Chauffagesaga

Ik hoop (en ik denk) dat er eindelijk een eind is gekomen aan onze chauffagesaga. Want die centrale verwarming, die werkt totaal niet zoals het moet.

In juli 2009 zijn ze een nieuwe ketel komen zetten, een hoogrendementsketel, met dus ook een nieuw thermostatische bedieningspaneel. Dat paneel moet twee circuits aansturen, en slaat daar tilt op: zowel de vloerverwarming als twee radiatoren die in de bijgebouwde stukken staan als aanvulling.

De eerste winter was er vooral het bedieningspaneel dat slecht contact maakte en dus geregeld uitviel. Ergo, slechte verwarming. Ze zijn uiteindelijk een nieuw paneel komen hangen dat wél contact maakte.

Winter 2010: de ketel brandde op de meest onmogelijke momenten: ’s morgens als er geen warmte werd gevraagd en het buiten nog een graad of tien was, stond de ketel toch te branden. Ergo, gigantisch veel stookolie verbruikt, meer dan normaal in zo’n strenge winter. Er is een keer of twee iemand langsgekomen om bij te regelen, met de verzekering dat het wel in orde ging zijn.

Winter 2011: hetzelfde liedje. Eind oktober was er wéér eens iemand van Buderus langsgekomen, die stellig beweerde dat het systeem die twee circuits niet aankon, en die de losse radiatoren loskoppelde. “Voila, madamken, ’t zal nu wel werken”. Niet dus.

Want ofwel vergat ik ’s avonds de bijkomende radiatoren dicht te draaien, en bleef het hier de ganse nacht 21° (en bleef de ketel dus branden), ofwel draaide ik ze dicht, maar was het hier ’s morgens pokkekoud, omdat de vloerverwarming alleen het niet kon trekken, en de radiatoren dus dichtstonden. En overdag, als alles openstond, bleven de radiatoren maar heet staan, zonder dat de thermostaten bleken te werken, en werd het hier soms 24°. Dit werkte dus ook al niet.

Gelukkig heb ik een zeer sympathieke chauffagist die het ook stilaan kotsbeu was, en deze keer ging meekomen met een specialist van Buderus, en ging blijven tot het opgelost was. Deze keer heeft de Buderusman alles grondig bekeken, naar zijn baas gebeld en daarmee terdege overlegd, een hoop instellingen gewijzigd, en de radiatoren weer op de thermostaat gestoken. Hij ging ook nog terugbellen voor feedback, want geef toe, dit kon echt niet meer.

Ik ben benieuwd. Het is intussen avond, en het is hier behaaglijk warm, precies zoals het zou moeten zijn. Ik hoor de ketel niet meer voortdurend branden, en alles werkt met kloksysteem.

Al een chance dat ze erkenden dat het een probleem was van in het begin, en dat ik geen enkele keer heb moeten betalen voor die interventies. Want deze keer hebben ze hier bijna twee uur gezeten. Echtig waar.

Hectisch!

Man man man, vandaag was me het dagje wel! Gelopen, gecrosst, gevlogen, ik kon me perfect vinden in Herman Van Veen zijn tekst.

Eigenlijk moest ik rond negen uur op het kerstontbijt op school zijn, maar dat heb ik geskipt. Ik had namelijk zó veel tandpijn, dat ik zeker wilde zijn dat er effectief niks aan mijn tanden was, en het allemaal van de sinusitis kwam. Kwart over negen stond ik dus bij mijn verbaasde moeder, die me in haar tandartsenstoel neerpootte, mijn bakkes vakkundig uitkoterde, en vaststelde dat ze totaal niks verkeerds vond.

Ik repte me naar school, en was daar nipt om tien uur om mijn leerlingen examens te laten inkijken. Rond kwart over twaalf kon ik naar huis, waar ik met een vriendin had afgesproken om iets te eten. Het restaurant dat ik voor ogen had, was helaas volgeboekt – stomweg vergeten reserveren – zodat we naar Rood zijn gereden in de Sleepstraat. Voor koffie en dessert wilden we nog wel ergens anders naartoe, zodat we te voet de Sleepstraat afstapten richting Simon Says. Dat er verdacht gesloten uitzag, compleet met vunzige gordijnen. Hmm. Dan maar ietsje verder de Oudburg in, naar Het Oeverloze Eiland. Dat helaas pas open ging om 16.00u. Hmm. Na een paar tussenstops in heerlijke kleine snuisterwinkeltjes zijn we dan maar naar het einde van de Kraanlei gestapt, naar Julie’s House. Ik had er al veel goeds over gehoord, maar was er nog niet geweest. De latte was heerlijk, de taart van witte chocolade en speculaas was me iets teveel kaastaartachtig, maar wel lekker. En gigantisch machtig, ik kreeg het geeneens op, en dat wil wat zeggen.

