Lectuur: Le Fantôme du Vicaire (Le Bureau des affaires occultes #2 ) van Éric Fouassier

Na deel 1 had ik gezegd dat ik zeker ook verder wilde lezen, maar dan wel eerst wat lichtere dingen, want dit leest niet zo vlot, maar wel zeer aangenaam.

Ik bedoel maar, dit is de korte inhoud die je zowat overal vindt:

Valentin Verne, inspecteur en charge du Bureau des Affaires Occultes, doit résoudre une nouvelle affaire : un médium aurait recours au spiritisme et à de mystérieux pouvoirs extralucides pour ramener à la vie de la fille de Ferdinand d’Orval, un noble très fortuné. Tables tournantes, étranges apparitions, incarnations inexplicables… Mystification ou réalité?

Des bas-fonds parisiens aux salons de la haute société, des espions de Vidocq aux troublants mystères du spiritisme, l’auteur nous entraîne dans un polar crépusculaire et addictif.

En ja, het boek zelf is dus ook zo. Inspecteur Verne krijgt een nieuwe zaak voorgeschoteld, eentje over een zeer dubieus medium die vooral geld aan het aftroggelen is van naïeve zielen. Wanneer daar ook doden bij vallen en er nog nieuwe slachtoffers dreigen, komt Verne tussen. Alleen… hij is zelf ook nog volop bezig met zijn eigen zaak, en dan meer bepaald het zoeken van zijn misbruiker, de Vicaris. Wanneer die op een bepaald moment de rollen omdraait en zelf berichten begint te sturen naar Valentin om hem in de val te lokken, kan die niet anders dan daarop ingaan. En dan gaat het mis natuurlijk…

Het blijft hetzelfde heerlijke Frans, in een heerlijk tijdskader: ik heb het nu eenmaal voor kostuumdrama’s. Het enige waar ik me aan ergerde, was het feit dat Fouassier zo blijft hameren op het onvermogen van Verne om een relatie aan te gaan. Ja, uiteraard speelt dat een rol, maar op den duur wordt het wat drammerig, we weten het ondertussen wel.

Er zijn momenteel overigens 5 boeken in de reeks: ik ga ze zeker verder lezen. Maar nu eerst nog wat fantasy en wat klassiekers en zo. En lichtere dingen.

Lectuur: “Met jou is het anders” van Hanne Eerdekens

Nee, dit is niet het soort boek dat ik normaal gezien zou lezen, maar dit was er eentje voor de Kleine Cervantes, en meer bepaald het boek dat we zelf ook nog in de kijker moesten zetten.

Uiteindelijk heeft dit boek ook de wedstrijd gewonnen, en best wel terecht, al had onze school Jona op de eerste plaats gezet. Maar dit is wel een fijne, ja.

Het gaat over Nolan, een jongen in zijn laatste jaar in een Britse middelbare school, wiens moeder jongdementie heeft, wiens vader dan maar twee jobs doet en die zelf voor zijn kleine zusje zorgt. Gelukkig vindt hij afleiding en populariteit in de basketploeg van de school. En in het laatste jaar doet die ploeg altijd een dare, een uitdaging. Nolan doet daarom mee aan de talentenwedstrijd van de school als Britney Spears, en in een ingeving richt hij zich daarbij tot Louis, een gay jongen die hij eigenlijk niet eens kent. Maar zijn optreden is gefilmd, het wordt gezien als een coming out en plots krijgt hij een interviewaanvraag in een heel bekende talk show, waar hij maar liefst 5000 pond voor krijgt. Vijfduizend pond, waarmee hij een verpleegster voor zijn moeder kan inschakelen, zijn zusje eindelijk nieuwe kleurpotloden kan geven én zelf het inschrijvingsgeld kan betalen voor de universiteit. En dat terwijl hij niet eens homo is…

Hij gaat erop in en slaagt er zelfs in Louis willens nillens hem te laten coachen voor dat interview. Maar dan begint alles een eigen leven te leiden…

Ja, het boek is vlot geschreven, perfect op zijn doelgroep, best grappig en sarcastisch bij momenten, maar ook heel gevoelig. Een thema als homoseksualiteit, LGBTQ+, coming out is niet altijd even makkelijk om niet in sentimentaliteit of prekerigheid te vervallen, maar Eerdekens slaagt er wonderwel in om alles heel natuurlijk, heel open te houden. Je leeft je automatisch in in de personages en op geen enkel moment wordt het echt cringe.

