CD

Gisteren heb ik de hele namiddag met ons koor in de opnamestudio gezeten. Jawel, we hebben een CD opgenomen.

Ik wist, om eerlijk te zijn, niet eens dat er een studio was in de Bijloke.

Onze dirigent had een zevental werken uitgekozen, op basis van onze voorkeuren. De rest van de CD is voor ons excellente jongerenkoor en ons jeugdorkest.

Ik had die nacht nauwelijks geslapen door lastige kinderen, en was eigenlijk wel behoorlijk moe. Daardoor vond ik het moeilijk me te blijven concentreren. Het eerste stuk was al meteen een van de zwaarste om te zingen voor ons, en hypothekeerde meteen mijn stem. Ik hoop maar dat het er uiteindelijk, na al de verschillende takes, goed op staat.

Uiteindelijk werden we allemaal moe, en werd het moeilijker en moeilijker om op toon te blijven en geen fouten te zingen. Helaas waren het vooral onze tenoren, waartoe ik dus behoor, die blijkbaar de boel om zeep hebben geholpen. Onze dirigent heeft uiteindelijk gewoon boos de handdoek in de ring gegooid, en was teleurgesteld dat we het niet beter wilden doen. Jammer, zo bleven we achter met een behoorlijk ambetant gevoel, en dat terwijl de hele opname eigenlijk wel een fijne ervaring was. Ook jammer dat op die manier mijn favoriete stuk niet is opgenomen geraakt.

Soms moet je dus kunnen aanvaarden dat je best gewoon niet goed genoeg is. Helaas.

Sorry daarvoor, Steve.

Tien.

Nanowrimo, nummer acht (uitleg vind je hier).

Verhaal één, door Anne
Verhaal twee, door Vicky
Verhaal drie, door Jan
Verhaal vier, door mij
Verhaal vijf, door Anne
Verhaal zes, door Vicky
Verhaal zeven, door Jan

En dan nu dus nummer acht, geschreven door mezelf, en aangereikt door Jan in het vorige verhaal.

Tien.

wafels

Helena zou volgende week tien jaar worden. Op zich geen enkel probleem, uiteraard, maarre… Wat doe je in hemelsnaam als feestje voor zo’n kind? Hoe blijf je origineel, en laat je het niet je halve maandbudget kosten?

Een verkleedfeestje thuis had ze al gehad, en, zo gaf ze zelf aan, “Word ik daar stilaan niet een beetje te groot voor, mama?” Zelf was ze komen aanzetten met het idee van een pyamafeestje: al haar vriendinnen zouden dan komen, hun pyama aantrekken en met een luchtmatras op de grond naar een typische meisjesfilm kijken, terwijl ze bakken chips naar binnen werkten, limonade dronken (van cola zouden ze al helemaal niet slapen) en waarschijnlijk de hele buurt bij elkaar zouden giechelen tot een stuk in de nacht. Linda zag het al helemaal voor zich, en vond Helena daar toch nog wat te jong voor. “Als je twaalf wordt, sproet, maar nu nog niet. Trouwens, is Marthe niet zwaar allergisch voor honden en katten? Wat doen we dan met die van ons? Die kunnen de avond zelf nog wel in de keuken zitten, maar ik ben niet van plan het ganse huis minutieus te stofzuigen daarvoor, als ze wil blijven slapen!”

Helena had diep gezucht zoals alleen tienjarige (of toch bijna) meisjes dat kunnen, met haar ogen gedraaid, was mokkend op de bank gaan zitten, maar moest na eventjes nadenken toch toegeven dat dat een probleem ging zijn. Want ja, een feestje zonder haar beste vriendin Marthe, dat kon toch niet. En ze moest toegeven, als Marthe een paar uur kwam spelen, dan had ze op het eind al een halve snotneus en rode ogen, en dan was ze nog niet in de buurt van de beesten geweest.

Linda ging naast haar dochter op de zetel zitten.

“Wat dacht je van… Nee, da’s ook al niet meer origineel zeker?”
“Wat bedoel je, mama?”
“Goh, ik dacht aan de Mc-Donalds en…”

De verontwaardiging kon niet groter zijn.

“Mama!!! Ik ben wel geen kleuter meer hé! Wat denk je wel? Zo’n feestje in de McDonalds heeft Ulrike al gedaan toen ze vijf werd, en Matthis ook toen hij zes werd! Denk je nu echt dat ik dat nog kan doen? Ik word wel tien he!” En met grote passen beende ze de woonkamer uit, naar de keuken.

Linda zuchtte. Dit ging nog leuk worden! Haar dochter leek echt wat teveel op haar om goed te zijn, al vond Pieter dat eigenlijk net de charme van het meisje. Papa kon zijn kleine meid soms moeilijk iets weigeren, en doorgaans was zijn excuus tegenover haar dan, als ze zei dat zij al nee had gezegd: “Maar lief, ze keek precies zoals jij, met precies diezelfde lieve blik waarop ik destijds zo verliefd ben geworden, en dan smelt ik ter plekke. Ja, ik weet dat ze dat maar al te goed beseft en dat ze het erom doet, maar ik kan er echt niet tegenop. Doe jij maar.”

