Lectuur: “Bottle Demon” (Eric Carter #6) van Stephen Blackmoore

Soms is dit soort fantasy zo vlot geschreven en zo logisch in elkaar gezet, dat je er de meest onwaarschijnlijke plot twists gewoon bij neemt.

Eric Carter, necromancer van dienst, was namelijk dood. Morsdood. Koning van de Azteekse onderwereld, zelfs, en daar was hij eigenlijk best tevreden mee. Alleen bleek hij nog nodig op de wereld, en dus was er iemand die erin slaagde hem terug te halen, jawel.

Hij heeft met de  nodige tegenstanders af te rekenen, waaronder de in de titel vermelde flessengeest die al langer mee speelt in de verhalen, maar nu wel helemaal een dramatische invloed krijgt op Carters leven, en eigenlijk zelfs op meer dan dat. Tsja, af en toe moet een held de wereld redden, toch?

Maar al bij al blijft dit zeer aangename snelle lectuur: niet voor de meerwaardezoeker, wel voor wie graag hedendaagse pulpy fantasy leest. Als een trein, dan nog.

Lectuur: “Ghost Money” (Eric Carter #5) van Stephen Blackmoore

In dit fijne vervolg van de reeks heeft necromancer Eric Carter nu duizenden, zo niet miljoenen doden op zijn conto door de gigantische vuurstorm die LA heeft geteisterd door zijn toedoen. Jammer genoeg zijn daardoor ook de barrières tussen de wereld van de levenden en die van de doden verzwakt, zodat er veel meer geesten zich manifesteren, en dat kan niet anders dan fout gaan.

Carter is dus het joske dat alles mag oplossen, de strijd aanbinden met Chinese triades, omgaan met een verleden dat hem blijft achtervolgen en een loodzwaar schuldgevoel met zich meetorsen. Tsja. Dat gebeurt nu eenmaal als je necromancer bent, toch?

Opnieuw geen hoogstaande maar zeer vermakelijke lectuur met een wel zeer duister kantje. Het hoofdpersonage is niet zozeer sarcastisch als wel cynisch en de auteur heeft wel een gitzwarte kijk op de mensheid, maar dat mag de pret niet drukken.

Op naar de volgende!

Lectuur: “Tout le bleu du ciel” van Mélissa Da Costa

Dit boek was er eentje dat we, nogal overmoedig, hadden afgesproken met de leesclub. Overmoedig, want ja, 600+ bladzijden, en dat was te merken ook. Enkele collega’s hadden het boek wel gelezen maar konden helaas niet op de afspraak zijn. En van de leerlingen waren de meesten nog niet tot het einde geraakt, wat ik wel snap, ja.

Ik had het er hier al eerder over, bij de bespreking van de leesclub.

Ik heb hem in het Frans gelezen, ja, en ik was meermaals blij dat ik hem op de Kindle kon lezen, want daar heb je die fantastische woordenboekfunctie, die ik regelmatig nodig had. Het boek is namelijk in hedendaags, informeel Frans geschreven en die spreektaal, die heb ik eigenlijk niet altijd onder de knie. Dat nam niet weg dat ik hartstochtelijk genoten heb van het boek.

Het verhaal gaat over Emile, een jonge gast van 26 die de diagnose krijgt van jong-Alzheimer, waardoor hij weet dat hij langzaam zijn geheugen en dus ook zichzelf zal verliezen, en waarbij hij nog maximaal twee jaar te leven heeft voordat ook zijn lichaam het opgeeft. Hij weigert als proefkonijn in de steriele omgeving van een ziekenhuis te sterven, koopt een camper, zet een advertentie voor een reisgezel in de krant en ontvlucht zijn familie. Hij krijgt het gezelschap van de bijzonder zwijgzame Joanne, een jonge vrouw die duidelijk zelf de nodige trauma’s met zich meedraagt. In het begin loopt dat stroef en dat merk je ook aan het boek: het begin is traag en bij momenten moeilijk om verder te lezen.

In de loop van het verhaal komt er een verstandhouding tussen Emile en Joanne, krijg je via flashbacks zowel het verleden van Emile als Joanne te weten, en begin je beter en beter te begrijpen waarom ze zijn wie ze zijn en waarom ze soms vreemde reacties hebben. Wanneer Emile een aanval krijgt en in het ziekenhuis verzeilt, waarbij de autoriteiten niet anders kunnen dan zijn ouders waarschuwen, vluchten ze weg uit het ziekenhuis en besluit Joanne om met Emile te trouwen, zodat zij als zijn echtgenote alle verantwoordelijkheid over hem krijgt. Het wordt een formaliteit, maar met de nodige impact op hen beiden.

