365 – 7 maart

365-066

Een erfenis: struiken uit de tuin van mijn grootvader, die ik begin november uitgegraven heb en hier opnieuw geplant. Het huis is inmiddels verkocht, de tuin platgegooid, maar deze Azalea Japonica heb ik tenminste kunnen houden. En hij bloeit…

Ad te, ave!

Twintig.

Yup, twintig. Zoveel jaar zijn Bart en ik al samen. Twaalf januari 1993 is een dag die ik nooit meer vergeet.

We hadden al een tijdje rond elkaar gedraaid. Of, om preciezer te zijn, Bart had al een tijdje om me heen gedraaid. Ik kende hem via zijn jongere broer, die net zoals mijn broer economie studeerde. Koen en ik deelden daardoor hetzelfde stamcafé, de Yucca, toen nog in de Sint-Pietersnieuwstraat.

Met Koen was ik al een tijdje bevriend: we speelden vaak samen kleurenwies, en we zaten ook gewoon gezellig samen met een ganse hoop anderen op café. Begin december had hij me meegevraagd naar de videoweek op het kot van zijn broer: een berucht kot in de Vanhulthemstraat, waar ze dus in hun keuken een hele week, 24/24, video’s draaiden, en intussen allerhande versnaperingen (denk gerust aan frieten, ijs of pizza) verkochten.

Dat moet de eerste keer geweest zijn dat ik Bart zag. Ik herinner me nog dat hij pontificaal in de eerste fauteuil zat, bijzonder stil, maar dat niemand hem die positie betwistte. En dat hij vroeg ging slapen, want dat hij hogeschool volgde en ze daar absenties namen. En dat was dat, zo ongeveer.

Maar blijkbaar was ik hem wél opgevallen, want hij begon af en toe mee te komen met zijn broer naar de Yucca, als er wat te doen was. En op oudejaarsavond stond hij bij me te dansen, en zei zijn broer vlakaf tegen hem, terwijl ik het kon horen: “Vergeet het, maat, die is niet te krijgen!” Waarop Bart alleen maar moest lachen en zijn schouders ophaalde. En het dus duidelijk als een uitdaging beschouwde.

Twee weken later betrapte ik mezelf erop dat ik op maandagavond aan het rondhangen was in de Yucca. Het was jazz-avond of zoiets, van Henkie; veel volk was er niet, en niet echt iemand die ik kende, maar toch bleef ik hangen, omdat ik vermoedde dat Bart nog ging langskomen. Rond een uur of elf kwam hij effectief nog toe, en raakten we aan de praat. En werd het later en later.

En toen zei Bart dat hij op zijn kot nog champagne had. Waarop ik zei dat ik met de moto was, en dus toch niet kon drinken. En hij voorstelde dat ik gewoon kon blijven slapen dan, als ik wilde. Zonder bijbedoelingen of zo.

Blijkbaar was ik makkelijk te overhalen, want even later zaten we op zijn kot champagne te drinken. Waarvan overigens later bleek dat we er allebei niet echt zot van zijn :-p Het één leidde tot het ander (overigens niet te ver denken, zo van in ’t begin), en tot de grote verbazing van zijn kotgenoten bleek stille Bart de volgende dag dus een lief te hebben.

Twintig jaar.

Weet je, nog nooit heeft iemand me zo gelukkig gemaakt. Mijn spitsbroeder, mijn zielsgenoot, mijn maatje. Twintig jaar, en ik heb er nog geen moment spijt van gehad. Behalve dan van die champagne.

Eerste sneeuw

Ik weet het, het is heel erg cliché, maar telkens als de eerste sneeuw valt, zit ik met dat liedje van Jan De Wilde in mijn hoofd. Tijd om die CD nog eens op te zetten, medunkt.

