Boompje voor Vic

We hadden het eigenlijk al als leerkrachten tegen elkaar gezegd, dat we misschien een boompje konden planten voor Vic. Zondag was een van zijn vriendinnen er zelf mee afgekomen, met een klein boompje. Een bolacacia, om precies te zijn, eentje met lekker warrige bladeren, net zoals Vics krullen.

Ze hebben hem maandag geplant, met een indrukwekkende twintig minuten stilte. Ik was er niet bij, ik was examen aan het afnemen, maar ben daarna wel ook een handvol aarde aan het stammetje gaan werpen.

IMG_6208

Goh, Vic, het dringt nog steeds niet helemaal tot me door. We zullen je missen, maatje.

(Een langer verslag over het boompje vind je hier op de website van de school.)

En toen stopte de zon even met schijnen…

Ik heb er eigenlijk geen woorden voor… Deze morgen, toen ik Smartschool opende, werd de grond van voor mijn voeten weggeslagen. Ik heb zeker een volle vijf minuten blind naar mijn scherm zitten staren. Hij was een van de mijne…

Hier leest u waar ik het over heb.

Wrange grap…

Ik wou dat het een éénaprilgrap was, eigenlijk. Maar ik vond dit geen slechte dag om erover te schrijven: het is hoe dan ook ironisch.

Om kort te gaan: mijn moeder heeft kanker. Van de taaie, virulente, ongeneeslijke soort.

Eerst wou ik er niet over schrijven, maar ongeveer iedereen in het dorp weet het toch al, alle familie weet het, en voor mij heeft het een te groot impact op mijn leven om het er niet over te hebben, vandaar.

Pancreaskanker dus. Met serieuze uitzaaiingen in de lever. Mijn ma, die nog geeneens 70 is, zo vol leven, bruisend, energiek, en die altijd zo gezond heeft geleefd. Mijn lieve maatje dus. Ze voelde zich moe, behoorlijk moe, en had geen eetlust. In die mate, dat ze vijf kilo afgevallen was, en dus bij de huisarts bloed liet trekken. Daar bleken de waarden min of meer normaal, al had er toch al een belletje moeten rinkelen over de leverwaarden. Toch als je echt naar iets op zoek bent. Maar toen ze maar moe bleef, en bleef vermageren, trok ze naar een internist.

Dat was op vier maart. Die nam een echo van haar lever, zag plekken, had er absoluut geen goed oog in, en wilde haar al de volgende morgen voor verdere onderzoeken en scans. En dan vrijdag opnieuw bij hem, voor nog meer. En toen viel het verdict: pancreaskanker met zware metastasen in de lever. Het was een wonder dat ze er nog zo goed uitzag, en een nog groter mirakel dat ze nergens last van had, behalve dan wat vermoeidheid. Maar zonder behandeling had ze nog drie maanden, maximaal. Mét behandeling kon hij het niet zeggen: één jaar, met wat geluk twee? Eén keer in zijn lange carrière had hij drie jaar meegemaakt, maar dat was hoogst uitzonderlijk.

Het nieuws sloeg in als een bom. Ons ma belde me op het moment dat ik normaal gezien een springuur heb, maar waarin ik ingevallen was voor een collega en Grieks stond uit te leggen aan eerstejaartjes. Ik vluchtte naar het secretariaat en sloot de deur, en liet het nieuws langzaam inzinken.

En dat was dat, eigenlijk. Ons ma en ik, we zijn allebei nogal nuchter. Ja, ik heb er nog om gehuild, toen ik plots een bepaald nummer op mijn Spotify voorbij zag komen. De tranen waren toen even niet te stoppen. En toen ik een krop in de keel kreeg bij de Carpe Diem van Horatius, heb ik het aan die klas verteld, dat was ik hen wel verschuldigd. En ja, ik zal er nog om huilen, want het is zo oneerlijk, zo hard, zo gemeen.

Maar intussen moeten we verder. En hoef ik geen nieuwe fiets te kopen, dixit ons ma, want ik kan over een half jaar die van haar krijgen. Intussen zitten we in het UZ omdat zij verder kunnen gaan met een behandeling dan gelijk welk ander ziekenhuis, en gaan we voor de zwaarste chemo. Vandaag heb ik haar gevoerd en gehaald: er moest een “poortje” gestoken worden, een rechtstreekse lijn in een hoofdader, zodat de chemo net iets vlotter verloopt. Morgen volgt dan de eerste chemo.

We zien wel. Intussen koester ik elk moment dat ik heb met haar, en probeer ik niet te focussen op de ziekte. Want ze is eigenlijk nog steeds niet ziek, alleen moe. Een wonder, ja. En ze ziet er fantastisch uit! Of wat vindt u van de foto van vijf maart?

avatarma

 

Gentblogt: het einde van een tijdperk

Ik ben al heel de dag redelijk emotioneel, en dat komt door Gentblogt.

