Dit is zo een van die boeken die ik zelf nooit zou kiezen, dat geef ik eerlijk toe. Maar Kobe moest nog een boek lezen voor Nederlands en kwam daar twee dagen op voorhand mee af: hij kreeg het boek dus in handen op maandag en moest er woensdag een presentatie over geven. Gelukkig leest hij even snel als ik: op twee dagen was het boek erdoor.
Het leest dan ook als een trein: Coppers schrijft bijzonder leesbaar, vlot en toch goed geschreven Nederlands dat bijzonder goed past bij zijn genre. Ik heb me geen enkele keer geërgerd aan zijn schrijfstijl, en dat wil in mijn geval wel wat zeggen, geloof me.
Het verwonderde dat hij voor de omslag een schilderij van Magritte mocht gebruiken, maar achteraan staat dat het boek speciaal op verzoek van erven Magritte is geschreven om de herdenking van zijn dood te vieren. Coppers heeft zich bijzonder vaardig van zijn taak gekweten: hoofdpersonage Alex Berger is een ex-rechercheur die na de dood van zijn vrouw bij de aanslagen in Parijs in een diepe depressie is verzonken. Hij had er die avond in Parijs bij moeten zijn, ware het niet dat de verdachte van de zaak waar hij toen mee bezig was, John Novak, net die avond besloten had te gaan praten. En wanneer Novak twee jaar later ontsnapt en gelinkt wordt aan een reeks moorden met het briefje “Ceci n’est pas un suicide”, probeert hij zichzelf samen te rapen tot een iet of wat functionerende onderzoeker.
Het verhaal zit knap in elkaar, wie Brussel en/of Parijs wat kent, kan zo meevolgen waar de personages zich bevinden, en zowel personage als plot zijn realistisch.
Ik vermoed, als ik nog eens een licht tussendoortje wil, dat ik nog wel eens iets van Toni Coppers ga lezen. Ik heb bij deze mezelf verrast.