Studiedag Klassieke Talen

Ik ben niet vaak laaiend enthousiast, maar vandaag wel. Met recht en reden.

De afdeling Klassieke Talen in Gent heeft een nieuw elan gevonden, en richtte vandaag een uitgebreide studiedag in. Het ding was in geen tijd volgeboekt, meer dan 155 leraars stonden te springen.

We kregen om 11.00u een plenumvoordracht, daarna broodjes, en dan in de namiddag twee workshops, te kiezen uit een zestal onderwerpen. Over die workshops kan ik kort zijn: tijdverlies. De ene, nl. Syntaxis en valentie, had voor het G.O. (gemeenschapsonderwijs, waartoe ik behoor) geen enkele, maar dan ook geen enkele relevantie. De spreker maakte eigenlijk reclame voor zijn eigen handboeken, was verwonderd dat we (GO, met een ander leerplan) die niet kenden, en kon geen antwoord geven op mijn vraag naar de didactische relevantie van zijn onderwerp. Voeg daarbij nog eens de passie van een sanseveria, en dan weet je het wel.

De tweede workshop, over ‘Participia bij Tacitus’, was veel te vrijblijvend. Ik geloof best dat de spreekster behoorlijk bevlogen is, maar ik had gehoopt op een antwoord op de problemen die de gigantische hoeveelheid participia stellen. Helaas. Het kwam hierop neer: “Participia vormen inderdaad een probleem. Spreek er maar onderling over.” Geen meerwaarde, dus.

Waarom ben ik dan lyrisch? Omwille van de onvolprezen professor Wim Verbaal (What’s in a name, voor een professor Latijnse Letterkunde?) en zijn theorie. Ik ken Wim nog van toen we studeerden, hij zat in tweede licentie toen ik net begon. Intussen is hij dus professor, en een van de beste sprekers die ik ooit gezien heb. Welbespraakt, humoristisch, bevlogen, erudiet, en met een ongelofelijke passie en aanstekelijk enthousiasme. Zalige mens. (Mijn passie voor het onderwerp zal ook wel helpen, maar toch.)

Hij begon zijn betoog met te zeggen dat wij leraars het eigenlijk allemaal verkeerd doen, al al die jaren.

Ooit al eens 155 man sceptisch achterover zien leunen? Ik dus wel.

Maar een dik uur later zaten we zowat allemaal met open mond te knikken. Hij had gelijk, en hoe!  Ik zal proberen het uit te leggen.

We werken eigenlijk allemaal min of meer lineair bij de lectuur van een Latijnse tekst, of proberen dat toch. Je begint dus aan het begin van de zin, en werkt zo verder. Van zodra je vast loopt, pluk je echter van achteraan het werkwoord of zo, en zo bouw je langzaam je vertaling op. Eigenlijk mismeesteren we dus het Latijn, omdat we de volgorde die de auteur – en laten we wel wezen, we lezen eigenlijk alleen de absolute meesters, de topauteurs van het Latijn, we maken het onszelf niet makkelijk – vooropgesteld had. Romeinen hoorden trouwens de meeste teksten, ze lazen ze niet zelf, en het kan toch niet dat zij pas hun teksten begrepen bij het laatste woord? En dan nog zelf de rest van de zin in elkaar moesten puzzelen?
Romeinen horen in blokken, met een verwachtingspatroon. Eerst komt een kader, of een kleur, dan volgt de kern (onderwerp), en daarop volgt een nadere bepaling, nuancering of precisering. De exacte plaatsing van de woorden is zeer belangrijk. Je kan er zelfs naamvallen en soorten bepalingen aan verbinden. Een Romein kan bij een goed opgebouwde zin voorspellen welk werkwoord er volgt, of net in grote verbazing vallen, als het niét aan de verwachting voldoet. Elk woord hangt echt logisch vast aan het voorgaande, en dan heb je dat werkwoord achteraan echt niet op voorhand nodig, integendeel: de tekstwaarde en inhoud verhoogde meteen een heel pak.

Wim demonstreerde het even met een simpel stukje Caesar, en meteen werd alles veel logischer. Daarna volgde een stevig, ingewikkeld stuk Tacitus, maar ook daar werd alles plots veel logischer, en daarom ook eenvoudiger. En daarop doorliep hij een stukje Iuvenalis. Romeinen vonden die bijzonder grappig, wij vinden hem doorgaans een ‘ouwe zeur’. Maar waarom? Omdat we dat werkwoord van achteraan gaan vissen en voorop gaan zetten, en dus op die manier de humor vermoorden. Want geef toe, waar zit de clou van een mop? Achteraan toch? Meteen werd Iuvenalis, tot onze grote verbazing, hilarisch.