En daar stond ze dan, met alweer de taak om streng te zijn tegen het meisje. Van geen wonder dat Helena, als ze boos was omdat ze iets niet kreeg, altijd uitriep dat papa veel liever was en dat ze hem veel liever zag en dat ze haar mama haatte! Pubermeisjes, ze kon het niemand aanraden. En Helena mocht dan nog net geen tien zijn, puberen kon ze al als de beste. Gelukkig bleven die buien van haar nooit lang duren. Zoals ook nu.

“Mama, moet jij iets hebben om te drinken?” klonk het vanuit de keuken. Helena was blijkbaar al helemaal vergeten dat ze eigenlijk boos was geweest, en had zich een glas melk genomen. Dat was, samen met water, het enige wat ze niet moest vragen, al vermoedde Linda dat ze soms achter haar rug wel al eens een blikje Ice-Tea of een glas cola durfde nemen als niemand het zag.

“Nee, dank je, ik heb hier nog een blikje staan.”
“Oké mamsie”, en vrolijk huppelend kwam Helena terug de kamer binnendansen, nét niet morsend met de melk. Ze installeerde zich naast Linda in de zetel, en ging gewoon verder met het gesprek alsof er niks gebeurd was. En in pubertermen was er wellicht ook helemaal niks gebeurd.

“Ik weet het niet, mama. Zo’n prinsessenfeest zoals Charlotte had, is echt niks voor mij, en voor de speelhal ben ik ook al veel te groot. Maar pannenkoeken vind ik wel nog altijd vreselijk lekker. Of wafels! Oh ja, mama, ga je dan wafels bakken voor ons? Toe, please?” Helena knipperde met haar ogen en keek Linda ‘luifelend’ aan, waardoor die in de lach schoot.
“Ja hoor, meisje, ik haal wel het wafelijzer bij oma. En stop maar met zo te kijken, dat helpt toch niet bij mij. Maar daarmee weten we nog steeds niet wat we gaan doen die dag.”

“Een pretpark?”

“Maar meisje toch! De meeste zijn niet eens meer open in de herfstvakantie, en als ze al open zijn, is het niet te betalen! Ik denk dat alleen Disneyland open is, en dat doe ik echt niet hoor! En daarbij, heb je al eens gedacht hoe het dan zou zijn als het zo’n 8 graden is buiten en de hele dag regent? Gezellig hoor! Dan heb je er ook helemaal niks aan!”

Helena gaf haar gelukkig gelijk, en ging weer nadenken, met zo’n diepe schattige frons in haar voorhoofd.

“En naar de film? Het is vakantie, en er zal wel één of andere toffe film spelen zeker?”

“Hmm. Da’s misschien nog een idee. Maar de Metropolis is een serieus eindje hier vandaan, en papa zal die dag wel weer moeten werken, zodat ik jullie niet allemaal mee kan nemen in de auto. Trouwens, zie je dat zitten, zo in die volle zalen, met al die andere kinderen erbij, en dan dat lawaai en zo?”

Helena sprong recht, midden op de zetel. Haar ogen glinsterden.

“Oh mama, maar ik heb een idee!! Weet je, dat kleine cinemaatje hier een paar straten verderop? We passeren er soms als we naar oma rijden, en ik vind altijd dat het er zo gezellig uitziet, maar ook zo eenzaam! Misschien dat die wel iets leuks spelen in de namiddag! En dan kunnen we er te voet naar toe, en daarna terug naar hier om wafels te eten! En ik ben zeker dat niemand van mijn vriendinnen daar al is geweest, en dan is het helemaal zo origineel en al, en zo lekker ouderwets, en zo …. zo cool!”

Linda dacht na. Waarom eigenlijk ook niet? De Cinema Royal was inderdaad vlakbij, en het was eeuwen geleden dat ze er nog was geweest, van lang voordat Helena geboren was. Het verwonderde haar eigenlijk dat het ding nog lang niet failliet was, of opgekocht en omgezet in appartementen of zoiets. Misschien was het ding wel beschermd als stadszicht of als monument, wie weet. Ze keek Helena aan, stond zonder iets te zeggen recht, ging naar haar PC en tikte iets in in Google. De Royal had blijkbaar geen eigen website – waarom was ze daar niet over verwonderd? – maar ze vond wel een telefoonnummer. Een vriendelijke, vermoeide stem aan de andere kant wist te vertellen dat ze in de namiddag in de vakantie een film gingen spelen van Pippi Langkous.

Helena was meteen wildenthousiast, iets waar Linda eigenlijk niet op had gerekend.

“Maar jawel, mama, die film is zo lekker retro – Linda wist niet eens dat haar dochter het begrip retro kende – dat die weer übercool is! Oh, en dan maken we uitnodigingen in de vorm van Pippi Langkouskaartjes, en doen we de hele dag onnozel!”

Linda moest alweer lachen. Het was toch ongelofelijk hoe snel zo’n kind enthousiast kon zijn. Maar het was meteen afgesproken, het probleem was opgelost, en blijkbaar vonden de zes uitgenodigde vriendinnen het ook een ‘cool’ idee.

