudercontact door, was alles minutieus afgeplakt en ingepakt, en waren ze de naden van de gyprocplaten aan het plafond aan het bijplamuren.

Gisteren ben ik helaas vergeten flippen, het was al donker toen ik na het oudercontact thuiskwam.

Vandaag heb ik dan mijn schade ingehaald: ze hebben de volledige plafond en alle muren een laag plamuur gegeven, aangebracht met de spuit. Ik vind het al een hele verandering, het feit dat alles nu monochroom is.

Goh, nog twee weken, en het zou klaar moeten zijn!

Eerst een filmpje van de schilders in actie (het geluid is in het begin nogal hard, maar dat komt na een tiental seconden in orde)

Dan een filmpje van de huidige situatie voor de komende vier dagen. Ik moet wel nog stofzuigen en misschien zelfs dweilen, zodat we alles een beetje proper houden dit weekend.