Ik kende Arjen Lubach van zijn uitstekende satirische programma “Zondag met Lubach”, waar hij bijtende satire heerlijk grappig verpakt. Ik wist helemaal niet dat de man eigenlijk schrijver was, en dan nog een begenadigde.
Toen Wolf zei dat hij “Magnus” ging lezen voor Nederlands, zette ik het boek meteen op mijn eigen leeslijst, en daar heb ik absoluut geen spijt van. Lubach kan schrijven, zoveel staat vast. In hoeverre hij daarvoor uit zijn leven put, is niet duidelijk, maar zeker is dat er een behoorlijk aantal autobiografische elementen in zit.
Merlijn Kaiser is toneelschrijver en epilepticus, maar zijn leven wordt voornamelijk gedefinieerd door zijn relatie met Caro. Wanneer zij hem verlaat – het is te veel hetzelfde met hem – zakt hij weg in een depressie, al heeft hij dat zelf niet eens door. Wanneer iemand van Mastercard hem plots belt over onverwachte uitgaven in Zweden, haalt dit hem uit zijn impasse: hij trekt totaal impulsief naar Stockholm om zelf te proberen achterhalen wie de dief van zijn creditcardgegevens is. Wanneer hij met enige moeite de man effectief ook opspoort en niet alleen kennis maakt met hem maar ook met diens dochter, meet hij zichzelf een valse identiteit aan en blijft hij niet de geplande week, maar meteen een half jaar. Met de nodige implicaties en consequenties natuurlijk.
Lubach zet tegelijk een verhaal neer van ontoereikendheid, grijsheid en depressie en een relaas van een avontuur dat tegen wil en dank romantisch blijkt te zijn. Het hoofdpersonage is vooral kritisch tegenover zichzelf, maar ook zeer herkenbaar in zijn procrastinatiegedrag, zijn ontwijken van verantwoordelijkheid, zijn onwil om volwassen te zijn.
En de plot? Die lijkt op het eerste zicht onrealistisch, maar dan toch weer niet, zodra alle plotlijnen samenkomen. Wat ik ook heerlijk vond, is dat je duidelijk merkt dat dit geen vertaling is, maar een authentiek Nederlands boek, terwijl je toch zelden merkt dat het Noord-Nederlands is. Slechts af en toe sluipt er een woord of een zinswending in die niet in beide Nederlandstalige landen courant is. Ik ben vooral ook fan van Lubachs stijl: ik kan hem niet precies omschrijven, maar het is ongedwongen, ongeforceerd mooi Nederlands. Niet het barokke van een Hertmans, niet het platte proza van zo veel would-be schrijvers. Het zegt wel iets dat ik het boek op twee dagen heb uitgelezen en vannacht blijven lezen ben tot kwart voor twee, tot het uit was.
Aanrader? Jazeker. En gegroeid respect voor Arjen Lubach. Met een e.