En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Waarom, oh waarom heeft niemand dat ooit eerder gezien? We kunnen meteen op een andere manier gaan lesgeven, de teksten worden er een stuk interessanter door, en de waarde van het Latijn stijgt een pak. Want we moeten leren omgaan met teksten zoals een Romein dat deed.

Ik kan Verbaal wel zoenen. En ik zou het ook doen, moest ik niet weten dat ik hem daarmee wellicht dodelijk in verlegenheid breng. Maar hij is wel mijn held.

Disney’s Planes: weggeefactie

planes

Ik kreeg de vraag van de reclameregie: zie je het zitten om met de kinderen naar Planes te gaan kijken, de opvolger van Cars?

Tsja, stomme vraag natuurlijk.

En dus kreeg ik een duoticket opgestuurd, samen met een hele hoop leuke spulletjes. Ik liet de jongens elk iets kiezen – Wolf koos een jojo die niet langer dan een uur geleefd heeft omdat Kobe hem liet vallen, en Kobe koos een heel leuk notitieboekje – en de rest ga ik weggeven. Ik had eigenlijk willen wachten tot we de film gezien hadden, maar dat is niet zo evident: in de vakantie zaten we in Nederland, en de tickets zijn niet geldig op zaterdag, zondag en feestdagen. En wanneer kan je dan gaan, als er op woensdag muziekles is en je ook nog een kleuter van drie hebt? Juist ja.

Dus heb ik besloten om nu al de spulletjes weg te geven, en later nog wel eens de film zelf te bespreken. Ik heb links en rechts al prima recensies gelezen, de film zit dus wel snor.

Wat kan je krijgen van mij?

– Een stickervel
– een baseballpet in volwassen maat
– een kinderuurwerk
– een paspoorthouder en bagagelabel.

De afbeeldingen kan je bij Endimi terugvinden, ook zij mocht een pakketje weggeven.

Wil je graag meedingen naar een prijs, laat dan gewoon iets achter in de commentaren: ik laat Merel dan wel de onschuldige kinderhand spelen.

Meedoen kan tot maandag 11 november 22.00u. Veel geluk!

Silver lining, silver lion

Voor Wolf had ik voor Ankoria een blauwe surcoat gemaakt, met een zilveren wolf op geschilderd. Kobe was toen een beetje jaloers, maar aangezien hij niet mee ging naar Ankoria, had ik er niet meteen eentje voor hem gemaakt. Deze morgen is hij voor een kapoenenweekend vertrokken (lees: van zaterdagmorgen tot zondagmiddag, met overnachting in het eigen lokaal hier in Wondelgem) en het thema was ‘Ridders en prinsessen’. Juist. Ik ben gisterenmiddag dus opnieuw richting Sleepstraat gereden om rode stof, heb op mijn vrije mij-namiddag een grijs biesje rond een goeie lap genaaid, er een halsgat in gestoken, en heb een leeuw uitgeprint en overgezet op de stof. ’s Avonds heb ik dan in de zetel de tekening in de zilververf gezet, en eerlijk gezegd ben ik echt wel trots op het resultaat.

IMG_6910

Het is beter gelukt dan die van Wolf: veel makkelijkere stof om op te schilderen, en ik heb de verf ook een pak vloeibaarder gemaakt.

Kobe was in elk geval bijzonder enthousiast. Waarom een leeuw? Omdat hij van sterrenbeeld leeuw is, en het past ook wel bij hem. Ik heb hem de tekening ook zelf laten kiezen. En waarom rood? Wel, als het aan de jongens lag, kocht Wolf alles in het blauw en Kobe alles in het rood. Ze hebben echt elk een duidelijk lievelingskleur.

Deze morgen poseerde ridder Kobe vol trots.

IMG_6912

En hoe heb ik die tekening nu overgezet? Wel, ik heb de tekening afgeprint in diepzwart op wit, met maximum contrast dus. Daarna heb ik ze op een glasplaat gelegd, de stof erover (werkt dus niet met dikke stof) en mijn bureaulamp eronder. Met vettig potlood heb ik de tekening probleemloos over kunnen nemen, en daarna dus ingekleurd met textielverf. Het is eventjes werk (zo’n uur of twee), maar het resultaat mag er zijn.

 

Rugbylokaal

Dat mijn jongens rugby spelen, dat wist u al. Dat ik vroeger ook zelf nog competitie heb gespeeld, misschien niet.

