Romeo + Julia in de Gentse opera

Ik ga al graag ne keer mee met de Cultuurcel van de school , maar er moet wel plaats zijn: de leerlingen krijgen logischerwijs voorrang, en ik zit niet in de organisatie. Ik had me ook opgegeven voor het ballet “Romeo + Julia” in de opera, maar helaas, dat was in een mum van tijd volzet.

En toen kreeg ik vanavond, iets voor zeven, telefoon: dat één van de leerlingen niet kon maar dat eigenlijk niet had doorgegeven, dat ze daar al waren voor de voorbespreking, en of ik geen zin had om alsnog af te komen. Euh… Ik twijfelde even want ik had echt nog dingen te doen tegen morgen – procrastination is a bitch – maar ging alsnog akkoord. Ik at snel iets, had geen tijd meer om me echt om te kleden, en sprong in de auto, zodat ik tien voor acht de trappen richting derde balkon – nog net niet het uilenkot – kon beklimmen.

Ik heb het me niet beklaagd: wat een prachtige voorstelling! Ik snapte  er geen knijt van – de voorbespreking had een en ander duidelijk gemaakt, dat het een sfeerbeeld was en geen verhaal, hoorde ik achteraf – maar ik genoot: een ongelofelijk mooie esthetiek, pràchtige zwarte kostuums voor zowel mannen als vrouwen, bewegingen die ik nog niet eerder in een ballet had gezien… Ik had er geen moment spijt van.

Voor de schoolwebsite schreef ik het volgende:

“Beeld je in: je droomt ‘s nachts van Shakespeares onsterfelijke verhaal Romeo en Julia en Prokofjevs magistrale balletmuziek erbij. Al snel slaat die droom om in een nachtmerrie, als een raadselachtige onthulling van het onderbewuste. In Romeo + Julia herinterpreteert de Spaanse choreograaf Marcos Morau de beroemde tragedie die verankerd is in ons collectieve geheugen. Hij laat de traditionele verhaallijn los en transformeert ze tot een associatief visioen. Romeo + Julia speelt zich af in een duistere wereld, waarin geweld zo alomtegenwoordig is dat de totale vernietiging onafwendbaar lijkt.

Morau creëert een verbluffend visueel universum met zijn kenmerkende poëtische muzikaliteit en haarfijn gechoreografeerde bewegingstaal. Hiervoor laat hij zich inspireren door de partituur van Sergej Prokofjev waarin op meesterlijke wijze de sensuele lyriek een onheilspellende ondertoon gegeven wordt. Prokofjev creëerde met zijn toonzetting van het Shakespeare-drama een van de indrukwekkendste balletten van de 20e eeuw.

Bovenstaande tekst lokte een 25 leerlingen van 4,5 en 6 om een avondje door te brengen in onze prachtige Gentse opera. We zaten dan misschien wel helemaal boven, maar dat stoorde eigenlijk niet, want ik vermoed dat we daardoor de adembenemende choreografie nog meer konden bewonderen omdat we een schitterend overzicht hadden. En die choreografie, die was inderdaad zo indrukwekkend als de tekst en de voorafgaande inleiding ons deden hopen. Veel verhaal zat er effectief niet in, des te meer drama en duisternis. Bij momenten deden de bewegingen aan marionetten of vroege robots denken, op andere momenten leek het wel of je naar een grote zwerm spreeuwen zat te kijken die allemaal op het perfecte moment zwenken of met een fractie van een seconde verschil een beweging nabootsten. Dat geheel werd nog onderstreept door de magnifieke, sombere en barokke kostumering: ook de mannen droegen zwarte rokken, gewaden of quasi alles verhullende ensembles.

Het geheel liet ons quasi sprakeloos achter, en dat was niet alleen omdat het daarboven in de zaal puffend warm was. De moeite waard, jawel.”

Dagje Brussel en vooral de Bozar

Toen ik las dat er in de Bozar een tentoonstelling kwam van Berlinde De Bruycker, vroeg ik meteen aan Bart om een dagje in de krokusvakantie uit te blokken voor me. Wat de lieverd ook prompt deed. Hij reserveerde zelfs tickets.

Kwart voor elf zaten we in de auto – de trein is even duur, en of we nu parking hier of parking ginder betalen, blijft gelijk, en het is gewoon veel makkelijker en comfortabeler voor de rug – en een uurtje later liepen we in de zon. We gingen iets eten in de Brussels Grill waar ik al eerder was met Gwen, en waarvan ik wist dat er een gezellig vuur brandde in het midden van de gelagzaal. Bart nam een steak, ik had genoeg met acht gefrituurde scampi met wat sla erbij. Serieus, die dingen lagen zelfs nog op mijn maag… En nee, geen behoefte om het bijhorende broodje op te eten.

