Voor Gedichtendag geef ik u vandaag een Oudgrieks gedicht, fragment 31 van de onvolprezen dichteres Sappho. Uiteraard geef ik u er ook een vertaling bij, meer dan eentje zelf. Ik heb helaas de naam van de vertalers niet genoteerd, zodat ik u die schuldig moet blijven. EDIT: het tweede is van Paul Claes, mijn favoriet.
φαίνεταί μοι κῆνος ἴσος θέοισιν
ἔμμεν᾽ ὤνηρ, ὄττις ἐνάντιός τοι
ἰσδάνει καὶ πλάσιον ἆδυ φωνεί-
σας ὐπακούει
καὶ γελαίσας ἰμέροεν, τό μ᾽ ἦ μὰν
καρδίαν ἐν στήθεσιν ἐπτόαισεν·
ὠς γὰρ ἔς σ᾽ ἴδω βρόχε᾽, ὤς με φώναι-
σ᾽ οὐδ᾽ ἒν ἔτ᾽ εἴκει,
ἀλλ᾽ ἄκαν μὲν γλῶσσα †ἔαγε†, λέπτον
δ᾽ αὔτικα χρῶι πῦρ ὐπαδεδρόμηκεν,
ὀππάτεσσι δ᾽ οὐδ᾽ ἒν ὄρημμ᾽, ἐπιρρόμ-
βεισι δ᾽ ἄκουαι,
†έκαδε μ᾽ ἴδρως ψῦχρος κακχέεται†, τρόμος δὲ
παῖσαν ἄγρει, χλωροτέρα δὲ ποίας
ἔμμι, τεθνάκην δ᾽ ὀλίγω ᾽πιδεύης
φαίνομ᾽ ἔμ᾽ αὔται·
ἀλλὰ πὰν τόλματον ἐπεὶ…
Gelukzalig schijnt hij me te zijn,
die man die tegenover jou gezeten
naar je zoete stem mag luisteren
dicht bij je lippen
en naar het lieve klateren van je lach;
maak ik dat mee, dan bonst heftig mijn hart,
je zelfs maar een ogenblik aan te kijken
doet mijn adem al stokken
en verlamt mijn tong, en ineens stroomt
een tintelend vuur door mijn leden
en mijn ogen staren verblind in de nacht,
ik kan niet meer horen of zien,
ben nat van het zweet en mijn leden trillen,
mijn gezicht wordt bleek als jong gras,
het is mij alsof ik doodga,
alsof waanzin mij aangrijpt.
***
Gelukkig als de goden lijkt
mij de man die vlak
tegenover jou zit en luistert
naar je mooie stem
en lieve lach zodat plots
mijn hart in mijn borst bonst
zodra ik naar je kijk
stokt mijn stem
mijn tong is gebroken
een licht vuur loopt door
mijn huid ik zie niets meer
mijn oren suizen
zweet stroomt van mij af
een beven bevangt mij
ik ben geler dan gras
het lijkt alsof ik dood ga
maar alles is te dragen
als…
(en als ik niet te lui was, dan las ik het voor voor u, en nam ik dat op. Tsja.)