De dag zelf was er een mager herfstzonnetje, en dat was prima. Helena was door het dolle heen, en haar vriendinnetjes ook. Linda had hen er nog net van kunnen afhouden om hun haar rost te spuiten en met ijzerdraad omhoog te zetten, maar er waren verschillende meisjes bij die streepjeskousen aanhadden. Haar eigen dochter ook, natuurlijk :-p

Het gegiechel was niet van de lucht. Lawaai dat zeven meisjes van tien kunnen maken zeg! Op weg naar de cinemazaal moest ze hen af en toe wat intomen, maar eigenlijk moest ze vooral lachen met de uitgelatenheid van de meisjes, alsof het een bende jonge hondjes betrof. De voorbijgangers glimlachten allemaal zonder uitzondering om zoveel jong plezier. Alleen dat ene oude dametje dat stond te wachten aan de tram, daar had ze toch even verontschuldigend naar gekeken. De meisjes hadden enthousiast “Hallo, mevrouw” gezegd en gezwaaid, en toen ze de knalroze bebloemde caddy hadden gezien die het dametje bijhad, daarop luidop commentaar op gegeven hoe ‘vetcool’ die wel was. Maar het was alsof de oude vrouw hen niet had gehoord: ze keek niet-begrijpend naar hen, zonder emotie te tonen, met een wazige blik. Daarop hadden de meisjes hun schouders opgehaald, naar elkaar gekeken en tegen hun hoofd getikt, en gewoon verdergefladderd. Linda had zich even gegeneerd gevoeld, maar de anderen die in het wachthokje zaten, glimlachten toch ook, dus zo erg zal het wel niet geweest zijn.

De film zelf was een succes. Buiten hen zat er nauwelijks nog iemand in de oude pluchen zetels, en daardoor konden ze commentaar geven naar hartelust, want de overige kinderen in de zaal deden gewoon mee.

Ook de wafels waren een succes geweest, en al bij al was het een heerlijke middag geworden.

Helena was doodop ‘s avonds, en zij niet alleen. Godzijdank dat zij maar één dochter hadden, en niet zo’n ganse meute! Pieter was op het einde van het feestje thuisgekomen van zijn kantoor, en ze verdacht er hem hard van om met opzet weggevlucht te zijn. Maar ook hij zag meteen de stralende ogen van zijn dochter, en wist dat het een goed feestje was geweest.

En toen hij ‘s avonds haar nog even kwam onderstoppen – een ritueel dat hij al volhield van toen ze een baby was -, zei ze: “Zeg papa, ik vond het wel jammer dat je er niet bij was, maar ik denk dat het vooral toch een meisjesdagje was, en dat jij het toch niet leuk had gevonden. Maar wil je mama nog even bedanken voor me? Want ik vind het moeilijk om haar dat zelf te zeggen, en eigenlijk was het wel ongelofelijk leuk vandaag. Ik denk dat dit mijn beste verjaardag tot nu toe was!”

En na een dikke knuffel draaide ze zich om, en viel bijna onmiddellijk in slaap.

Pieter bleef nog heel even in de deuropening staan, en keek naar zijn kleine meisje, dat eigenlijk toch al niet meer zo klein was intussen.

En met een glimlach sloot hij zachtjes de deur.

Ooit.

Ik had het eerder al over Nanowrimo. Intussen zijn we november, en is ons project al begonnen.

Anne had de eer het eerste verhaal te schrijven, en dat vindt u hier.

Verhaal nummer twee staat op het conto van Vicky. Jan schreef deel drie.

Ik heb ingepikt op zijn agent, en die in mijn verhaal geschreven. Maar oordeelt u vooral zelf. Zolang u maar in gedachten houdt dat ik zoiets nog nooit heb geschreven, en dat ik dus wel een beetje krediet van uwentwege verdien. Hoop ik toch :-p

Ooit.

Nathalie betrapte zich plots op dat ze uit het raam zat te staren. Bijna machinaal dronk ze de kop koffie in haar handen leeg, en huiverde toen ze vaststelde dat die intussen helemaal koud was geworden. Ze had er geen idee van hoe lang ze hier al zat, maar aan de koffie te merken, moest het al eventjes geweest zijn.

Peinzend keek ze opnieuw uit het raam, en zag meteen weer de kortgeknipte lavendel. De herinneringen sloegen weer over haar heen als een vloedgolf, en ze slikte.

Het was vorig jaar, rond deze tijd. Ze herinnerde zich nog perfect hoe de werkmannen van de stad bezig waren de bloemperkjes rond de straatbomen winterklaar te maken. De hele zomer had de lavendel uitbundig gebloeid, maar nu werden de struikjes kaalgeschoren, een triest zicht dat meteen de herfst een pak dichter had gebracht.
Ook toen had ze even naar buiten gekeken, en geglimlacht naar een van de mannen. De kat zat al de hele middag op de vensterbank geïntrigeerd toe te kijken hoe ze aan het snoeien waren onder het waterige herfstzonnetje.
Het was precies op dat moment dat ze de politiewagen zag stoppen. Ze herinnerde zich nog dat ze dacht dat er wellicht weer iets gaande was met de oudste zoon van de buren een huis of drie verderop. Met dat jong viel niks aan te vangen: hij zat in een jeugdbende, was al verschillende keren opgepakt voor vandalisme en steaming. Meewarig schudde ze het hoofd, en dronk – ook toen – van haar koffie.