Een aanrader? Zeker, toch voor tieners en voor wie van jeugdliteratuur houdt. Alleen die boekomslag, daar hadden ze toch wel wat anders voor kunnen kiezen…

Oh, en als uitsmijter de trailer die collega Thomas Vandenbroucke gemaakt heeft voor de wedstrijd.

Lectuur: “Just Kids” van Patti Smith

Na de talloze bladzijden van “Tout le bleu du ciel” hadden we deze keer in de leesclub van school geopteerd voor een iets minder dik, non-fiction boek, zijnde “Just kids” van de gekende artieste en zangeres Patti Smith.

Niet alle leerlingen kenden haar, en ook niet iedereen kende fotograaf Robert Mapplethorpe. Toch is dit het knap neergeschreven relaas van hun stormachtige relatie, hun wel en wee in de jaren 60 en vooral ook de jaren 70, hun opkomst in de kunstwereld en hun verblijf in het mythische Chelsea Hotel.

Smith vertelt in een vrij afstandelijke stijl hoe ze als jong meisje naar New York trekt, vol met ambitie en dromen, zonder geld op zak. Ze weet op straat te overleven tot ze een job vindt en ergens een minuscuul plekje om te wonen. En ze ontmoet Robert Mapplethorpe, met wie ze uiteindelijk een relatie krijgt en met wie ze vooral een leven en een levensvisie zal delen. Ze komt bijna per ongeluk terecht in de meest uiteenlopende artistieke kringen, vol bekende namen en locaties, maar blijft volhardend haar eigen artistieke pad volgen. Ze is een visueel artieste, die beeld en poëzie combineert en daar uiteindelijk ook een dikke snuif muziek aan toevoegt, maar dat komt weinig aan bod. Ze zet niet zichzelf in de bloemetjes, maar beschrijft vooral de New-Yorkse scene om haar heen, het leven in het beruchte Chelsea Hotel, en doorheen dat alles haar leven met Robert, ook wanneer de fysieke relatie tussen hen al lang afgelopen is en Mapplethorpe zijn duisterder homoseksuele kanten verkent.

Het boek was vooral een eye-opener: niemand wist echt veel over die fameuze jaren zestig en zeventig, en het boek kwam dan ook vaak als een verrassing over. Een aangename verrassing, gelukkig maar. Niet iedereen was even enthousiast, maar niemand was echt negatief over het boek, de meesten hadden het graag gelezen. Wat ook hielp, zijn de talloze foto’s doorheen het boek, die momenten vastleggen waarnaar Smith verwijst. Het leest als een roman, en soms moet je jezelf eraan herinneren dat dit een waargebeurd verhaal is, geen fictie.

Wat we er vooral van onthouden, is de diepe relatie tussen Smith en Mapplethorpe, de innige vriendschap, het volledige vertrouwen, zelfs wanneer ze uit elkaar groeien en deels uit elkaars leven verdwijnen, zoals dat gaat. Iedereen drukte de hoop uit om ooit een dergelijke vriendschap te kunnen meemaken.

Lectuur: “Defiant (Skyward #4)” van Brandon Sanderson

Dit is het vierde boek in de reeks Skyward van Sanderson, een young adult science fiction reeks, maar geen hardcore, gewoon goed geschreven verhalen. Deze gaat naadloos verder op de vorige, maar was nog niet uit toen ik die gelezen had. Het duurde dus wel even voor ik er weer inkwam.

Spensa, het jonge hoofdpersonage, heeft haar avontuur in de Nowhere overleefd, maar voelt zich bij haar terugkeer nogal uitgesloten: het leven van de anderen ging verder, ook zonder haar. En hoe zit het met haar relatie? Leeft die nog?