Toen zijn we in stevige stap terug naar de auto gegaan, zodat ik nipt om kwart voor vier de jongens kon ophalen, om tegen kwart voor vijf in het ziekenhuis in Tielt mijn kleine Marne in mijn armen te kunnen houden.

Om daarna terug naar huis te sjezen en om zes uur bij de dokter te zitten, zodat die eindelijk iets kon doen aan die sinusitis die al die tandpijn veroorzaakte. Net op tijd konden we Merel nog oppikken, stelde ik vast dat er geen brood meer te verkrijgen was in gans Wondelgem (naar de Delhaize gaan zag ik niet meer zitten), en ging ik thuis dan maar spiegeleieren bakken. Om zeven uur zaten we aan tafel, om half acht stond de babysit er, en reed ik er vandoor richting generale repetitie in de Sint-Pieterskerk op het gelijknamige plein in Gent.

En deden mijn voeten pijn.

Tiens.

Examendinges

Als je bij examens open vragen stelt, dan krijg je vaak ook (onbedoeld) grappige antwoorden. Alleen zitten de meeste van mijn leerlingen uit vijf en zes al een paar jaar bij mij, en kennen ze mijn gevoel voor humor en sarcasme.

Een paar voorbeelden.

In het zesde hebben we Tacitus gelezen, waar Nero net zijn stiefbroer heeft vermoord, tijdens het eten. Vraag was: “Schets de reactie van alle aanwezigen”.

– “Het lijk lag rustig dood te wezen.” Mijn cynisme is aanstekelijk…
– “Het lijk was redelijk dood, dus geen reactie”. Tsja, ik eis doorgaans volledigheid :-p

In het vijfde jaar lezen we Vergilius. Godin Juno wil wraak nemen op de Trojanen die aan het varen zijn, en vraagt aan de god der winden om een verwoestende storm te ontketenen. In ruil biedt ze hem een prachtige nimf aan als vrouw. Vraag: “Vat in één zin samen, bot en zonder omwegen, wat Juno hier zegt”.

“Als ge mij een vriendendienst doet, krijgt ge de schoonste madam die ik op voorraad heb”
– “Als ge dat doet voor mij, dan geef ik u de meest realistische sexpop die ge maar kunt wensen!”
– “Als je doet wat ik zeg, krijg je van mij een ontieglijk lekker wijf om mee te doen wat je wil.”
– “Als gij voor mij Aeneas kloot, dan geef ik u een schoon wijf die u kinders kan geven, en ge moogt haar houden ook!”

En dan vroeg er eentje of er tekeningetjes bij mochten. Ik zei van wel, zolang ze maar functioneel waren. Da’s altijd aangenaam tijdens het verbeteren.

examen1_sm

Hoorde bij de uitleg van het Parisoordeel, en de godinnen zijn inderdaad perfect te herkennen.

examen2

Reactie van Poseidon (Neptunus) op de ontketende storm.

Stom geld

Bart zit sinds dinsdag in Hasselt voor het World Creativity Forum, en blijft daar uiteraard ook slapen. Dat resulteert in drukke ochtenden, omdat ik op mijn eentje de kinderen en mezelf op tijd moet zien klaar te krijgen. Als ik zelf niet moet lesgeven om half negen, valt dat best mee. Als Merel tenminste geen kakdébâcle voor elkaar krijgt op het moment dat iedereen al met zijn jas aanstaat, klaar om de deur uit te gaan. Maar dit terzijde.

Op donderdag -vandaag dus- moet ik wél lesgeven om half negen. Ik had de boekentasjes gisteren al klaargezet, had de kleren van de kinderen ook al netjes op voorhand klaargelegd, en zelfs de tafel al gezet, maar toch, het bleef een haastige, zenuwachtige boel.