Maar de agent die uitstapte, ging niet naar nummer drieënveertig. Als ze zich niet vergiste, kwam hij naar haar huis toe. Gebiologeerd zag ze hoe hij het hekje opende, en het tuinpad opliep. Pas toen hij belde, schrok ze wakker uit haar trance en ging de deur openen, de koffiekop nog in de hand.

Zijn gezicht zou ze nooit vergeten. Hij stelde zich voor als agent Mattheeuws, en vroeg op bijzonder ernstige toon of zij mevrouw Vandekerckhove was, en of hij even binnen mocht komen. Verbouwereerd liet ze hem binnen, de verwondering duidelijk op haar gezicht te lezen. Er zou toch niks mis zijn? Haar moeder misschien? Nah, dat zou ze al lang gehoord hebben van diens flatgenote. Ma had immers een hele tijd geleden een appartement gekocht in Florida, samen met haar beste vriendin, en ze skypten geregeld.

Haar schoonvader? Die was al een tijdje op de sukkel, sinds hij een jaar of twee geleden gemeen ten val was gekomen met zijn fiets. Officieel was hij intussen volledig hersteld, maar die val had hem op slag tien jaar ouder gemaakt, en een pak strammer en stiller.

Agent Mattheeuws vroeg haar of ze even wilde gaan zitten. Nathalie sloeg haar hand voor haar mond: ze had dit scenario al zo vaak gezien op televisie. Er was iets ergs gebeurd met iemand, daar was ze intussen zeker van. De angst was in haar ogen te lezen, toen ze stamelend vroeg wat er gebeurd was misschien.

De politieman sloeg zijn ogen neer, en zei toen dat er iets was met Mark. Hij was naar een van de lopende werven gegaan om de vorderingen van het passiefhuis op te volgen, en om na te kijken of zijn architectuurtekeningen wel werden gevolgd. Hij stond te overleggen met de werfleider en de eigenaar, toen er plots hard werd geroepen. Geschrokken keken ze alledrie omhoog, en zagen de emmer met cement naar beneden komen. De andere twee hadden nog net op tijd opzij kunnen springen, maar Marks reflexen waren tekort geschoten. Had hij maar zijn veiligheidshelm gedragen, zoals verplicht was. De bouwvakkers hadden onmiddellijk het noodnummer gedraaid en de ziekenwagen liet amper vier minuten op zich wachten, maar toch… Mark was overleden op weg naar het ziekenhuis, ze hadden niks meer voor hem kunnen doen.

Nathalie staarde met open mond naar de agent. De koffiekop was kletterend tegen de parketvloer geslagen en in duizenden stukken uiteengespat, maar dat zou ze pas later merken. Roerloos bleef ze zitten, terwijl ze de arme man aanstaarde. Haar brein ging in stand-bymodus: het was alsof ze niet meer kon denken, niet meer wílde denken. Terwijl Mattheeuws een glas water haalde, begon de waarheid langzaam door te sijpelen. Haar Mark was dood. Dood. Zacht prevelde ze het woord opnieuw en opnieuw, alsof ze de bittere smaak in haar mond wilde proeven.

Pas toen de agent vroeg of er iemand was die ze kon contacteren om bij haar te blijven, keek ze op naar hem. Huilen deed ze nog steeds niet: daarvoor was de schok te groot. Werktuiglijk zei ze de naam van haar schoonouders, maar toen ze zich realiseerde dat die wellicht nog van niks wisten, brak er iets in haar. Ze begon onbedaarlijk te huilen, en begroef haar gezicht in de troostende arm van de hulpeloze agent.

Pas na een kwartier slaagde ze erin de naam van Sofie te zeggen, haar beste vriendin. Ze gaf de agent haar GSM, want zelf kon ze de boodschap niet over haar lippen krijgen. Ze hoorde vanuit de woonkamer hoe hij in de keuken Sofie belde, en hoe hij zachtjes de boodschap overbracht. Toch leek het zo onwerkelijk, zo onwezenlijk. Elk moment kon Mark toch thuiskomen, nee?

Nathalie schudde zichzelf wakker uit haar herinneringen. Zelfs nu, na een jaar, deed het nog steeds bij momenten immens pijn. Nog steeds vond ze dat Mark elk moment kon thuiskomen. Soms zat ze alleen, de kat op schoot, een boek te lezen, en betrapte ze er zichzelf op dat ze eigenlijk op hem wachtte. En die gedachte sneed als een dolk door haar hart, elke keer weer.