Onze club draait voor een groot deel op vrijwilligerswerking. Dat geldt voor de trainers van de jeugdreeksen, het vervoer van en naar de matchen, het smeren van boterhammetjes voor de bezoekende jeugdploegen, het organiseren van speciallekes zoals het Paastoernooi of het Sidney Gale, maar ook voor het openhouden van het clubhuis. We zijn namelijk rotverwend door de Stad Gent: we hebben, naast onze twee kunstgrasvelden en een echt grasveld, ook een prachtig clubhuis (dat we weliswaar huren, maar toch) met uiteraard kleedkamers en douches, materiaalkot, maar ook met een vergaderzaal, fitnessruimte en vooral ook een grote bar.

De constructie is niet altijd even logisch, en vooral: na een paar jaar begin je pas goed door te hebben wat er moet bijgestuurd worden, wat er moet veranderen, waar het praktischer kan. Vorig jaar had ik de lokaalverantwoordelijke al een aantal suggesties gedaan, en had ik vooral ook serieus wat tijd gestoken in het opruimen van de vergaderzaal, die eigenlijk gewoon werd gebruikt als locatie om alles te dumpen. Ik erger me namelijk blauw aan dat soort dingen.

Dit jaar is er een heus clubhuiscomité opgericht, met verantwoordelijken voor bar, aankoop drank, aankoop droge voeding (nog net niet ‘kassa vier’) en het dagelijkse reilen en zeilen.

We hebben vanavond drie uur vergaderd: kleine praktische noodingrepen, een grondige wijziging van de toog en bar, eindelijk eens werk maken van de aankleding van het clubhuis met de tientallen trofeeën en bekers die we liggen hebben, en met de T-shirts van andere ploegen en zo. Oh, en vooral ook met de tientallen foto’s die we in de loop der jaren verzameld hebben. Daarnaast komt er ook een praktische oplossing voor de stock van de drank, voor de geur uit het putje die we maar niet weg krijgen, belettering van de grote ramen, dat soort kleine dingen, en eindelijk ook eens kasten en rekken om alle spullen in op te bergen.

Ik zie het wel zitten, ja. Ook al heb ik een bloedhekel aan vergaderen.

Blaarmeersen

Wat doet een mens op een meer dan stralende, bijna tropisch warme woensdagnamiddag in het begin van het schooljaar?

Juist, zijn dochter van twee in bed steken, want die was doodop.

Edoch, na drieënhalf uur vond ik dat ze toch wakker mocht worden. Ik smeerde een stapel boterhammen, propte zwemhanddoeken en rugbygerief in een grote tas, propte de kinderen in de auto, en reed naar de Blaarmeersen. Ha ja, want om zes uur hadden de jongens rugbytraining, en zo konden ze eerst nog een uurtje zwemmen. Ik moet het toegeven: het was zàlig in het water. En er waren wel meer mensen die daar zo over dachten, konden we vaststellen.

strand01

strand02

strand03

De kinderen genoten: de jongens speelden haai, en Merel en ik waren de haaienvangers. Gejoel en gespatter gegarandeerd. In die mate zelfs, dat we de tijd uit het oog verloren, en de jongens een half uur te laat waren op training. Ach ja…

strand04

strand05

Merel en ik aten rustig onze boterhammetjes op op het grasveld, kleedden ons ook aan, en wandelden naar het trainingsveld, nog net op tijd om de jongens nog eventjes aan het werk te zien.

strand06

strand07

Rugby: ’t is een wijze sport, dat ik het u zeg!

Blaarmeersen

Wat doe je op de laatste mooie vakantiedag (weekend niet meegerekend), als je zonen al rugbytraining hebben van zes tot half acht, en je de tussentijd moet doorbrengen met je dochtertje?

Juist, je maakt een wandeling richting de speeltuin, en zorgt dat je de boterhammetjes bij hebt, zodat je die ergens rustig kan opeten, picknickgewijs.

Blaarmeersen1

Blaarmeersen2

Blaarmeersen3

Blaarmeersen5

Blaarmeersen6

Blaarmeersen4

Zo van die momenten, dan besef je wat een gelukzak je eigenlijk bent.

Het Huis van Alijn

De jongens hadden al lang gezegd dat ze eens dat museum wilden verkennen, en dus reed ik vandaag met onze drie kinderen, en met Bo, Vallery’s dochtertje, naar de Vrijdagmarkt. Merel vloog in de buggy, de rest kreeg de strenge raad in mijn buurt te blijven, en we liepen richting Oudburg. Ginder deden de meisjes de kleuterzoektocht en de jongens de scholierentocht, en we zagen dat het goed was, als in: een echte aanrader!