Ik heb daar de laatste jaren bijzonder veel tijd in gestoken, met doorgaans zeer veel goesting, en soms ook uit puur plichtsbewustzijn, ik geef het toe. Maar het was aan het verwateren: steeds minder mensen die steeds minder schreven, en de paar commentaarders die er nog waren, waren verzuurde azijnpissers die zelfs in het meest positieve artikel wel iets vonden om op te kakken. Daardoor waren de positivo’s weggebleven, en soms maakte het me ook ongelofelijk moedeloos. Je steekt daar dan al je werk in, schrijft, plant, trekt foto’s, selecteert die zorgvuldig, probeert er een deftige layout aan te geven, en het enige wat je naar je kop krijgt, zijn bakken kritiek. Ofwel waren we te links – wie me kent, weet dat ik uit een blauwe familie kom – ofwel waren we voor het karretje van de stad gespannen, ofwel waren we een bende hipsters, ofwel werden we betaald door de mensen van het restaurant, ofwel waren we naieve klootzakken, of… Dat we liever geen negatieve recensies schreven, da’s waar: het internet is onverbiddelijk, en je wil dat meestal niet blijven meeslepen, en dus schreven we liever gewoon niks. Maar ik heb NOOIT gratis gegeten, of zelfs maar een dessertje of zo gekregen voor Gentblogt: het is niet dat we een perskaart op tafel legden of zo.

Gratis kaarten voor voorstellingen kregen we soms wel, maar ook niet in ruil voor een positieve recensie: we schreven altijd ons gedacht, ook als het slecht was.

Ik heb het doodgraag gedaan, ik heb de laatste Gentse Feesten zelfs de monsterplanning op mij genomen, en het laatste half jaar liep zowel de planning als de redactiebox voor het overgrote deel op mij. Omdat ik dat graag deed, let wel. Maar ook wel omdat er eigenlijk bijna niemand nog tijd en/of zin had om dat te doen. Het was ook soms krabben om aan het door onszelf opgelegde tempo van minstens een artikel per dag te komen, en vaak plukte ik dan zelf maar iets uit de redactiebox en brouwde er een aankondiging van. Mager als artikel, maar beter dan niks.

En dus besloten we er de stekker uit te trekken. Mijn hart kromp ineen toen we dat besloten, maar ik wist dat het moest: als ik er nog eens meer dan genoeg van had, wie ging dan overnemen? De volgende die er eigenlijk geen tijd voor had, maar het uit plichtsbesef toch maar deed? Neem daarbij dat Gentblogt ook wel wat geld kostte: niet zozeer de domeinnaam, maar wel de serverkosten en Sabam. We konden het nog wel een tijdje uitzingen, maar niet onbeperkt.

Dus ja, vandaag stopt Gentblogt, voor eeuwig de diepvries in. Het blijft als archief bestaan, daar heeft Michel voor gezorgd, zoals hij altijd al achter de schermen zorgde dat alles op rolletjes liep, en soms ook ganse tijden de planning deed. Maar ook hij heeft het druk, té druk.

Mijn afscheid op Gentblogt zelf kan je hier lezen.

En dan ga ik nu efkes mijn neus gaan snuiten.

Het einde van een tijdperk

Zo voelt het echt, ja: Poort was een tijdperk op zich.

Vandaag werd er helaas niet meer gespeeld, enkel nog opgeruimd, herinneringen opgehaald, en foto’s getrokken met de vogels. Heel leuk was ook dat wij volgens sommige figuranten blijkbaar wel voor hét rollenspelmoment van het weekend hebben gezorgd. De tranen liepen op dat moment uit mijn ogen, en blijkbaar waren ook de figuranten op dat moment emotioneel. Altijd leuk als dat lukt, natuurlijk, dat betekent dat je goed bezig bent.

Man, ik ga het missen… Ik mis het eigenlijk nu al. Maar we hebben met de groep Vossen afgesproken dat we allemaal samen een nieuw evenement gaan zoeken, waar we als deze groep kunnen blijven spelen. We beginnen dan wel allemaal van level 1, maar we gaan elkaar wel kennen, op elkaar ingespeeld zijn, en dat soort dingen. Is ook fijn, natuurlijk. En vooral: ik zal ook de anderen nog wel eens tegen het lijf lopen, hoop ik.

Ach ja… We zien nog wel. Dit is in elk geval niet het einde van het larpen, daarvoor doe ik het veel te graag.

