Ik hoop dat er vandaag eindelijk een streep onder de saga van de verkavelingsperikelen is getrokken.
Ik heb gisterenavond nog een hoop brieven zitten afprinten, een hoop bijhorende plannetjes geprint en ingekleurd, enveloppen geschreven, en papiertjes voor aangetekende zendingen ingevuld.
Deze ochtend heeft Bart de papieren dan getekend en heb ik ze in de loop van de voormiddag in de enveloppen gestoken.
Om dan vast te stellen dat ik twaalf getekende papieren te kort had. Want, ha ja, de dame van Stedenbouw had geteld hoeveel handtekeningen ze tekort had, en dat waren er volgens haar twintig. Ik had dus gisteren twintig exemplaren geprint en op Barts bureau gelegd, en er verder niet meer bij stilgestaan. Later op de avond had ik gemerkt dat de dame twintig adressen met ontbrekende handtekeningen had geteld, maar blijkbaar niet alle namen.
Deze namiddag heb ik dus een half uurtje op Barts kantoor doorgebracht (de jongens vonden dat zalig, want dan mochten ze MarioKart spelen op de Wii. Niet dat ze dat thuis niet hebben, maar op een ander is dat toch altijd wijzer) en gewacht tot hij uit vergadering was om die ontbrekende papieren te laten tekenen.
En dan naar het postkantoor, om 180,80 euro later terug naar huis te rijden, de bewijsjes van de aangetekende zendingen in te scannen, en ze door te sturen naar Stedenbouw.
Poeh.
Intussen heb ik wel via de Post een bericht gekregen dat ze mijn dossier goed ontvangen hebben. Als ze het nu nog zouden kwijtspelen, heb ik tenminste al dàt bewijs in handen. Want ik hou mijn hart vast.
Een pak werk verzet proficiat