Na boek 1 nam ik ook boek 2 ter hand, en dat gaf uiteraard meer van hetzelfde, maar, naar mijn mening toch, een beter verhaal. Dr. Watson, de ik-persoon in het verhaal, moet namelijk minder uitleg geven over de Lovecraftiaanse achtergrond of over hoe hij en Holmes vrienden zijn geworden.
Het verhaal begint eigenlijk wanneer Holmes en Watson bij een patiënt van Bedlam, het lokale gekkenhuis, worden gehaald omdat die niet meer weet wie hij is en vooral ook een taal spreekt die niemand lijkt te kennen… tenzij je Lovecraft kent natuurlijk. Ze ontdekken dat hij een van de twee wetenschappers is die een expeditie op de Miskatonic River hebben gehouden, op zoek naar wezens uit het Necronomicon. En dan gaat de bal aan het rollen natuurlijk.
Een groot deel van het boek wordt in beslag genomen door het dagboek van een van beide wetenschappers, maar dat stoort helemaal niet. Het leuke is hier dat het boek toch wel behoorlijk vol Cthulhu mythos zit, compleet met een nightgaunt, een ghoul, een shoggoth en meer van dat fraais. En natuurlijk blijft het een Sherlock Holmes-verhaal…
Opnieuw: licht, leuk als tussendoortje, maar je moet wel boek één gelezen hebben of je snapt er niks van.