Intussen heeft de Superiority niet stilgezeten en is de leider, Winzik, vast van plan alle mensen uit te roeien. Ja, ook hier is er dus een red-de-wereld-verhaaltje, zoals dat hoort. Alleen kan Spensa pas die moed opbrengen wanneer ze door krijgt dat ze misschien wel alles moet opofferen daarvoor, dat ze niet puur egoïstisch mag handelen maar haar vrienden, haar wereld voorop moet stellen.

Uiteraard kan Sanderson vertellen – ik ben een echte Sanderson fan, maar dat wist u wellicht al – en ook hier gebruikt hij het aloude verhaaltje van de held die tot inkeer en inzicht moet komen vooraleer hij het Kwade kan overwinnen. Maar Sanderson doet dat gewoon goed, elke keer weer, en de wereld zit zo knap in elkaar dat het fijn blijft om te lezen.

Bedankt, mister Sanderson.

Lectuur: “The Color Purple” van Alice Walker

Na al die hoogdravende lectuur vond ik het tijd om nog eens een klassieker uit de BBC-lijst te lezen. Man, was me dat een cultuurschok qua taal!

Vanuit het barokke Nederlands en Frans belandde ik prompt in gesproken Afro-Amerikaans Engels, met zeer weinig syntaxis, kromme grammatica en een beperkte woordenschat. Ik had het er in het begin dan ook wel wat moeilijk mee, ja. Maar al heel snel word je meegesleept in het verhaal en is het ook overduidelijk dat de vreemde, beperkte taal functioneel is, dat het een statement is waar het hoofdpersonage het ook zelf over heeft.

Celie, een arme, laaggeschoolde zwarte vrouw in Georgia, vertelt haar levensverhaal in een serie brieven, eerst aan God, daarna aan haar zus Nettie. Ze begint wanneer ze 14 is, misbruikt wordt door haar vader en haar twee kinderen van hem moet afstaan. Later wordt ze verkocht aan haar echtgenoot die haar al even genadeloos verkracht. Haar situatie is uitzichtloos, de enige die ze vertrouwt is haar zus Nettie, maar die is verhuisd en schrijft geen brieven, ondanks de belofte dat ze dat wel zal doen. Celie geeft niet op en blijft schrijven. Achteraf zal blijken dat Nettie wel degelijk terug schreef, maar dat Celies echtgenoot de brieven gewoon achterhield. Uit jaloezie? Uit rancune? Of gewoon omdat hij dat kon? Hij heeft niet bepaald een hoge dunk van zijn vrouw: “Who you think you is? You can’t curse nobody. Look at you. You black, you poor, you ugly, you a woman. Goddam, he say, you nothing at all.”

Maar Celie bouwt beetje bij beetje een eigenwaarde op, vooral dankzij haar vriendin en minnares Shug, die een succesvolle zangeres is. Ze slaagt erin om een iets beter leven voor zichzelf op te bouwen, maar eigenlijk blijft het uitzichtloos.

Walkers verhaal grijpt je bij de keel. De miserie, de uitzichtloosheid, het brutale geweld, de passiviteit waarmee de vrouwen dat ondergaan, de vanzelfsprekendheid waarmee de meisjes op hun veertiende zwanger worden – door eigen seksuele driften of verkrachting -, het harde bestaan, de armoede…

Het staat gigantisch ver van mijn bed, en toch word je erin meegesleept. Je kijkt doorheen het taalgebruik naar de emoties, maar ook het emotieloze van de personages. Ik was er eventjes niet goed van, en het bleef ook heel erg lang nazinderen. Het is niet voor gevoelige zieltjes, maar wel zeer realistisch. En ja, je snapt meteen waarom Walker voor dit boek de Pulitzerprijs kreeg.

Wow.

 

Lectuur: Le Bureau des affaires occultes (Le Bureau des affaires occultes #1 ) van Éric Fouassier

In het kader van “Het mag al eens wat lastiger Frans zijn, toch?” ben ik in deze gedoken, geschreven in 2021 maar zich afspelend in Parijs in 1830.