Zo kabbelt het verhaal verder en wordt Joanne steeds zelfzekerder, terwijl Emile wegzakt in zijn verleden.

Het einde – dat ik  u hier niet verklap wegens spoilers en al – had ik van ver zien aankomen, maar dat neemt niet weg dat ik alsnog tranen met tuiten heb gehuild, meermaals eigenlijk.

Ik weet niet wat Da Costa zelf heeft meegemaakt, maar ofwel heeft ze haar research rond jong-Alzheimer heel grondig aangepakt, ofwel heeft ze zelf iemand in haar onmiddellijke omgeving op die manier zien aftakelen. Chapeau voor de serene en toch onomwonden manier waarop ze het onderwerp aanpakt: ook al heb ik meermaals moeten huilen, dat kwam niet omdat ze het melodramatisch maakt, wel integendeel: ze pakt het wegdeemsteren van Emile op een zeer afstandelijke manier aan, en ik vermoed dat net dat bij mij extra emotie losweekte.

Een aanrader? Zeer zeker. Maar besef wel dat je aan een stevige klepper begint, 650 bladzijden in het Frans, rond de 800 in het Nederlands.

Lectuur: “Wat ons nog rest” van Aline Sax

Ik zit wat achter met de besprekingen van mijn lectuur, dus je krijgt even wel wat boeken voorgeschoteld.

Dit jeugdboek is er eentje dat ik moest lezen voor de Kleine Cervantes, de jeugdboekenwedstrijd van Stad Gent. Het was niet te krijgen in digitale versie en dus kocht ik het ergens tweedehands maar duidelijk nog ongelezen, met harde kaft want met zachte kaft bestaat het (nog) niet. En nee, daar heb ik geen spijt van: het is een uitstekend boek, en ook Merel – die leest mee – vond dat en heeft het meteen in haar eigen boekenkast gezet.

Het verhaal is nochtans behoorlijk stevig: we volgen een meisje van 17 in het door de oorlog verscheurde en verwoeste Berlijn van 1945. Ze zit samen met haar moeder en broertje en een hele reeks buren in de kelder van haar appartementsblok te wachten op het einde van de oorlog, wanneer ze niet meer op gevaar van eigen leven water moet halen, of wanneer er eindelijk weer voldoende eten zal zijn. En wanneer er ook geen Russen meer zullen zijn die haar als weerloze prooi zien.

Zoals Merel het stelde: het is vreemd om plots ook de Duitsers als slachtoffer te zien, om te realiseren dat ook het Duitse volk meegesleurd is in een oorlog die ze niet wilden. Het is een hard, schokkend verhaal dat eigenlijk niet bedoeld is, vonden wij in de leesjury, voor jongeren van 12 jaar. Het is overigens wel zeer vlot geschreven, in een typografie die doet denken aan een lang gedicht, met korte zinnen en zeer tekenende beelden.

Een aanrader? Welzeker, maar misschien toch niet voor twaalfjarigen.

Lectuur: “Fire Season” (Eric Carter #3) van Stephen Blackmoore

Aangezien ik me behoorlijk had geamuseerd met de eerste drie boeken, las ik gewoon verder in deze pulpy reeks over een hedendaagse necromancer in Los Angeles.

Bij deze wordt redelijk ver van de realiteit afgeweken, in die zin dat Eric Carter tegen zijn wil in een gigantische ramp veroorzaakt in LA, waardoor duizenden, zo niet miljoenen mensen omkomen in een gigantische brand die ganse wijken van LA verwoest en een groot deel onbewoonbaar maakt wegens een toxische wolk. Het vreemde is, dat dit niet eens overdreven lijkt: Blackmoore doet het helemaal logisch klinken, en als je echt in het verhaal zit, snap je ook perfect waarom, en kan je accepteren dat Azteekse goden zoals Quetzalcoatl een actieve rol spelen.

Om maar te zeggen: dit mag dan pulp zijn, het zit goed in elkaar, het is vlot geschreven en het is behoorlijk meeslepend. En Carter mag dan een eikel zijn met een zeer laakbare moraal en een enorm dodental op zijn conto, je blijft hem wel sympathiek vinden.

Ik lees met veel plezier verder.