Ja, de algemene pijn was verminderd. Of nee, niet verminderd, doffer geworden. Minder acuut. Meer… een gewoonte, een vaste levensgezel. Hoe scherp ze zich het moment dat ze het nieuws hoorde, nog herinnerde, zo vaag waren de dagen nadien. Ze zou voor het geld van de wereld niet meer weten hoe de begrafenis geregeld was geraakt, of wie haar huis schoon hield en haar te eten gaf. Want zelf had ze dat niet gedaan, dat wist ze wel zeker. Ze zag nog vaag het gezicht van Sofie opduiken, of die van haar schoonouders, en blijkbaar ook een of ander vrouwmens van een psychologische dienst of zo. Ook de begrafenis was een wazige plek in haar geheugen, gelukkig maar. Wat ze zich nog wel voor de geest kon halen, was de eindeloze reeks mensen die haar waren komen omarmen, de hand schudden, of haar een zoen gaven. Niet dat ze nog de namen wist, maar wel dat er geen einde aan leek te komen, en dat ze zich als een zombie had gedragen.

Maar het ergste moest nog komen. Dat waren de dagen nadien, toen Sofie weer meer tijd met haar eigen gezin begon door te brengen – niet dat ze haar dat kwalijk nam, wel integendeel – en ook Marks schoonouders naar huis waren. De dagen dat ze alleen was, dat ze de dingen zonder hem moest doen. Ze was opnieuw aan het werk gegaan, en had zich daar bijna fanatiek op gestort. Op die manier moest ze niet nadenken: het computerscherm toonde geen emoties, en de cijfers keken haar niet medelijdend aan. Lunchen deed ze aan haar bureau, of op mooie dagen op haar eentje in het park. Zo moest ze haar collega’s niet onder ogen komen, die haar steevast vroegen of het wel ging. Tsja, wat kon ze daarop antwoorden? Dat het verdomme helemaal niet ging? Dat elke vezel in haar lijf pijn deed zodra ze nog maar aan hem dacht? Dat ze alle foto’s van hem diep in een kast had weggestoken, omdat ze zijn lachende gezicht gewoon niet kon verdragen? Dat ze zichzelf elke avond steevast in slaap huilde, en dat ze zelfs overwoog om hun tweepersoonsbed naar de kringwinkel te brengen en een eenpersoonsbed te halen in de Ikea? Dat ze er zichzelf niet kon toe brengen om zijn kleerkast uit te legen, omdat dat zo onherroepelijk zou zijn, en dat ze dan het gevoel zou hebben dat ze hem verraadde? Dat ze de afwas soms dagenlang liet staan, omdat ze dat vroeger altijd samen deden? Dat ze de telefoontjes van haar schoonouders niet meer beantwoordde, omdat ze dan enkel en alleen nog over hem praatten? Dat ze lange monologen afstak tegen haar kat, zodat ze tenminste nog iemand had om mee te praten zonder dat die medelijden toonde? Want dat wilde ze niet. Niemand kon voelen wat zij voelde. Niemand kon mee lijden met wat zij te lijden had. Niemand kon dat gapende gemis om die ene specifieke persoon voelen. Niemand anders kon weten wat het was om geen Côte D’or-chocolade meer te willen eten, omdat hij elke avond haar liefdevol een stukje was komen brengen, wanneer zij zich al onder een dekentje in de zetel had genesteld. Of hoe het voelde om uitgenodigd te worden op een trouwfeest van zijn vroegere vrienden, en dan enkel haar eigen naam op de envelop te zien staan.

Of hoe pijn het deed om de gesnoeide lavendelstruiken te zien, en hoe mateloos ongevoelig ze het vond dat de gemeentewerkers vrolijk aan het fluiten waren en zichtbaar grapjes stonden te maken.

Traag maakte haar blik zich los van de gehavende struikjes. Ze gaf de kat een streel, draaide zich om en liep naar de keuken. Ze goot het laatste restje koude koffie weg, en stak de kop in de afwasmachine. Het was een ander servies dan dat van vorig jaar: na de gesneuvelde kop had ze alles weggedaan en een nieuw gekocht, eentje dat minder herinneringen opriep.

“En toch”, dacht ze, “toch wordt het ooit nog wel beter. Misschien slaag ik er ooit nog wel in om blij te zijn als ik aan hem terugdenk, en aan de prachtige jaren die ik van hem heb gekregen. En kan ik ooit nog glimlachen wanneer ik zijn foto zie. Ooit.”

Ze zuchtte, en gaf de kat die rond haar benen draaide een kommetje melk.

“En misschien, poes, heel misschien plant ik ooit nog wel zelf lavendel.”

NaNoWriMo

Een tijd geleden benaderde Anne me met de vraag of ik wilde meedoen met NaNoWriMo. Ik viel uit de lucht: Nanowatte?

Blijkbaar is het een acronym voor National Novel Writing Month, waarbij je exact dertig dagen (de maand november) de tijd krijgt om 50.000 woorden bij elkaar te pennen. Een helse opdracht, zo lijkt me.

Anne was vorig jaar de uitdaging aangegaan, samen met een aantal vrienden, en hadden elk hun deel geschreven, over dezelfde personages en dezelfde plot.

