Nu ik al behoorlijk wat gewicht kwijt ben, is het tijd om ook te sporten. Ik ben al een paar keer gaan fietsen, en ik heb al een hele tijd de Start to Run op mijn iPhone staan. Ilse heeft vorige week mijn geleende sportschoenen teruggebracht, en dus had ik niet veel excuses meer.
Bart is vorige week een keer of drie gaan lopen. Telkens amper tien minuten, maar je moet ergens beginnen, nietwaar? Toen we het er gisterenavond over hadden, besloot ik mee te gaan. Deze morgen heeft hij me dus om half zeven wakker gemaakt, en stond ik tien minuten later buiten in Tshirt, legging en loopschoenen. Maar nog zonder Start to Run, eerst eens kijken wat het gaf.
We zijn samen gestart, maar ik liep vééls te traag voor hem. En zelfs dan nog. Ik ben een meter of 200 ver geraakt, en toen moest ik al stappen. Zucht. Zweten deed ik niet, ik had alleen geen adem meer. Het voelde alsof mijn longen amper halverwege mijn ribben kwamen, en mijn luchtpijp en longen brandden. Fijn.
Ik ben verder gewandeld, en heb nog een keer of drie geprobeerd om opnieuw te lopen. Langer dan een halve minuut (kan ook korter geweest zijn) hield ik het nooit uit.
Bon, ik heb dus toch een ochtendwandeling gemaakt.
En ik voelde me weer zestien en een complete mislukkeling. Toen moesten we ook lopen: twaalf minuten lang, en zien hoe ver je geraakte, de fameuze Coopertest. Ik weet dat ik in het laatste jaar drie weken lang elke morgen om zeven uur ben opgestaan om rondjes te lopen rond de binnentuin (ik zat op internaat). Zonder resultaat. Nu ja, na drie weken raakte ik op twaalf minuten ongeveer honderd meter verder dan in het begin. Mijn lerares wist dat ik elke morgen ging lopen, en gaf me vol medelijden toch nog een vijf, waar ik eigenlijk een drie verdiende.
Vanmorgen heb ik dus mijn tranen verbeten, en was ik blij dat ik nog niks gegeten had, want ik had het vast en zeker uitgekotst.
Lopen, het is niks voor mij. Helaas.