Lectuur: “Duizend en ik” van Yorick Goldewijk

Nope.

Dit boek is een van de genomineerden voor de Kleine Cervantes, de Gentse jeugdboekenjury. Normaal gezien ben ik bijzonder fan van alles wat science fiction en fantasy is, maar dan moet het wel goed geschreven zijn. Dat was hier dus niet het geval. De premisse is nochtans niet slecht: Acht staat elke dag op en volgt elke dag exact dezelfde routine, net zoals enkele duizenden andere meisjes die er exact uitzien zoals zij, om dan een trein te nemen, een hele dag zinloze vragen te beantwoorden, terug te keren naar haar kleine appartementje en op het verplichte uur te gaan slapen. Totdat ze zich ervan bewust wordt dat ze misschien toch anders is. Dat ze zich vragen begint te stellen, en dat ze vooral ook een Ander ziet. Een Ander die ook anders is…

Ik had al vrij vroeg door hoe de vork aan de steel zat, gewoon door het type vragen dat Acht moet beantwoorden, maar dat ga ik hier nu even niet uitleggen want dan geef je gewoon meteen de plot weg.

Maar laat me zeggen dat, nu ja, het eigenlijk geen goed boek is, dat het veel te oppervlakkig blijft, dat het in dit thema veel diepere vragen had kunnen stellen, dat het zich had kunnen focussen op een existentieel probleem.

We hebben het intussen al in groep besproken, en zowat iedereen was dezelfde mening toegedaan: niet goed uitgewerkt, niet bijzonder goed geschreven… Geen kanshebber om de wedstrijd te winnen dus, wat ons betreft.

 

Lectuur: “Cassandra” van Christa Wolf

Deze was me aangeraden in het kader van een of andere lezing, vermoed ik. Het Duits zag ik even niet zitten, ik ben dan maar voor de vertaling gegaan, en lag het nu daaraan? Ik weet het niet, maar het boek kon me niet echt bekoren. Ik vond het niet meeslepend, ik kon me niet echt verplaatsen in het boek, en op het moment dat ik deze bespreking schrijf, twee maanden na de lectuur, kan ik me eigenlijk zelfs niet meer voor de geest halen waarover het precies ging en hoe het in elkaar zat. En dat zegt al veel, vind ik.

Het verhaal van Cassandra is uiteraard gekend: de dochter van de koning van Troje krijgt de gave van de profetie, maar niemand gelooft haar ooit. Ze weet dat Troje zal vallen, en iedereen lacht haar weg. Ze weet hoe Agamemnon zal sterven, en ze doet zelfs de moeite niet meer om daar iemand voor te waarschuwen. Of misschien wil ze dat ook niet?

Het boek begint met Cassandra die in een wagen zit, met haar toegewijde dienares en haar twee kinderen, op weg van de kust naar de burcht in Mykene, de stad van Agamemnon die haar heeft meegenomen als slavin.

In die wagen denkt ze terug aan haar kindertijd als geliefde dochter van haar vader, de ruzies met haar moeder, de oorlog en de positie van de vrouwen daar, de vreemde rituelen in de bossen buiten de stad, de goden die aanbeden worden…

Het is misschien omdat ik het verhaal toch redelijk goed ken, dat dit boek me niet wist te raken? Of wordt de figuur van Cassandra iets te afstandelijk geschilderd? Geen idee. Pas op, ik vond het niet slecht, maar niet wat ik ervan verwacht had. Tsja. Ander en beter.

Leesclub: “Tout le bleu du ciel” van Mélissa Da Costa

Dinsdagmiddag sprak een collega me aan: in welk lokaal de leesclub straks doorging? Ik viel uit de lucht: de datum van de leesclub, die ik nota bene zelf had vastgelegd, was me compleet ontgaan. Goed bezig, Rombaut!

Gelukkig had ik geen andere verplichtingen, zodat die leesclub wel gewoon kon doorgaan. We waren met niet veel: de 650 bladzijden waren toch wat te veel voor de meesten. Ik schrijf zelf nog wel eens een bespreking, maar schreef er het volgende over voor de website van de school:

“We wisten dat het een uitdaging ging zijn, dit boek van 650 bladzijden in het Frans en blijkbaar rond de 800 in het Nederlands, maar hadden er uiteindelijk toch voor gekozen. Dat bleek voor de meesten toch een beetje een zelfoverschatting, tussen alle andere verplichte schoollectuur door.