Iets na acht zaten we in de auto, gooide ik Merel af bij de crèche, en reed ik naar de school van de kinderen. Ik had al een tijdje staan aanschuiven aan de lichten van de schoolstraat, en toen het op oranje sprong net voor mij, duwde ik in plaats van de rem nog even het gaspedaal in, en schoof fluks door oranje de zijstraat in. Dacht ik toch. Want in de andere richting stond een politiewagen klaar om af te slaan. Ook die straat in. Ter hoogte van de school ging ik even langs de kant staan voor een oprijlaan – stationeren, heet het, want met de motor nog aan – en liet de kinderen uitstappen en oversteken op het zebrapad. En toen tikte een agente tegen mijn schouder, met strenge blik en opgetrokken wenkbrauwen. Of ik wel goed wist waar ik mee bezig was, zo voor de ogen van de politie door rood rijden. Rood? Naar mijn mening was het oranje, wat ik ook zei. De wenkbrauwen gingen nog een paar millimeter hoger. Dat het wel degelijk rood was geweest, en dat door oranje rijden ook strafbaar was. Ik zuchtte, zei dat ze dan wellicht wel gelijk had, als zij vond dat het rood was, maar dat ik zeer haastig was en te laat ging zijn op mijn werk als zij zo verder ging. En dat ik niet langer dan nodig wilde staan met mijn auto waar ik stond. Ja, zei ze, ik mocht daar ook al niet parkeren. Waarop ik fijntjes opmerkte dat ik daar ook niet geparkeerd stond, maar wel stationeerde, en dat dat wél toegelaten was. Nu zuchtte zij, noteerde mijn naam, en vertelde dat ze me dan ging laten vertrekken, maar dat de boete dan thuis ging gestuurd worden.

Ik heb later even opgezocht wat het ging worden, en ik ben er voor minstens 150 euro aan voor de moeite. Ugh. Stom geld. En mijn eigen fout.

Behaperikelen

Daarstraks was ik in een serieuze paniek. Jawel.

Ik heb namelijk twee weken geleden, op negen oktober – de dag dat Merel elf maanden werd – voor het laatst de borst gegeven. Mijn boezem heeft een goeie week nodig gehad om zich aan te passen (ik droeg dus nog steeds zeer rekbare en flexibele voedingsbeha’s), en toen werd ik ziek, en kon het begrip beha me gestolen worden.

Tot vandaag.

Ik voelde me goed genoeg om me weer deftig aan te kleden, weliswaar met wat moeite door mijn fijne rug, maar bon. Voedingsbeha’s waren niet langer nodig, en met veel genoegen haalde ik mijn favoriete Marlies Dekkers uit de schuif.

Ramp! Kalamiteit! Ontzetting!

Hij was me heelder schuiven te groot! Ik kon per cup nog twee kipfilets bijsteken, met gemak! Wie weet zelfs een flinke biefstuk! Argwanend keek ik eens onderzoekend naar beneden, en jawel, mijn pronte boezem had plaats gemaakt voor verlepte theezakjes… Een licht gevoel van paniek bekroop me.

Ik trok de beha weer uit, en nam een ander exemplaar. Idem. Bij nummer drie was er zelfs plaats voor een halve slagerswinkel. De paniek werd iets prominenter. Marlies Dekkers’ andere exemplaren, eveneens in 100D, leden allemaal aan hetzelfde euvel.

NEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEE!

De paniek was nu een uit de kluiten gewassen exemplaar. Ik ging in een reserveschuif gaan graaien, waar nog oude beha’s lagen van een onbestemd merk, maar ook deze lachten me vierkant uit.

Oh wacht! Had ik daar niet ooit eens op Vente Exclusive een miskoop gedaan in een te kleine maat? Een mooie zwarte Marlies Dekkers die ik alleen maar aangedaan had op Wolfs communie, omdat mijn kleedje niks anders verdroeg? Ik begon te zoeken. Niks in de badkamer. Niks in mijn slaapkamer. Niks in Merels kamer waar ook nog een aantal kleren van mij hing. Help. Ik ging – zo goed zo kwaad als het ging – zelfs op mijn knieën zitten in de badkamer om achter de schuiven te voelen, maar helaas.

Met tranen in de ogen trok ik een oude beha aan die nog niet te erg gaapte, met een verhullend tshirt boven, maar het had echt geen zicht. Ellendig en miserabel slofte ik de trap af. En toen viel mijn euro dat die beha aan de kapstok van het kleedje hing. Ik terug naar boven, en jawel, die 95C paste me perfect! Oef!

Paniek bedwongen.

Nu heb ik wel maar één beha meer die me past, maar bon. Daar valt wel een mouw aan te passen.

Schaduwspel

Ik zit hier niet op mijn gemak vandaag. Echt niet.

Mijn bureau kijkt uit over een heel klein tuintje achteraan het huis, en verder op een grote gevel van de buren. Er is dus nooit beweging, tenzij wat vogeltjes die over het dak van het tuinhuis wippen of in de struiken hier aan het spelen zijn. En ik kan dus ongestoord en geconcentreerd werken.

Vandaag dus niet. Want bij de buren zijn ze het dak aan het herstellen/herleggen/whatever, en hun schaduwen worden door de felle zon geprojecteerd op de bewuste gevel van de andere buren. Ik zie voortdurend beweging, en vanuit mijn ooghoeken lijkt het soms wel of er iemand naast mij staat. Ik vind het, eerlijk gezegd, gewoon griezelig, zo’n schaduwspel.

schaduw1

schaduw2

Ze voorspellen voor straks bewolking. Voor één keer ga ik dat niet erg vinden.