Het verhaal draait rond Valentin Verne, een jonge, zeer knappe, charismatische maar zeer afstandelijke, kille en bij momenten ook zeer wrede inspecteur, die van de Zedenpolitie overgeplaatst is naar de Sureté om daar een bizarre reeks moorden op te lossen. Parijs is sowieso een kruitvat met brandende lont na de revolutie van 1830, en dit soort seriemoorden kan de situatie alleen maar verergeren. Tegelijk krijgen we het verhaal van een jong gastje, dat opgesloten wordt gehouden door een sinister persoon, de Vicaire, in een donkere vochtige kelder en daar regelmatig misbruikt wordt. Uiteraard zullen de twee verhalen samenkomen, maar hoe, wanneer en waarom?

Fouassier schrijft een prachtig, bijwijlen barok proza met heerlijke beschrijvingen en subtiele nuances. Dat maakt de lectuur natuurlijk niet makkelijk, maar gelukkig is er de woordenboekfunctie op de Kindle, die ervoor zorgt dat ik maar op een woord te tikken heb om er de uitleg – in het Frans, uiteraard – van te krijgen. Nee, dit is geen hedendaags gesproken Frans, zoals in Tout le bleu du ciel, dit is duidelijk literair Frans, maar dan wel om duimen en vingers bij af te likken. Mooi, goed geschreven, een intrigerend hoofdpersonage, een knappe plot waarvan je de subtiliteiten maar halfweg het boek ziet opdoemen, enfin, een policier van eenzame hoogte, vond ik.

Ja, ik ga zeker het vervolg lezen, maar eerst wellicht iets dat wat minder zwaar valt, want zowel de psychologie – je leest per slot van rekening over kindermisbruik en trauma en zo – als de schrijfstijl nopen niet meteen tot lichte lectuur.

Lectuur: “Alkibiades” van Ilja Leonard Pfeijffer

Wat. Een. Boek.

Wat een monster van een boek. Wat een pracht van een boek. Wat een immense opgave…

Je ziet, mijn mening is verdeeld, maar ik ben ongelofelijk blij dat ik het gelezen heb, want het is echt een heerlijk beest van een boek. Ik ben natuurlijk ook bevoordeeld én bevooroordeeld als classica, want heel veel van de door Pfeijffer gebruikte termen en terminologieën kende ik al, natuurlijk, en las ik vlotjes over. Maar het leven van Alkibiades, nee, dat kende ik niet. Ja, ik wist dat hij een strateeg was van Athene, dat hij op een bepaald moment verbannen werd, dat hij gelieerd was met Socrates, maar verder? Geschiedenis is nooit mijn sterkste punt geweest, ik ben een taalkundige in hart en nieren. En daar werd ik dan ook op mijn wenken bediend tot ik er een indigestie van had. Want Pfeijffer, zelf een classicus, schuwt de immens barokke en ellenlange periodes, zoals het Latijn en het Grieks die gebruiken, aan geen kanten, wel integendeel. Ik weet van mezelf dat ik ook al eens een lange zin durf schrijven met meerdere bijzinnen, tussenzinnen en dat ik fan ben van het gedachtestreepje, maar wat deze auteur er soms van maakt…

Ik heb een paar passages die me daarbij opvielen, aangeduid, en ik geef ze hier even weer. Enfin, ik zeg passage, maar het gaat telkens om één lange zin.

Hoewel ik mij ervan bewust ben dat het gedeelde bevel over deze missie, waartoe jullie mij vijf dagen geleden waardig hebben bevonden, mij in hoge mate tot eer strekt en mij een unieke gelegenheid biedt mijn carrière te bekronen met een ongekende triomf en geschiedenis te schrijven, gebiedt de eerlijkheid mij jullie erop te wijzen dat het niet vanzelfsprekend is dat een beslissing met monumentale consequenties die in een opwelling is genomen, getuigt van evenwichtig en raisonnabel beleid. (Alkibiades die de volksvergadering toespreekt; Boek IV  De verovering van de wereld)

Of een andere, nog langere zin:

