Redelijk op het onverwacht – ze waren me vergeten te verwittigen – stond ik dus vanavond in Brugge. Bart was zo ontzettend lief geweest om me naar het station te brengen en me dan ook in het holst van de nacht weer op te halen: ik wist dat de treinreis, de wandeling en de voorstelling zelf eigenlijk te veel van het goede gingen zijn voor mijn rug, en als ik had geweten, had ik het etentje met Gwen gisteren verzet. Maar bon, het is me gelukt, al was ik Bart bijzonder dankbaar dat ik niet zelf nog naar huis hoefde te rijden: hij zat achter het stuur, en dat zegt wel iets.
Maar bon, het was een zeer aangename avond, al heb ik nog steeds iets van “What the fuck was dat, zeg???” Voor de schoolwebsite schreef ik er het volgende verslag over:
“Op dinsdag 04 februari tekende een hele groep leerlingen uit vier, vijf en zes vrijwillig present in het Sint-Pietersstation: samen trokken ze richting Brugge voor de voorstelling Orfeus/Lazarus. Mijnheer Uyttenhove, geboren Bruggenaar, nam tijdens de twintig minuten durende wandeling doorheen het centrum van Brugge richting de Stadsschouwburg de gelegenheid te baat om hier en daar een weetje ten berde te brengen, zoals bv. over de ondergrondse bierpijpleiding van de stadsbrouwerij, of het feit dat het Belfort stilaan de toren van Pisa achterna gaat. Bij die laatste stop op de Grote Markt gaf ook mevrouw Rombaut een korte samenvatting van het verhaal van Orfeus en Eurydice, wat achteraf geen luxe bleek te zijn.
Want die voorstelling, die ging wel degelijk over Orfeus die al drieduizend jaar na elkaar probeert zijn geliefde Eurydice uit de onderwereld te halen. Alleen was dat verhaal alles behalve rechtlijnig, wel integendeel: ondersteund door een uitstekende Flat Earth Society ontbindt Koen De Graeve al zijn duivels in een meedogenloze woordenstroom. Tweeënhalf uur lang word je als publiek omvergeblazen door iets wat het midden houdt tussen stream of consciousness en verbaal expressionisme: De Graeve stort zijn gedachten over je uit in een mengeling van Nederlands, Frans, Engels, Duits en Aalsters, met af en toe zelfs Latijn en Oudgrieks. Dat hij bij momenten niet te verstaan is, maakt zelfs niet uit: het gaat om de klanken, het effect, de sfeer. Dat is ook de reden, vermoeden we, dat er in de voorstelling geen pauze is: je kan dit niet zomaar onderbreken. Al onderbreekt De Graeve vooral ook zichzelf: zijn gedachten springen alle kanten uit, het verhaal gaat van papa Zeus en Orfeus naar Koen die Sint speelt voor zijn kinderen tot filosofische overpeinzingen over het Γνωθι σεαυτον – Gnothi seauton, ken jezelf – van Socrates. Dit is het om in het hoofd te zitten van iemand met ADHD: hij maant zichzelf dan ook voortdurend aan tot focussen.
Wanneer je de zaal verlaat, heb je dan ook het gevoel dat je net bent omvergereden door een aanstormende sneltrein, waarvan je wist dat die op je afkwam en waar je naartoe zat te kijken als een konijn naar een set koplampen. Sommige leerlingen vonden er niks aan: te lang, te saai, te luid. Maar anderen, waaronder ook de leraars, vonden het eigenlijk best wel een goed stuk, wanneer je er even hebt van kunnen bekomen.
Voor dat laatste deed de wandeling terug richting station wonderen, net zoals de treinreis: om half twaalf stonden we terug in Gent, een aparte ervaring rijker.”