Ik vond het een eer dat ze aan me dacht voor dit project, en ik heb dan ook, na wat aarzeling, ja gezegd. Ik hoop dat ik de belofte kan waarmaken: we zijn met vier, en gaan elk om de vier dagen een stukje schrijven, een kortverhaal van rond de 1600 woorden. Een echte plot hebben we niet vastgelegd, alleen een man-bijt-hondthema. U kent de kleine reportagetjes wel waarbij ze geruisloos van de ene persoon naar de ander overgaan: ze volgen even een bepaalde persoon, en wanneer die contact legt met iemand anders, verhuist de camera mee en volgt de nieuwe persoon.

Op die manier willen we ook proberen schrijven: elk van ons pikt een personage op uit het vorige verhaal, en doet daar op zijn/haar beurt iets mee.

Ik ben benieuwd of het wat wordt. Mijn stukjes zullen hier verschijnen, maar ik zal dapper linken naar de andere verhalen, zodat je kan volgen (en na een maand kan zeggen dat je een boek hebt gelezen :-p )

Wens me succes!

Koor

Gisteren was er een korte repetitie voor een trouwmis, met ons koor. Want jawel, ik ga terug. Ik heb het zo hard gemist, dat zingen.

En ik heb er intens van genoten. Blijkbaar was dat er ook aan te zien, ik zat blijkbaar te stralen.

Fijn hé 🙂

MiramirO

En jawel, nog een verslag dat oorspronkelijk op GentBlogt is verschenen. De foto’s zijn van diverse fotografen, ik hoop maar dat ze het niet erg vinden dat ik ze overgenomen heb.

Voor de eerste dag van MiramirO gaf ik present om 20u op het Spaanskasteelplein voor de voorstelling ‘Enfin Tranquille’ van Mine de Rien (Fr). Het decor spreekt al op zich tot de verbeelding: twee kleine werkmanshuisjes, deur en venstertje bovenaan, met elk een klein achtertuintje en daartussen een lage afsluiting.

MiraMiro

Het verschil tussen de twee is meteen merkbaar: het ene tuintje is netjes opgeruimd met bloemen en een stoeltje, in het andere staat een oud tafeltje, een versleten stoel, en wat rommel. Zodra de bewoonsters erbij komen, wordt alles duidelijk: twee oude vrouwtjes hebben blijkbaar niet veel om handen, houden elkaar minutieus in het oog en gunnen elkaar niet het minste pleziertje. Het is ronduit hilarisch hoe ze elkaar het bloed van onder de nagels pesten, soms wordt het je reinste slapstick. De kinderen op de voorste rijen lagen dan ook in een deuk. Maar haten de buurvrouwen elkaar echt? Of kunnen ze elkaar, op hun eigen manier, misschien toch niet missen?

MiraMiro MiraMiro

Deze zo goed als woordeloze voorstelling van quasi een uur maakte een diepe indruk, en zou eigenlijk niet eens misstaan in een echt theater.

Gezien op donderdag 23 juli om 20u
Nog te zien op vrijdag 24 juli 17u en 20u op het Spaanskasteelplein.

Onmiddellijk na deze voorstelling begon aan de andere kant van het plein ‘Play’ van de Spanjaard Léandre. Ik slaagde er nog in me ergens tussen te wurmen, en genoot van deze hedendaagse clown. In het begin wist ik niet goed wat de bedoeling was: met veel theatrale gebaren was de man, strak in het pak gestoken, zijn publiek aan het herschikken. Achteraf gezien moet hij op dat moment aan het inschatten geweest zijn wat voor volk hij in de kuip had, want dat is ’s mans grote sterkte: inspelen op zijn publiek.

leandre leandre leandre leandre leandre leandre leandre leandre

Er zijn wellicht wel een aantal op voorhand vastgelegde patronen, maar zijn improvisatietalent is meesterlijk. Zo reageerde hij onnavolgbaar op de reacties van een klein meisje (ze kan niet ouder dan drie zijn geweest), en slaagde hij er zelfs in met een baby het hele publiek te doen schateren. Doorheen de ganse voorstelling wordt hij begeleid op elektronische piano, muziek die wel degelijk zijn functie heeft. Veertig minuten later moest ik vaststellen dat ik al bij al gewoon tranen had gelachen, en dat voor een voorstelling zonder tekst of script. Chapeau!

leandre leandre leandre leandre leandre leandre leandre leandre leandre leandre

Gezien om donderdag 23 juli om 21u.
Nog te zien op vrijdag 24, zaterdag 25 en zondag 26 juli, telkens om 21u op het Spaanskasteelplein

Een dik half uur later stond ik aan te schuiven op de Sint-Baafssite aan de piepkleine circustent van Circo Ripopolo (BE) voor de voorstelling ‘A Rovescio’. We maakten ons eigenlijk wel een beetje zorgen: volgens een bordje kon er maximum 20 man binnen, en we stonden er zeker met 60! Na een beetje wachten werden we alsnog allemaal binnengesluisd naar de achterkant van de tent: staljongens Gabriele en Giancarlo verzamelden alle mogelijke dingen om op te zitten, maar helaas, binnen in de tent konden we niet meer.

ripo ripo ripo ripo ripo ripo ripo ripo

Niet getreurd, dan gingen zij wel zorgen voor spektakel. Er waren bijzonder goeie vondsten bij (zoals Carlito de slak) maar ook wel mindere momenten. Soms verliep de voorstelling nogal traag, al zat je bij tijd en wijle echt te schateren. Naar mijn mening mocht de drie kwartier durende voorstelling wat ingekort worden, maar is ze zeker de moeite waard.