Enkele leerlingen hadden dus afgehaakt, eentje had net de laatste vijftig pagina’s niet meer kunnen lezen, een ander zat halfweg, eentje nog maar aan 100 pagina’s en één iemand moest er eigenlijk nog aan beginnen maar vond het niet erg om erbij te zijn en te luisteren wat wij ervan vonden. De enigen die het helemaal gelezen hadden, waren de twee aanwezige leerkrachten, mevrouw Vermeire en mevrouw Rombaut. Mevrouw De Clercq had het ook uitgelezen, vond het prachtig, maar had helaas andere verplichtingen.

Bij de bespreking namen de leerkrachten dan ook het voortouw en vatten de plot nog even samen, met een duidelijke spoilerwaarschuwing die hier niet nodig is. Het verhaal gaat over Emile, een jonge gast van 26 die de diagnose krijgt van jong-Alzheimer, waardoor hij weet dat hij langzaam zijn geheugen en dus ook zichzelf zal verliezen, en waarbij hij nog maximaal twee jaar te leven heeft voordat ook zijn lichaam het opgeeft. Hij weigert als proefkonijn in de steriele omgeving van een ziekenhuis te sterven, koopt een camper, zet een advertentie voor een reisgezel in de krant en ontvlucht zijn familie. Hij krijgt het gezelschap van de bijzonder zwijgzame Joanne, een jonge vrouw die duidelijk zelf de nodige trauma’s met zich meedraagt. In het begin loopt dat stroef en dat merk je ook aan het boek: het begin is traag en bij momenten moeilijk om verder te lezen, iets wat ook de leerlingen meegaven.

In de loop van het verhaal komt er een verstandhouding tussen Emile en Joanne, krijg je via flashbacks zowel het verleden van Emile als Joanne te weten, en begin je beter en beter te begrijpen waarom ze zijn wie ze zijn en waarom ze soms vreemde reacties hebben. Wanneer Emile een aanval krijgt en in het ziekenhuis verzeilt, waarbij de autoriteiten niet anders kunnen dan zijn ouders waarschuwen, vluchten ze weg uit het ziekenhuis en besluit Joanne om met Emile te trouwen, zodat zij als zijn echtgenote alle verantwoordelijkheid over hem krijgt. Het wordt een formaliteit, maar met de nodige impact op hen beiden.

Zo kabbelt het verhaal verder en wordt Joanne steeds zelfzekerder, terwijl Emile wegzakt in zijn verleden.

De leerlingen vonden het boek te lang en te traag: het mocht gerust met de helft ingekort worden. De leerkrachten waren het daar niet mee eens: bepaalde passages konden misschien korter, maar het is net het trage dat zorgt voor de sfeer, het emotionele waar het boek op drijft. Het is wel duidelijk dat Da Costa weet waarover ze schrijft, wellicht heeft ze zelf deze vroegtijdige dementie meegemaakt. Het zorgt voor enkele bijzonder pakkende momenten, het is een boek waarbij je het echt niet droogt houdt.

Dat verschil in mening werd ook duidelijk bij de vraag of je het boek zou aanraden: de leerlingen zouden dat niet aan leeftijdsgenoten aanraden, maar wellicht wel aan volwassenen, maar ook dan enkel als dat geoefende lezers zijn. Dit aantal bladzijden lees je niet zomaar even tussendoor. De leerkrachten volgden hen hierin: het boek is een aanrader, maar dan enkel voor wie echt van lezen houdt of daar graag de tijd voor neemt. En nee, niet meteen aan jongeren, wellicht heb je de nodige maturiteit nodig om een boek als dit ten volle te smaken.

Maar hadden de leerlingen spijt dat ze het (bijna) gelezen hadden? Nee, dat niet.

Als volgende boek kozen we een non-fictiewerk, en behoorlijk wat korter: Just Kids van Patti Smith: “In Just Kids, Patti Smith’s first book of prose, the legendary American artist offers a never-before-seen glimpse of her remarkable relationship with photographer Robert Mapplethorpe in the epochal days of New York City and the Chelsea Hotel in the late sixties and seventies. An honest and moving story of youth and friendship, Smith brings the same unique, lyrical quality to Just Kids as she has to the rest of her formidable body of work–from her influential 1975 album Horses to her visual art and poetry.

Met een goeie 250 pagina’s is dit net iets haalbaarder, dachten we. Daarvoor komen we graag samen op dinsdag 25 maart, de week voor de GWP’s, om 15.30 uur in lokaal 1.23.  Ook nu zijn niet alleen leerlingen en leerkrachten, maar ook oud-leerlingen, ouders, grootouders, broers en zussen meer dan welkom.