10818379_316979235179453_1692645884579937896_o 10603974_316979135179463_720027057843438609_o 10931725_316979195179457_2644391839029570450_o 10960294_316979215179455_4339490390511939282_o

80

Lieve Jeroom

vandaag zou je tachtig geworden zijn. Man, wat zouden we daar een feest van gemaakt hebben zeg! Met lekker eten, en veel rondspringende kleinkinderen, en jij die zichtbaar zou genieten van de aandacht.

Ik wou dat ik je nog één keer kon spreken. Dan zou ik bij jou in de keuken komen zitten, jij in je favoriete stoel, ik op de zetel ernaast. Ik zou je vertellen, in de eerste plaats, over je kleinkinderen. Hoe groot Wolf intussen al geworden is, en dat hij de eerste pubertrekjes begint te vertonen. Hoe hij in het weekend al wat langer slaapt, en een heerlijk sarcastisch gevoel voor humor aan het ontwikkelen is. Jij zou monkelen, en zeggen dat hij dat van geen vreemden heeft. En ik zou stoefen met zijn gitaar: hij speelt graag en veel, en doet het ook bijzonder goed.

Ik zou je vertellen over Kobe: dat hij het zo goed doet op school, maar dat zijn schrijven nog wel wat werk kan gebruiken, en jij zou vermanend opmerken dat ik hem daarin moet trainen, en dat zijn vader ook van die hanepoten had. Maar ik zou je ook vertellen wat een ongelofelijke fantasie die jongen heeft, en hoe smeuïg hij kan vertellen, en wat een enorme energie hij kan uitstralen. En dat hij toch wel een paar vijzen mist bij momenten, en opnieuw zou je monkelend opmerken dat ook hij duidelijk mijn zoon is.

Ik zou je uiteraard ook vertellen over Merel: hoe zalig het is om in haar lange blonde haar te kroezen, en wat een eeuwig vrolijk kind dat toch is, dat altijd aan het zingen en dansen is, met die grote blauwe kijkers van haar. Ze zouden je onmiddellijk doen denken aan die van je vrouw, want die ogen, die heeft ze duidelijk van Nelly geërfd.

Je zou me aankijken met een zachte blik, en mijn hand nemen, en me vertellen wat voor fantastische kinderen ik toch heb, en dat ik me mag gelukkig prijzen met hen. Ik weet dat, Jeroom, geloof me, ik weet dat.

Maar dan zou er iets bezorgds over je komen: je zou me vragen hoe het met Bart is. Hoe het écht met hem is, en je zou me vragen om toch echt goed zorg te dragen voor hem. Want je weet maar al te goed hoe hard je oudste zoon op jou lijkt: even koppig, even volhardend, en even hard werkend als jij altijd deed. Hij klopt teveel uren, die man van mij, hij gaat er soms té hard voor, en dat eist bij momenten zijn tol. Maar, zou ik je zeggen, ik kan hem toch niet verbieden om te doen wat hij zo ongelofelijk graag doet? En jij zou zwijgen, en dan begrijpend knikken, maar toch zachtjes je hoofd schudden.

En dan zouden we samen even tot het eind van de tuin lopen, tot bij de kippen, terwijl je me weer een of andere maffe anekdote vertelt en me aan het lachen brengt.

Ik mis je, Jeroom. Ik had je zo graag tachtig zien worden vandaag.

 

Lieve kus van je kleinkinderen en je schone dochter, zoals je me altijd noemde.

 

So long and thanks for all the fish

Voila, we mogen het eindelijk bekend maken: Gentblogt stopt ermee. De beslissing ligt al een tijdje vast, en hoe graag ik het ook deed, hoe hard ik het ook ga missen, er is vooral ook een gevoel van opluchting. Mensen die hier al een tijdje lezen, weten dat ik vaak dingen voor Gentblogt schreef. Mensen die me kennen, weten dat ik nooit ergens naartoe kon gaan in Gent zonder een paar foto’s te nemen, of een verslagje te schrijven. Restaurant, kopje koffie, toneel, film… Ik werkte soms mezelf op de zenuwen ermee ^^ Maar het werd een druk, een verplichting. Ik doe nu al een behoorlijk tijdje de eindredactie, en als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik er behoorlijk wat tijd in stak: zagen om artikels, de mailbox doornemen en relevante dingen doorsturen, artikels en persberichten nalezen, layouten, voorzien van de juiste foto’s, dat soort dingen. Ik deed dat graag, maar soms, zo na een werkdag, werd het me wat veel.

We gaan er nog een maandje mee voort, en op onze tiende verjaardag stoppen we ermee. Ik weet nu al dat ik gegarandeerd een traantje zal laten.