Mannen van Athene, alleen al vanwege het feit dat ik jullie niet schrijf terwijl ik gezeten ben op een met kransen versierde troon in Syracuse of Carthago, dat ik op dit moment niet aan het hoofd van een onoverwinnelijk leger langs de oases van Libië trek of door de vette graaslanden van Italië en dat ik geen overwinningstrofee heb opgesteld bij de Zuilen van Herakles, maar dat ik hier in het boerengehucht Melissa in de binnenlanden van Phrygië het verstrijken van de tijd tracht te bespoedigen door mij mijn verleden zo haastig mogelijk te heugen in de hoop dat ik vervolgens eindelijk kan doen wat nodig is om Athene te redden, zal het duidelijk zijn dat de blinkende en schitterende verwachtingen waarmee de majestueuze Atheense vloot is uitgevaren naar Sicilië niet zijn waargemaakt en er is nauwelijks een pijnlijker contrast denkbaar dan tussen het vlootvertoon op die dag tijdens de zomerzonnewende in dat jaar waarin wij blaakten van onoverwinnelijkheid en de triomfantelijke arrogantie waarmee de Spartaanse vloot onlangs op de zestiende dag van de maand Mounychion als overwinnaar de verlaten haven van Peiraieus is binnengevaren om Athene in te nemen. (Boek IV  De verovering van de wereld)

En dan deze, uit een andere toespraak, in Sparta deze keer:

“Majesteit, excellenties, mannen van Sparta,” zei ik, “nadat ik mijn erkentelijkheid heb uitgesproken voor deze gelegenheid om mijn daden en motieven voor jullie te verantwoorden en de reden van mijn komst naar Sparta ten overstaan van jullie toe te lichten, nadat ik jullie er hopelijk ten overvloede aan heb herinnerd dat ik de toewijding van mijn familie aan het honoraire consulaat van Sparta in Athene hernieuwde glans heb gegeven en dat ik mij uit hoofde van die eervolle verantwoordelijkheid onvermoeibaar en naar het beste van mijn vermogens heb ingespannen voor het lot van jullie landgenoten die na de catastrofe van Pylos en Sphakteria in Atheense gevangenschap verkeerden en nadat ik uit respect voor dit gremium en uit de wens tegemoet te komen aan urgentere zorgen die op dit moment bij jullie leven voorbij ben gegaan aan het feit dat jullie het ondanks mijn ijver en inzet voor jullie zaak verkozen hebben te onderhandelen met mijn politieke tegenstander Nikias, de zoon van Nikeratos, in plaats van met mij, wil ik in eerste instantie ingaan op de kwestie die, naar ik vermoed, in jullie oordeel over mij jullie voornaamste reden tot terughoudendheid vormt en in een poging om jullie bedenkingen weg te nemen uiteenzetten op welke wijze mijn vroegere democratische gezindheid en mijn loyaliteit aan Athene hebben plaatsgemaakt voor animositeit en rancune jegens de stad die ik voorheen heb trachten te dienen en voor het late maar definitieve inzicht dat democratie als staatsvorm op termijn niet levensvatbaar is.” (Boek V Zwarte soep)

Maar ook zijn woordenschat is van een eenzame hoogte. Ik bedoel maar, begrijpt iemand zonder iets van uitgebreider vocabularium een zin zoals deze?

Ik wilde het aristocratische prerogatief van een hippische triomf met al zijn connotaties van tirannieke aspiraties ombuigen, hervormen en moderniseren tot een overwinning van het Atheense volk. (Alkibiades die nadenkt over het feest dat hij in Athene wil geven na zijn overwinning in de paardenraces in Olympia; Boek IV  De verovering van de wereld)

En dan zijn barokke woordkeuze: zijn oprakelen van archaïsche adjectieven, zijn bezigen van aan het Latijn en Grieks ontleende substantieven, zijn opduikelen van de prachtigste nuancerende werkwoorden… Ik werd verliefd op zijn taal, ik wou dat ik weg kon komen met een boek in die stijl.