Nog wat later liepen we als volleerde toeristen over de Grote Markt, waar ik dankzij de labcaches enkele Latijnse spreuken en zelfs een lupa opmerkte. Nooit eerder gezien!

Nu we er toch waren en er nog wat tijd over was, liepen we het Broodhuys binnen, het imposante gebouw tegenover het stadhuis. Met onze Museumpassen hoefden we toch niet te betalen.

We liepen verder onder de stralende zon, doorheen de Koninginne- en Koningsgalerij,

om uit te komen aan de Bozar en daar eerst nog een koffietje op een terrasje te drinken. Ik had geen goeie rugdag en wilde echt eerst even zitten.

En toen was er dus Berlinde. In 2015 hadden we de tentoonstelling in het S.M.A.K. meermaals bezocht, een keertje zelfs in het bijzijn van de kunstenares, en ik was daar behoorlijk van onder de indruk.

Heel groot is deze tentoonstelling niet. Haar paard hing er, net zoals enkele andere bekende werken. Ik zag een pracht van een veulen op een groot stuk marmer, en ik keek ademloos naar de Archangelo. Er waren enkele bomen en ook enkele nieuwere stukken waarin ze roestig metaal verwerkt.

En toen was het op. De rug deed gemeen pijn, ik kon niet meer. Slenteren, zoals je standaard doet in een museum, is dodelijk, ondanks het stoeltje dat ik mee had. Zelfs als ik had gewild, dan kon ik toch niet meer geocachen…

Bon, kwart na drie zaten we in de auto, kwart na vier lag ik plat in de zetel te bekomen.

Ne mens moet er wat voor over hebben, maar ik heb ervan genoten.

Leesclub: “Tout le bleu du ciel” van Mélissa Da Costa

Dinsdagmiddag sprak een collega me aan: in welk lokaal de leesclub straks doorging? Ik viel uit de lucht: de datum van de leesclub, die ik nota bene zelf had vastgelegd, was me compleet ontgaan. Goed bezig, Rombaut!

Gelukkig had ik geen andere verplichtingen, zodat die leesclub wel gewoon kon doorgaan. We waren met niet veel: de 650 bladzijden waren toch wat te veel voor de meesten. Ik schrijf zelf nog wel eens een bespreking, maar schreef er het volgende over voor de website van de school:

“We wisten dat het een uitdaging ging zijn, dit boek van 650 bladzijden in het Frans en blijkbaar rond de 800 in het Nederlands, maar hadden er uiteindelijk toch voor gekozen. Dat bleek voor de meesten toch een beetje een zelfoverschatting, tussen alle andere verplichte schoollectuur door.

Enkele leerlingen hadden dus afgehaakt, eentje had net de laatste vijftig pagina’s niet meer kunnen lezen, een ander zat halfweg, eentje nog maar aan 100 pagina’s en één iemand moest er eigenlijk nog aan beginnen maar vond het niet erg om erbij te zijn en te luisteren wat wij ervan vonden. De enigen die het helemaal gelezen hadden, waren de twee aanwezige leerkrachten, mevrouw Vermeire en mevrouw Rombaut. Mevrouw De Clercq had het ook uitgelezen, vond het prachtig, maar had helaas andere verplichtingen.

Bij de bespreking namen de leerkrachten dan ook het voortouw en vatten de plot nog even samen, met een duidelijke spoilerwaarschuwing die hier niet nodig is. Het verhaal gaat over Emile, een jonge gast van 26 die de diagnose krijgt van jong-Alzheimer, waardoor hij weet dat hij langzaam zijn geheugen en dus ook zichzelf zal verliezen, en waarbij hij nog maximaal twee jaar te leven heeft voordat ook zijn lichaam het opgeeft. Hij weigert als proefkonijn in de steriele omgeving van een ziekenhuis te sterven, koopt een camper, zet een advertentie voor een reisgezel in de krant en ontvlucht zijn familie. Hij krijgt het gezelschap van de bijzonder zwijgzame Joanne, een jonge vrouw die duidelijk zelf de nodige trauma’s met zich meedraagt. In het begin loopt dat stroef en dat merk je ook aan het boek: het begin is traag en bij momenten moeilijk om verder te lezen, iets wat ook de leerlingen meegaven.

In de loop van het verhaal komt er een verstandhouding tussen Emile en Joanne, krijg je via flashbacks zowel het verleden van Emile als Joanne te weten, en begin je beter en beter te begrijpen waarom ze zijn wie ze zijn en waarom ze soms vreemde reacties hebben. Wanneer Emile een aanval krijgt en in het ziekenhuis verzeilt, waarbij de autoriteiten niet anders kunnen dan zijn ouders waarschuwen, vluchten ze weg uit het ziekenhuis en besluit Joanne om met Emile te trouwen, zodat zij als zijn echtgenote alle verantwoordelijkheid over hem krijgt. Het wordt een formaliteit, maar met de nodige impact op hen beiden.