Hopelijk tot dan!”

Frans

Frans is nooit mijn lievelingsvak geweest, en dat is een understatement: ik was er notoir slecht in. De grammatica was geen probleem, ik was de enige die daar altijd alle punten op scoorde en me daarmee de woede van de rest van de klas op de hals haalde, want ik bewees dat het kon. Tsja, altijd al een grammar nazi geweest, zeker?

Maar die woordenschat, en dat le/la, serieus… Nee, ik deed het niet graag.

Maar intussen heb ik al meermaals vastgesteld dat mijn humanioraopleiding blijkbaar toch zijn vruchten heeft afgeworpen: ik kan dus veel beter Frans dan ik eigenlijk dacht, ik kan me perfect redden in behoorlijke volzinnen, met uiteraard frequente foutjes, maar hey, mijn Frans is beter dan de gemiddelde Parisien zijn Nederlands, toch?

Wat dus ook gigantisch helpt, is het lezen in het Frans. Voor mijn collega’s Frans is dat een open deur intrappen natuurlijk: zij beweren dat continu, maar krijgen daarmee niet noodzakelijk hun leerlingen ook aan het lezen. Het probleem is bij mij het vinden van de juiste boeken. Voor de leesclub hebben we nu Tout le bleu du ciel gelezen, en dat is hedendaags Frans. Bij Camus is dat net iets ouder, en bij Le Passe-Miroir was dat in passé simple en zo.

Ik zoek dus nog goeie fantasy in het Frans, zoals Le Paris des Merveilles  of voornoemde Le Passe-Miroir. Geraard had me nu ook Le Bureau des Affaires Occultes aangeraden, en die neem ik dan wel ter hand na de Alkibiades.

Maar mocht iemand toevallig van die romantische niemendalletjes hebben, vooral dan zelfs nog romantacy in het Frans, op een zeer eenvoudig niveau voor Merel, dan hoor ik het graag. Ze wil graag ook in het Frans beginnen lezen, maar ik zou niet weten waar te beginnen. In het Engels leest ze op hoog niveau, maar nu dus nog Frans… Niveau derde-vierde middelbaar.

Suggesties welkom!

Lectuur: “Hungry Ghosts” (Eric Carter #3) en “Broken Souls” (Eric Carter #2) van Stephen Blackmoore

Altijd interessant om eerst het derde boek te lezen, en dan pas het tweede, toch? Ik had dus niet goed gekeken en miste inderdaad precies wat details. Maar ik was nu toch bezig – ik zat eigenlijk al halfweg voordat het me echt begon op te vallen dat er iets niet klopte – en heb dan maar eerst voorgelezen. Ik heb daarna dan maar meteen de nummer twee gelezen, Broken Souls.

In Dead Things had Blackmoore al vrij degelijk de wereld geschapen waarin necromancer Eric Carter moet functioneren – als je het dat al kan noemen, met meteen al een toevoeging van een stevige dosis plot.

In dit tweede en derde deel gaat de auteur daar naadloos op verder, terwijl hij meer en meer details vrijgeeft van de wereld en de eigenschappen van zijn hoofdpersonage. Toch is er naast die vrij aanwezige overkoepelende plot – Carter is intussen tegen wil en dank getrouwd met Santa Muerte en daardoor deels heerser over Mictlan, de dodenwereld van de Azteken – ook een plot die netjes opgebouwd en afgewerkt wordt binnen het tweede boek. In boek drie neemt die hoofdplot de overhand en gaat Carter ook effectief naar de dodenwereld om er af te rekenen met Mictlantecuhtli. Het is fijn om zien hoe de auteur de Azteekse godenwereld heeft verwerkt in zijn boeken. Goden zijn duidelijk ook kwetsbaar en kan je zelfs doden, al is het maar de vraag of ze dan ook dood blijven.

Door die insteek is de wereld van Blackmoore behoorlijk origineel te noemen: het is al een sinistere kijk op de dingen door de ogen van een bijzonder cynische necromancer, met vooral veel gitzwarte humor, maar het is ook nog eens anders dan anders. De schrijfstijl is dan wel weer een doorslagje van Jim Butcher, maar het is maar de vraag of dit dan zo erg is.

In elk geval heb ik me er al goed mee geamuseerd, met deze boeken, en lees ik de reeks met veel plezier verder.