Een voorbeeld van een beschrijving:

Op het zinderende middaguur, waarop ver weg in Griekeland argeloos wegdommelende herders en reizigers worden besprongen door Pan en satyrs nimfen belagen, was het een noodzaak verkoeling te zoeken in de satijnen kussens van de met purper linnen en witte vitrages beschaduwde prieeltjes op de handmatig met dauw besprenkelde gazons aan de rand van waterpartijen met vrijpostig opspuitende fonteinen onder het verhullende bladerdak van Tissaphernes’ vreemd geurende bomen, terwijl de dwingende zon brutaal door het lover gluurde en dubbelzinnig fonkelde tussen de lissen in de vijver, en hoewel de eunuchen ons een bries toewuifden met waaiers van struisvogelveren, was het heet in Sardis tijdens die zomer. (Boek VIII De sloop van de muur van verraad)

Daarnaast schrijft Pfeijffer ook diepzinnige, filosofische passages die je toch even aan het denken zetten. Die over de democratie vs. oligarchie vs. tirannie kon ik niet meteen terugvinden, maar deze vond ik ook de moeite:

Als het waar is wat Sokrates mij ooit heeft gezegd, dat de woorden van onze taal op een natuurlijke manier correct zijn, dat onze voorouders op een doordachte manier de werkelijkheid hebben beschreven toen zij de namen aan de dingen koppelden en dat zij objecten en begrippen imiteerden met klanken en lettergrepen, zoals een schilder een gezicht nabootst met verf, lijnen en kleuren – en ik zou de moed niet kunnen opbrengen om aan het gelijk van Sokrates te twijfelen, hoewel dit betekent dat ik zou moeten aannemen dat het Grieks superieur is aan het Perzisch ofwel dat dezelfde werkelijkheid door de voorouders van de Perzen even correct is weergegeven met woord voor woord totaal andere lettergrepen en totaal andere klanken -, dan gaat er een diepere waarheid verscholen achter het feit dat wij Grieken naar emoties verwijzen met een woord dat wij tevens gebruiken voor aandoeningen en dat met zijn etymologische wortels is vergroeid met de noodgedwongen passiviteit waarmee wij kwalen en ongemakken ondergaan. Hoewel wij van nature geneigd zijn om onze gevoelens als een diepzinniger en waarachtiger deel van onszelf te beschouwen dan onze analytische gedachten en hoewel vele van de beslissingen die wij nemen, waaronder juist met nadruk ook die beslissingen die verregaande gevolgen hebben, door ons genomen worden onder de bedwelmende invloed van irrationele sentimenten, verschaft de taal ons een welkom excuus om onszelf als willoos slachtoffer van onze emoties te beschouwen en de oorzaak ervan tezamen met de verantwoordelijkheid ervoor af te schuiven op externe factoren. (Boek IX de tiran van Athene)

Ach, ik kan nog honderden andere passages uit dit magistrale boek aanduiden, maar dan blijf ik bezig.

Want hoe zit het nu met het verhaal zelf? Wel, Pfeijffer heeft er uitdrukkelijk zaak van gemaakt bij elk hoofdstuk uitgebreid zijn bronnen te vermelden: het is een historische roman, zoveel is zeker. Dat Alkibiades zo’n bizar, rijk en gevuld leven heeft geleid, is bijna niet te geloven. Hij schrijft dit boek als een verantwoording tegenover het Atheense volk voor zijn daden, terwijl hij ver buiten Griekenland in een klein gehucht wacht tot hij in ere hersteld wordt. Hij was strateeg in Athene, neemt het bevel over de vloot, wordt verbannen, mag terugkomen, wordt nog eens verbannen, verzeilt in Sparta waar hij een affaire heeft met de koningin, wordt de steun, toeverlaat en seksuele partner van een Perzisch satraap, verzeilt in nog zevenendertig andere oorden en situaties, en overleeft dit nog allemaal, tot hij op een wel zeer stomme manier de dood vindt.

Zijn leven is buitengewoon. Het verhaal is buitengewoon. Het hele boek is buitengewoon.

Ja, het is een immense opgave om het te lezen, zowel door de inhoud, de stijl als de lengte. Ik heb het dan ook in twee keer gedaan, met enkele hersenloze boeken tussenin. Maar is het een aanrader? Ja. Volmondig ja. Voor de doorgewinterde lezer die niet terugdeinst voor een beetje uitdaging. Maar zeker en vast.