Zo kabbelt het verhaal verder en wordt Joanne steeds zelfzekerder, terwijl Emile wegzakt in zijn verleden.

De leerlingen vonden het boek te lang en te traag: het mocht gerust met de helft ingekort worden. De leerkrachten waren het daar niet mee eens: bepaalde passages konden misschien korter, maar het is net het trage dat zorgt voor de sfeer, het emotionele waar het boek op drijft. Het is wel duidelijk dat Da Costa weet waarover ze schrijft, wellicht heeft ze zelf deze vroegtijdige dementie meegemaakt. Het zorgt voor enkele bijzonder pakkende momenten, het is een boek waarbij je het echt niet droogt houdt.

Dat verschil in mening werd ook duidelijk bij de vraag of je het boek zou aanraden: de leerlingen zouden dat niet aan leeftijdsgenoten aanraden, maar wellicht wel aan volwassenen, maar ook dan enkel als dat geoefende lezers zijn. Dit aantal bladzijden lees je niet zomaar even tussendoor. De leerkrachten volgden hen hierin: het boek is een aanrader, maar dan enkel voor wie echt van lezen houdt of daar graag de tijd voor neemt. En nee, niet meteen aan jongeren, wellicht heb je de nodige maturiteit nodig om een boek als dit ten volle te smaken.

Maar hadden de leerlingen spijt dat ze het (bijna) gelezen hadden? Nee, dat niet.

Als volgende boek kozen we een non-fictiewerk, en behoorlijk wat korter: Just Kids van Patti Smith: “In Just Kids, Patti Smith’s first book of prose, the legendary American artist offers a never-before-seen glimpse of her remarkable relationship with photographer Robert Mapplethorpe in the epochal days of New York City and the Chelsea Hotel in the late sixties and seventies. An honest and moving story of youth and friendship, Smith brings the same unique, lyrical quality to Just Kids as she has to the rest of her formidable body of work–from her influential 1975 album Horses to her visual art and poetry.

Met een goeie 250 pagina’s is dit net iets haalbaarder, dachten we. Daarvoor komen we graag samen op dinsdag 25 maart, de week voor de GWP’s, om 15.30 uur in lokaal 1.23.  Ook nu zijn niet alleen leerlingen en leerkrachten, maar ook oud-leerlingen, ouders, grootouders, broers en zussen meer dan welkom.

Hopelijk tot dan!”

Lezing: “Disability and Healing in Greek and Roman myth”

Ik pik al graag eens een lezing mee van het Nederlands Klassiek Verbond (NKV), de rug was haalbaar, en een lezing duurt maar een uurtje, dus dit moest wel kunnen.

Ik reed vanavond dus richting Ledeberg om er te luisteren naar professor Christian Laes over handicaps en genezing in de Griekse en Romeinse mythologie, iets waar hij op vraag van Cambridge University, waar hij ook werkt, een boekje over geschreven heeft.

Laes is een uitstekend verteller, dat wist ik al, en ik werd ook nu niet ontgoocheld: een uur lang grasduinde hij in allerlei teksten naar voorbeelden van handicaps in de goden- en heldenwereld, niet alleen bij de Grieken en Romeinen, maar ook in diverse andere panthea, zoals dat van de Hindoes of de Noorse mythologie.

Wat ik eruit onthou, is het volgende:

1. Grieken en Romeinen hadden geen apart woord voor handicap, of voor homoseksualiteit. Het was simpelweg geen definiërend probleem. Wanneer je een handicap had, maakte je dat eenvoudigweg niet geschikt voor bepaalde dingen en handelingen, maar dan wel voor andere. Er was dan ook geen aparte behandeling voor hen. Ja, het leven zal wellicht wel een pak moeilijker en lastiger geweest zijn, maar het was niet iets dat je apart zette tegenover anderen, bv. blind zijn was even definiërend als vrouw zijn, of bejaard zijn. Het was een onderdeel van wie je was.

2. Goden zijn misschien wel onsterfelijk, maar daarom niet onkwetsbaar. Hephaistos wordt door zijn moeder – of vader, al naargelang de versie – van de Olympos gegooid omdat hij een bult heeft en krijgt daardoor ook nog een beperking aan zijn voeten. Dat kan niet genezen worden, omdat dat ook in realiteit niet kan. Een blinde kan eventueel wel weer zien in de mythologie, maar niet als zijn ogen helemaal ontbreken. Een afgehakte arm zal niet terug aangroeien, maar een pijlwonde kan wel genezen. In sommige mythes en op sommige afbeelding heeft Hephaistos effectief een beperking, in andere verhalen komt het helemaal niet aan bod en is het dus geen issue. Het beperkt hem niet in wie hij is en wat hij kan.