Tandarts

Ik ben daar dus geen held in, he. Tandarts, nee bedankt. Is het nu omdat mijn eigen ma tandarts is, en zij vond dat ik maar niet kleinzerig moest zijn? Dat zij altijd uitvoerige gesprekken begon op het moment dat ik daar dan hulpeloos met mijn mond vol watten lag en enkel nog onbestemde keelklanken kon uitbrengen? Ik weet het niet.

Ik weet alleen dat ik altijd met een klein hartje naar de tandarts ga. Deze keer was ik er trouwens zeker van dat ik een gaatje ging hebben, want een bepaalde tand was vrij gevoelig, en ik voelde een oneffenheid met mijn tong. En jawel, een enthousiast gat.

Hmm. Gelukkig is mijn nieuwe tandartse hier op Wondelgem – mijn ma is met pensioen en heeft niet meer alle materiaal – het soort dat ik graag heb: to the point, zakelijk, en zonder blabla. Snel en efficiënt.

En zo stond ik een half uur later opnieuw buiten, met een netjes opgevulde tand en een slapende kaak, zonder een greintje pijn. En was mijn gigantisch slechte humeur meteen ook opgeklaard.

Vogelhuisje

Bart moest hier enorm mee lachen: de combinatie van het winterhuisje voor meesjes en winterkoninkjes, en de plank waarmee ik de scheefgegroeide hibiscusstruik stut. “Wat is de bedoeling eigenlijk: een voederplaats voor katten?”

vogelhuisje

Ik moest hem gelijk geven, bij nader inzien.

Affront

Ik werd daarstraks – de hele conversatie zal ik u besparen – door een van mijn leerlingen ‘een vrouw van middelbare leeftijd’ genoemd. Zonder veel acht of bijbedoelingen overigens, heel ernstig tijdens de les, het ging over sociale patronen bij de Romeinen.

En ja, ik weet wel dat ik voor een gast van 15 oud ben, dat ik heel gemakkelijk hun moeder zou kunnen zijn, maar toch… Ik had nog steeds de illusie dat ik er goed uitzag voor mijn leeftijd, en ik ben NOG STEEDS geen veertig.

En dan… sta je daar dus met je mond vol tanden, een grijns op je gezicht, en een schaapachtig kijkende, zich verontschuldigende tiener. Alsof hij eraan kon doen :-p

Barbecue

De jongens wilden eigenlijk doodgraag eens barbecuen, omdat ze dat nog nooit hadden gedaan. Dus heb ik vandaag de barbecue na twee jaar uit het tuinhuis gesleept en afgekuist. De spinnen wisten niet waar ze het plots hadden.

Aanvankelijk kwam Wolf zeer geïnteresseerd helpen en kijken, maar toen hij doorhad dat daar eigenlijk niks aan te zien was, aan zo’n gloeiende hoop kolen, droop hij snel weer af. Ik kreeg de barbecue snel in brand door een paar aanmaakblokjes, en toen… Tsja, ging het eigenlijk mis. Ik had er namelijk de worstjes en kippenspiesjes opgelegd, en ging in de keuken nog wat kruiden en dergelijke halen. Ik kan niet veel langer dan een goeie minuut weggeweest zijn, maar tegen dan was het vlees al stevig verbrand (lees: zwart). Hmpf. En nee, er waren geen vlammen, alleen gigantisch hete kolen, en geen mogelijkheid om het rooster hoger te leggen dan een tiental centimeter boven de hitte.

Ik heb het vlees dan maar omgedraaid en aan de zijkant gelegd, zodat ook de nog rauwe kant wat zou garen, maar de worstjes waren eigenlijk niet meer te redden. Gelukkig had Bart ook nog biefstuk voorzien, zodat we zeker niks te kort hadden. Hij had ook voorgekookte schijfjes aardappel voorzien, en die had ik in een zilverpapier met olie gelegd, maar ook die bakten bijna dadelijk aan, zodat ik het ook aan de zijkant gelegd heb, en toen het deksel wat op de barbecue heb gezet om alles te laten garen.

Mja, geen groot succes dus. Tot het dessert: nonnebillen! Op zijn Amerikaans hebben we de marshmallows op een stokje gestoken en in de hitte gehouden, tot ze helemaal slap vanbinnen en knisperig vanbuiten waren: heerlijk! Ik heb de jongens beloofd dat ze dat ook nog eens mogen doen wanneer de haard brandt deze winter. En ik mijn vlees netjes perfect kan bakken in een goeie pan.