Lectuur: “Cult Classic” (Eric Carter #9) van Stephen Blackmoore

Met dit laatste, en ook echt uitstekende deel – op Goodreads krijgt hij 4.5/5 – sluit de saga rond Eric Carter af, en ik vind het wel jammer, ja. Aan de andere kant: je kan het ook blijven uitmelken tot het helemaal bij het haar getrokken blijkt.

Objectief gezien is het dat nu al, maar op een of andere vreemde manier lijkt alles toch nog steeds logisch en aannemelijk. Carter moet een fout uit zijn verleden, de creatie van een zeer machtig Orakel, zien recht te zetten. Jammer genoeg loopt gans Los Angeles in de soep en verschijnen gebouwen en stukken grond uit andere tijden en/of realiteiten. En uiteraard stoppen ook Carters persoonlijke problemen niet, zodat hij zijn eigen cynische zelf kan zijn.

Lijkt dit allemaal nogal vreemd, dan zit het toch nog steeds knap in elkaar verweven en komen dingen uit de eerste boeken toch weer naar boven. Zoals gezegd klopt alles nog steeds, al ga ik nu absoluut niet zo ver dat ik begin te zoeken naar losse eindjes en onverenigbaarheden, daarvoor is dit net iets te pulpy lectuur. Maar ik vond het zeer vermakelijk en ga op zoek naar een volgende reeks zoals dit.

Lectuur: “Hate Machine” (Eric Carter #8) van Stephen Blackmoore

Aangezien de vorige geëindigd was op een joekel van een cliffhanger, kan het natuurlijk niet anders dan dat dit verhaal gewoon naadloos verder loopt.

Toch verwijdert het zich enigszins van de plot van de vorige, in die zin dat het niet meer gaat om die vete tussen de machtige magische families, maar om het proberen oplossen van een van de gevolgen daarvan, waarmee Carter ook persoonlijk getroffen wordt. En laat die oplossing nu liggen bij een behoorlijke fout uit zijn verleden, een fout die hij nu probeert recht te trekken maar die grandioos meer fout kan gaan. En de dood van hemzelf, zijn geliefden en, welja, de wereld tot gevolg kan hebben. Want als je iets doet, moet je het meteen goed doen, toch?

Het verhaal blijft echt goed in elkaar zitten, het zware cynisme van Carter kan af en toe wat wrevel opwekken, maar binnen zijn genre blijven dit steengoeie boeken. Nog eentje, en dan is het gedaan. Meh.

Lectuur: “Suicide Kings” (Eric Carter #7) van Stephen Blackmoore

Al speelt de vorige plotlijn nog mee in de achtergrond en blijft Eric Carter het nog moeilijk hebben met het feit dat hij teruggehaald is uit de dood – en het fijne ‘leven’ dat hij daar had -, we krijgen hier een compleet nieuwe overkoepelende plotlijn. En dat overkoepelend mag je gerust letterlijk nemen: het boek eindigt op een gigantische cliff hanger, waardoor het meer lijkt alsof dit maar een half boek is.

Carter neemt namelijk de opdracht aan van een kennis om een soortement lijfwacht te spelen bij een familiebijeenkomst van een van de grote adellijke magische families, een bijeenkomst waarbij doorgaans de nodige doden vallen. Alleen blijken dat nu plots eerder zelfmoorden te zijn, en dat is absoluut niet logisch.

Carter verzeilt op deze manier in een eeuwenoude twist tussen twee zeer oude, zeer belangrijke families en kan zich er ternauwernood staande houden. Maar als necromancer kan je wel wat extra, natuurlijk, al heeft hij deze keer ook te maken met krachtige magiërs en niet zomaar gewone stervelingen. Maar als je gewoon bent om te gaan met goden…

Ik ben eigenlijk vooral blij dat ik niet hoef te wachten op het volgende boek, zoals veel lezers, maar dat dat volgende deel al gewoon uit is en ik kan verder lezen.

Oef.