3. Leerlingen vragen wel eens, als goden onsterfelijk zijn, wat er dan gebeurt als hun hoofd wordt afgehakt. Euh, simpel: dat gebeurt niet in de mythologie. Die vraag wordt niet gesteld omdat ze niet kan beantwoord worden en dus wordt ze ook gemeden. Hetzelfde geldt voor een afgehakte ledemaat en dergelijke. In andere mythologieën, zoals in het Hindoeïsme, is er wel sprake van een kunsthand die dan even goed werkt als de natuurlijke hand. Ja, er kan dus een ledemaat verloren gaan, maar dan is er een alternatief.

Ik voeg hier voor mezelf enkele afbeeldingen toe zodat ik ze later kan terugvinden voor het geval dat ik hier nog iets mee wil doen of dat er een onderzoekscompetentie over gemaakt wordt.

Blij dat ik geweest ben, want toch wel enkele nieuwe inzichten verkregen. En blij toen ik weer in mijn zetel lag, want damn, dat zijn toch slechte stoelen…

“Orfeus” van Koen De Graeve met de Flat Earth Society

Redelijk op het onverwacht – ze waren me vergeten te verwittigen – stond ik dus vanavond in Brugge. Bart was zo ontzettend lief geweest om me naar het station te brengen en me dan ook in het holst van de nacht weer op te halen: ik wist dat de treinreis, de wandeling en de voorstelling zelf eigenlijk te veel van het goede gingen zijn voor mijn rug, en als ik had geweten, had ik het etentje met Gwen gisteren verzet. Maar bon, het is me gelukt, al was ik Bart bijzonder dankbaar dat ik niet zelf nog naar huis hoefde te rijden: hij zat achter het stuur, en dat zegt wel iets.

Maar bon, het was een zeer aangename avond, al heb ik nog steeds iets van “What the fuck was dat, zeg???” Voor de schoolwebsite schreef ik er het volgende verslag over:

“Op dinsdag 04 februari tekende een hele groep leerlingen uit vier, vijf en zes vrijwillig present in het Sint-Pietersstation: samen trokken ze richting Brugge voor de voorstelling Orfeus/Lazarus. Mijnheer Uyttenhove, geboren Bruggenaar, nam tijdens de twintig minuten durende wandeling doorheen het centrum van Brugge richting de Stadsschouwburg de gelegenheid te baat om hier en daar een weetje ten berde te brengen, zoals bv. over de ondergrondse bierpijpleiding van de stadsbrouwerij, of het feit dat het Belfort stilaan de toren van Pisa achterna gaat. Bij die laatste stop op de Grote Markt gaf ook mevrouw Rombaut een korte samenvatting van het verhaal van Orfeus en Eurydice, wat achteraf geen luxe bleek te zijn.

Want die voorstelling, die ging wel degelijk over Orfeus die al drieduizend jaar na elkaar probeert zijn geliefde Eurydice uit de onderwereld te halen. Alleen was dat verhaal alles behalve rechtlijnig, wel integendeel: ondersteund door een uitstekende Flat Earth Society ontbindt Koen De Graeve al zijn duivels in een meedogenloze woordenstroom. Tweeënhalf uur lang word je als publiek omvergeblazen door iets wat het midden houdt tussen stream of consciousness en verbaal expressionisme: De Graeve stort zijn gedachten over je uit in een mengeling van Nederlands, Frans, Engels, Duits en Aalsters, met af en toe zelfs Latijn en Oudgrieks. Dat hij bij momenten niet te verstaan is, maakt zelfs niet uit: het gaat om de klanken, het effect, de sfeer. Dat is ook de reden, vermoeden we, dat er in de voorstelling geen pauze is: je kan dit niet zomaar onderbreken. Al onderbreekt De Graeve vooral ook zichzelf: zijn gedachten springen alle kanten uit, het verhaal gaat van papa Zeus en Orfeus naar Koen die Sint speelt voor zijn kinderen tot filosofische overpeinzingen over het Γνωθι σεαυτον – Gnothi seauton, ken jezelf – van Socrates. Dit is het om in het hoofd te zitten van iemand met ADHD: hij maant zichzelf dan ook voortdurend aan tot focussen.

Wanneer je de zaal verlaat, heb je dan ook het gevoel dat je net bent omvergereden door een aanstormende sneltrein, waarvan je wist dat die op je afkwam en waar je naartoe zat te kijken als een konijn naar een set koplampen. Sommige leerlingen vonden er niks aan: te lang, te saai, te luid. Maar anderen, waaronder ook de leraars, vonden het eigenlijk best wel een goed stuk, wanneer je er even hebt van kunnen bekomen.

Voor dat laatste deed de wandeling terug richting station wonderen, net zoals de treinreis: om half twaalf stonden we terug in Gent, een aparte ervaring rijker.”