Ik was deze titel ergens tegenkomen, en dacht toen: een detectiveverhaal dat zich afspeelt in het oude Rome, beetje de stijl van een Gordianus: waarom niet? Dat is van die snelle, simpele lectuur tussendoor.
Het is zelfs meer dan dat: het speelt zich voor een keer niet af in de roemruchte eerste eeuw VGT (voor de gangbare jaartelling) maar wel in de eerste eeuw GT, dus de tijd van de Flaviërs, in casu Vespasianus en zonen. Het is overigens meer in de stijl geschreven van The Iron Druid of Alex Verus, dus in de ik-persoon met bijzonder veel zelfspot en sarcasme.
De hoofdpersoon, Marcus Didius Falco, is een Romeins burger van de laagste klasse die in zijn levensonderhoud probeert te voorzien als informer, zeg maar privé-detective die echtscheidingen onderzoekt, gestolen voorwerpen terugvindt, dat soort dingen. En blijkbaar ook af en toe een klusje dat het daglicht niet mag zien opknapt voor keizer Vespasianus. Hij woont in een krot op de zesde verdieping in een armoedige buurt, heeft een uitgebreide reeks zussen die hij min of meer probeert te steunen, een vader met wie hij in ruzie ligt, en een voorliefde voor goedkope wijn.
In deze eerste aflevering – er zijn er intussen een stuk of 18 – krijgt hij een missie naar Brittannië, waar hij nog als soldaat heeft gediend met zijn beste vriend Petronius, om daar de senatorsdochter Helena Justina op te halen en intussen ook het raadsel van gestolen ongeraffineerd zilver op te lossen.
Davis schrijft vlot, soms iets te nadrukkelijk en te herhalend, maar wel zeer onderhoudend, en de plot zit ook goed in elkaar. Maar vooral: ze slaagt er wonderwel in om de sfeer van dat oude, vuile, drukke, onveilige Rome op te roepen zonder te vervallen in de verheerlijking van de Romeinse idealen.
Fijne lectuur voor als het niet te zwaar mag zijn.