Gezien op donderdag 23 juli om 22u30.
Nog te zien op vrijdag 24, zaterdag 25 en zondag 26 juli, telkens om 22u30 op de Sint-Baafssite.
Tickets: € 6; reserveren via Uitbureau, tel. 09/233.77.88

Oidipoes in Kolonos

Alweer een verslagje voor GentBlogt.

Sophocles mag dan misschien wel 2500 jaar geleden geleefd hebben, zijn toneelstukken hebben nog steeds niks van hun actuele waarde verloren. Zeker niet als het om een bewerking van Oidipoes in Kolonos door Hugo Claus gaat, die uitgevoerd wordt door Aldo Behrens en Katrien Delbaere, in regie van Jo Decaluwe.

Ook al zijn er meerdere personages, alles wordt gespeeld door twee acteurs, zoals ook in Sophocles’ tijd vaak gedaan werd. De Zuid-Afrikaanse professor Aldo Behrens, 69 intussen, staat met een geweldige présence op de planken, en zet een uitstekende Oidipoes neer, waardig in al zijn nederigheid. Zijn tegenspeelster Katrien Delbaere neemt de andere rollen voor haar rekening, netjes te onderscheiden van elkaar door de knappe kostumering. De enscenering is heel eenvoudig: een omgevallen boom in een zandvlakte, waarrond het publiek zit. Dit “théâtre en rond” heeft het voordeel dat de acteurs niet belemmerd zijn door hun publiek, maar heel eenvoudig de actie kunnen spelen waar ze willen.

De thematiek is dan weer die van rechtvaardigheid en familiezin versus machtswellust en hebzucht: Oidipoes is verbannen door zijn eigen zonen, die hem omwille van een orakeluitspraak nu terug willen in hun stad. Om evidente redenen weigert de blinde oudkoning.

oidipoes

Oidipoes in Kolonos is op zich al geen licht stuk, en het feit dat Behrens Afrikaans spreekt, maakt het er wellicht niet makkelijker op. Toch is die taal zeker geen probleem: door het feit dat Delbaere Nederlands spreekt, vallen de gesprekken bijzonder goed te volgen, ook als je een woord niet zou begrepen hebben.

Een knappe voorstelling, gebracht door sterke acteurs: zeker een aanrader.

Nog elke dag van de feesten in Theater Tinnenpot, om 17.30u. Prijs: 13.00€. Info en reservaties op 09/225.18.60 of http://www.tinnenpot.be

Moereloere

Dinsdagavond met mijn ouders naar de Moereloere geweest, en er het volgende artikel voor Gent Blogt bij geschreven (ze kwamen er niet uit of het in het Nederlands of het Gents moest, vandaar dat het allebei is).

Oas ge nen echte Genteneire zijt, en ge leeft al langer of dat er nen computer in ui uis stoat, tons kende de Moereloere. Margrietse, Oswald, Fred, en vroeger uuk nog Michel en Rik (en ‘k vergete der nog nen nest) ên joaren oan een stuk elke Fieste in ‘t Museetse gespeeld, en doarachter uuk nog in nen uup prochezoalen overal te velde. Tien joar geleen zijn ze dermee gestopt, ‘t wier tevele en te lange. Kanne da goe verstoan.

Moar nui ân Margrietse, Oswald en Fred der were goeste in gekrege, en z’ên tuupe me Jo Decaluwe een compiloase gemokt. ‘k Verschote wel een beetse oas ek zagge daddet nui in ‘t Tinnenpot es, en niemier in ‘t Museetse, moar alla ja, tons emme tenminste gien natte voeten niemier oas ‘t were nen drache nationale doet.
Deissendag zij ‘k mee mijn èwers goan kèke, en ‘k zagge daddet goe woas. Sommigste van de liedses oak joaren geleên al gezien, moar dadden besan nie, want ze zijn nog even goe. En de sketchkes? Awel, da’s gelijk of altijd: ‘uit het leven gegrepen’, lijk of da Oswald da zuu schuune kan zegge. Simonne, getrèwd me Richard, vertelt over ulder vakanse op nen camping oan de Côte d’ Azur, of wa dan ze tegengekomen zijn me ulder otootse in de Beekse Bergen in Olland. Of ge ziet oe dat den chef van Richard komt eten, en da zezij tevele ee gedronke…

‘k E van uure waaien daddet de loatste kier zuu zijn da ze spelen: ‘k en wete nie of dat er nog koarten zijn, moar moeste kik van ui zijn, ‘k zoe ne kier belle, want ‘t is de moeite weird. Zeker wete!