Een uitgebreid verslag kan u hier op Gentblogt lezen, compleet met foto’s en al.

Maar als u kinderen hebt die zich vervelen in deze laatste weken: doen! Echt wel!

Allez jong, zo simpel!

Kijk, iedereen die al eens een boodschappenlijstje voor een ander opstelt, weet hoe moeilijk het is om een specifiek product te omschrijven. Zeker als het om broodbeleg gaat, heb je tientallen soorten, en sta je er zelf niet bij stil. Zo is Bart al met Kwatta choco melkchocolade thuisgekomen, omdat ik gewoon ‘Kwatta choco’ had opgeschreven, en er niet bij stilgestaan had dat er meer was dan de zwarte, ofte ‘puur’. Tsja.

Trouwens, hoeveel tijd ik al verloren heb voor de koelkasten in de winkel, op zoek naar die ene soort salami zonder look tussen de tientallen aangeboden soorten…

salamiDelhaize heeft daar nu iets op gevonden, iets wat ik ronduit de max vind: het heeft al zijn eigen huismerkvleeswaren gewoon een nummer gegeven, groot en duidelijk. En dus moet ik geen etiketten en opschriften meer zitten lezen, ik weet dat ik salami nr. 25 wil. Simpel, snel, eenvoudig, en eigenlijk ook de max. En op het boodschappenlijstje hoef ik ook enkel maar dat meer op te schrijven. Geloof me, het is een reden te meer om het huismerk te verkiezen boven de merkproducten.

Of ben ik nu de enige die het zo ziet?

Slapen in de tent, met een nachtwandeling

Ik weet niet meer waar ik het gelezen had, maar het leek me een prima idee: een nachtje kamperen in je eigen tuin (of die van oma, maar da’s geen optie), en dan een nachtwandeling maken.

Gisteren leek me een ideale avond: niet kouder dan 21°, en geen regen. Die combinatie is vrij zeldzaam, meestal krijgen we van die warmteonweders op ons dak. Ik heb met Wolf de tent opgezet, we hebben slaapmatjes en slaapzakken bovengehaald, en rond negen uur hebben de jongens zich geïnstalleerd. Vroeger was quasi niet te doen, want het bleef 28° buiten. Slapen hebben ze dat eerste stuk niet gedaan, wel gegiecheld, geprutst en gegoefeld.

Rond half elf heb ik ze uit de tent gehaald, toen je aan de westelijke horizon nog net wat lichter blauw zag dan aan de rest van de hemel. Gewapend met een zaklamp voor mezelf, kleine lichtjes voor hen, en een paar flesjes water – het was nog steeds 27° – zijn we naar de Lange Velden getrokken, een parkje langs een nieuwbouwwijk, van de R4 afgescheiden door een hoge aarden wal. Echt stil of echt donker was het daar niet, maar dat was ook niet de bedoeling, zo met een negen- en een zesjarige. En vooral: het is op wandelafstand.

We hebben een fijne wandeling gemaakt, geluisterd naar de krekels en de (brul)kikkers, ons een kriek gelachen met het geluid van een van die beesten – het leek wel een badspeeltje waar je langzaam op trapt – en naar de sterren gekeken. Veel kon je er niet van zien, zo dicht bij ’t stad, maar genoeg om hen de Grote Beer en de poolster te tonen.

We zijn rustig teruggewandeld, Kobe is dan toch maar in zijn eigen bedje gekropen, en Wolf heeft heerlijk geslapen in de tent, zegt hij.

Om eerlijk te zijn, ik kijk al uit naar ons midweekje in Waimes, in de Ardennen. Ik ga hen nog veel meer sterren tonen, en alle mogelijke dierengeluiden. En zorgen dat de zaklantaarns mee zijn, echt wel.

Zandbak

Of Wolf, negen jaar zijnde, nog in die zandbak speelt, vraagt u? Ik ben vandaag om 125 kg extra zand gegaan (ge ziet dat dus met moeite liggen, maar bon), Bart heeft dat bij het oude zand dat er al in lag, gekiept, en ja hoor: ik ben de kinderen twee uur gewoon kwijt geweest. Rust en stilte hier in huis, en zij rustig in de schaduw buiten. Al een chance dat ik het ding in de schaduw heb gezet…

zandbak1

zandbak2