Maar eigenlijk kan Michel het veel beter verwoorden, en dat heeft hij dan ook op Gentblogt zelf gedaan. Je zou het eigenlijk een samenvatting van de laatste vergadering kunnen noemen.

Doe me een lol, en ga het daar zelf lezen. Je vindt het artikel hier.

Slaap zacht, Radagast…

Daarstraks, rond een uur of zeven, ging de bel. Tot mijn grote verbazing stond de buurvrouw voor de deur, in haar pyjama met een jas over. Of ons kleine bruine katje binnen was? Ik aarzelde, zei dat ik het niet wist, want dat dat beestje binnen en buiten loopt naargelang ze zin heeft. Meteen ging een alarm af in mijn hoofd. En jawel, de buurvrouw nam me mee naar het exact zelfde plekje waar ik destijds ook Poetin aantrof, en waar Sander lag… In twee stappen zat ik naast het kleine hoopje bruine bont geknield, en kon ik enkel nog haar natte vachtje strelen. Ik herkende haar meteen, aan haar bleekbruine pootje, aan het halsbandje, aan haar blote buikje waar het haar nog niet was teruggegroeid na de sterilisatie van vorige week… Haar kopje wilde ik niet bekijken, want daar was ze geraakt door een auto. De man en het zoontje van de buurvrouw hadden het zien gebeuren, door de auto voor hen die veel te snel wegstoof, en het wellicht zelfs nooit gemerkt heeft.

Ik tilde haar voorzichtig op uit de plas bloed te midden van de straat – ze was nog warm –  en legde haar in de tuin, op het vroegere tuinpad, terwijl ik heftig probeerde de krop in mijn keel weg te slikken. Ik dankte de buurvrouw, en ging naar de kinderen.

De verslagenheid was groot. Merel snapte het volgens mij niet meteen, Kobe begon te snikken, en Wolf kon alleen maar “Oh nee! Oh nee!” stamelen.

Ze wilden haar niet meer zien. Ze wilden haar herinneren zoals ze was: speels, onnozel, en ongelofelijk hard ronkend wanneer ze op hun benen lag, of tegen hen aangevleid.

Kleine lieve Radagast, het heeft niet mogen zijn. Iets meer dan drie maanden heb je bij ons gewoond, en ik denk dat je het hier best wel naar je zin had. Het was dat of het asiel, waar je een zekere dood wachtte, want je was ondervoed en nog behoorlijk klein toen we je in onze houtstapel ontdekten. Deze middag lag je nog prinsheerlijk te slapen naast me op mijn bureau, en ik genoot daar intens van.

Morgen ga ik je begraven in de tuin, naast Osiris, die ook al door een auto is gegrepen.

Je bent mijn vijfde kat die hier is doodgereden, Rada. Hoe lang zal het duren voor het slachtoffer een kind is? En de stad eindelijk die verkeersdrempel wil leggen waar de straat al zo lang voor ijvert?

Slaap zacht, Rada. We zullen je niet vergeten, kleine pluizenbol.

Lest we forget…

Op Nands verjaardag, drie weken geleden, heb ik met mijn vader, broer, en Sarahs vader een wandelingetje gemaakt naar het plaatselijke soldatenkerkhof. Ik wist dus van geen kanten dat er in Machelen-aan-de-Leie zo’n kerkhof was, laat staan dat er meer dan 750 Fransen begraven liggen.

Het was er stil in de lentezon, en daarom ook des te indrukwekkender. Het ergste vond ik eigenlijk de data: bijna alle gesneuvelden waren uit de laatste maanden van de oorlog, in 1918 dus, en verschillende zelfs van na de wapenstilstand.

IMG_8110

Wat me raakte, en ik meteen ook prachtig vond, was het feit dat de geloven er zonder meer door elkaar liggen. Christenen naast moslims naast neutrale graven, zonder onderscheid. Zoals het hoort, eigenlijk. Allemaal om dezelfde reden gestorven, helaas.
IMG_8113

IMG_8116

IMG_8112

IMG_8115

Eén graf was versierd, en was ook net iets groter dan de anderen: dat van een Engelse luchtmachtofficier.

IMG_8114

We werden er stil van.

Zolang we het maar nooit vergeten. Nooit.

They went with songs to the battle, they were young.
Straight of limb, true of eyes, steady and aglow.
They were staunch to the end against odds uncounted,
They fell with their faces to the foe.

They shall grow not old, as we that are left grow old:
Age shall not weary them, nor the years condemn.
At the going down of the sun and in the morning,
We will remember them.

They mingle not with their laughing comrades again;
They sit no more at familiar tables of home;
They have no lot in our labour of the day-time;
They sleep beyond England’s foam