Moereloere Moereloere

Moereloere, het is jarenlang een van de vaste waarden geweest in het Gentse, en dan meer bepaald op de Gentse Feesten. De voorstellingen van deze Gentse cabaretgroep op het binnenplein van het Museetse (Het Huis van Alijn) waren legendarisch, net zoals het paniekerige vluchten midden in een voorstelling als het weer eens begon te stortregenen.

Jarenlang hebben Margriet, Oswald, Rik, Michel en vele anderen het beste van zichzelf gegeven. Tien jaar geleden hebben ze echter de lier aan de wilgen gehangen en er een punt achter gezet, tot grote spijt van velen in het publiek.

Dit jaar zijn echter drie van de vaste leden van vroeger, met name Margriet Bruggeman, Oswald Versyp en Fred Praet, opnieuw samengekomen om onder leiding van Jo Decaluwe een compilatie in elkaar te boksen. Ze zijn verhuisd van buiten naar binnen, dat wel: ik moet toegeven dat ik even vreemd opkeek toen het in de Tinnenpot bleek te zijn. De sfeer is daardoor een beetje anders, maar toen ik het midden in de voorstelling buiten hoorde stortregenen, was ik daar niet echt rouwig om.

Moereloere brengt, zoals altijd, een mix van tekst en muziek, van lollen en ernstiger momenten, maar eigenlijk altijd bijzonder herkenbaar en levensecht. Het eerste stukje is zelfs schrijnend: een oudere man zit op café, en vertelt daar aan de fictieve cafébaas dat hij ontslagen is na 24 jaar trouwe dienst: “den dienst van de carrosserie wordt gotomatiseerd, en de goeie weirkmensen worden vervange door azuu van die robotses… ”

Het overgrote deel van de sketches speelt zich echter af bij Simonne en Richard, een koppel met een tienerdochter Lucrèce. Of Simonne nu aan de telefoon vertelt van de uitstap naar de Beekse Bergen, of het heeft over de campingvakantie, je lacht je tranen. De chef van Richard komt eten en Simonne heeft teveel gedronken, of ze vertelt hoe haar vent aan het worstelen is met een nieuwe kleerkast van de Weba… Het geheel wordt doorspekt met liedjes, al dan niet komisch.

De enige voorwaarde om de voorstelling te kunnen volgen, is een basiskennis van het Gents, aangezien alles in een sappig Gents wordt gebracht. Amper één stuk wordt door Versyp in een of ander Meetjeslands dialect gebracht. Een doorgewinterde Limburger zal dus met grote ogen en niet-begrijpende blik zitten kijken, maar het aanwezige publiek zat dinsdag toch te smullen van de woordgrapjes. Echte Genteneirs dus, mijn gedacht!

Europees Figurentheatercentrum

Vandaag was een lastige dag, vooral voor de kinderen. De voormiddag was niks speciaals, dat niet, maar de namiddag des te meer. Ik heb Kobe namelijk wakker gemaakt om kwart voor vier, heb de jongens respectievelijk appel en kersen gegeven, en ben met hen naar de Gentse Feesten gereden. Gelukkig heb ik parking (soms) bij Bart op kantoor, zodat ik me daar tenminste al niet dood moet naar zoeken.

Via de Veldstraat (en de Australian icecream – ik kan nog niet geloven dat Kobe de zijne opkreeg) ging het naar de Trommelstraat in het Patershol, alwaar het Europees Figurentheatercentrum gevestigd is. Op het binnenplein hebben we nog de twee laatste voorstellingen van de dag meegepikt:  Systaim d’art (BE) met  “Kami en Kamu” en Cie Le Funambule (BE) met  “Déchets sans frontières”. De eerste was woordenloos, en liet twee grote latexpoppen elkaar besnuffelen en betasten en, toen de ene een vlek die niet afging, had op haar schoen, ook natgieten met water. Ik vond het niet echt bijzonder, en Kobe had schrik van de ‘spoken’, terwijl Wolf vond dat het precies zombies waren.
De tweede voorstelling was in het Frans, duidelijk tekst (en liedjes-) gericht en speelde zich af op een vuilnisbelt, alwaar een melkfles een revue oprichtte tussen het andere vuil. Acrobatische brikpakjes, verliefde colablikjes, een bananenschil op zoek naar de composthoop, en meer van die heerlijke onzin. De kinderen vonden het mooi, ook al verstonden ze er niks van.

Daarna ging het gezwind naar huis want het was al na zevenen, en een pak frietjes later lagen ze tegen half negen in bed. Oef.

En ben ik nog met Annelies naar het boombal geweest, waar ik me ook prima heb geamuseerd en een paar dansen heb geleerd.

Al bij al een fijne dag 🙂

Garnalengruwel

Ik heb al vaker naar hen verwezen, het blog van twee leerlingen van me. Ze hebben allebei een vijs los en een behoorlijk absurdistisch trekje, en juist daarom vind ik hen zo goed. Hij schrijft voornamelijk, zij fotografeert. En toch is zij degene die een schrijfwedstrijd heeft gewonnen. Typisch.

Ook deze post trok weer mijn aandacht, en ik ben er al een paar keer opnieuw naar gaan kijken.

In de gaten houden, zou ik zo zeggen.