Hier alvast de melancholische tekst:

Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit
Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit
Ik kon het niet geloven, maar voor de vensterruit
Viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw

M’n mama kwam naar boven, ’t is tijd om op te staan
M’n mama kwam naar boven, kom trek je kleren aan
Mama, lieve mama, kijk eens naar benee
Ga je met me mee, in de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw

Waar is m’n wollen muts nu, waar is m’n dikke sjaal
Waar is m’n wollen muts nu, waar is m’n dikke sjaal
En ergens in de kelder ligt toch nog die slee
Papa moet me duwen door de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw

Nu twintig jaren later, heb ik geen zin om op te staan
Nu twintig jaren later, kijk ik weer uit het raam
M’n mama zal niet komen, m’n mama is lang dood
Ze ligt al lang beneden, in de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw

Overdaad

Ik wil niet met de vinger wijzen, want ik stond per slot van rekening óók in de winkel, maar toch een paar bedenkingen.

Ik ging dus deze voormiddag naar de Dreamland, om voor de kinderen elk een Sinterklaascadeautje te kopen. Merel krijgt een kleinigheidje want die snapt het toch nog niet, maar zo heeft ze ook iets. De jongens schreven een brief naar de Sint, en vroegen een bepaald spelletje voor de Xbox, en uiteraard – hoe kan het ook anders, hier ten huize? – om Skylanders.

Het was woensdagvoormiddag elf uur. De parking stond overvol, inclusief het ondergrondse stuk. Alle kassa’s waren open, en hadden elk een rij van minstens vijf mensen voor zich. En het overgrote deel van die mensen had een volgeladen kar bij zich. En dan bedoel ik ook volgeladen: vaak meer dan twintig stuks, en grote dozen. Ik stond daar bijna onwennig tussen met mijn drie stuks.

En toen maakte ik me de bedenking: moet dat nu echt? Ofwel zijn er dus veel meer gezinnen met tien kinderen in België dan we denken, ofwel deed iedereen al meteen inkopen voor Sinterklaas, kerst en nieuwjaar, en meteen ook in naam van alle oma’s, opa’s, meters en peters en godmagwetenwie. Maar dan nog.

Als onze kinderen een groot cadeau willen, dan wordt er samengelegd. Dan is dat van verschillende mensen tegelijk. En anders krijgen ze meerdere kleine dingen, zoals een verfdoos, of een puzzel of zo. De Sint brengt voor elk één ding, en dan ook nog enkel hier, niet bij de grootouders. Voor kerst krijgen ze ook van elk één cadeautje. Ik vind het belangrijk dat ze leren kiezen en afwegen wat ze willen, en dat ze de waarde van geld leren kennen. En als ze in het jaar ook nog iets willen (zoals nieuwe Skylanders) dat ze daarvoor dan maar hun verjaardagsgeld of nieuwjaarsgeld moeten sparen. Wat ze overigens ook netjes doen.

Maar blijkbaar zijn er dus mensen die zich echt in de schulden steken om grote en dure cadeau’s te kunnen kopen. Waar kinderen soms amper één blik op werpen, of een half dagje mee spelen, en dat is dat. En als ik die karren zag deze voormiddag, was er absoluut geen sprake van crisis.

Mja.

Het zal wel, zeker?

Awwww…

Vandaag stond een oudleerlinge me op te wachten op school. Ze moest er om een andere reden zijn, had gezien dat het mijn verjaardag was, en had een kaartje mee. Met tekst.

Ik las het, en ik was efkes compleet ontroerd. Blijkbaar doe ik het nog zo fout niet…

kaartjeAnke

Meta

Wolf was vreselijk aan het zagen op Kobe, omdat die niet wilde opruimen. Op een bepaald moment ontschoot het me:

“Wolf, ge zijt een apezaag! Stop nu ne keer met zo te zagen tegen Kobe, ik zal dat wel doen als het nodig is, uw gezaag werkt op mijn zenuwen!”

Wolf bekeek me met een scheef kopje, en debiteerde toen: “Mama, ge zijt een metazaag!”

En gij nu.

Stoelendroom

Dat we gaan verbouwen, dat kon je hier al een tijdje lezen, vermoed ik, met alle perikelen vandien.

Maar dat belet me niet om te dromen: ik zie in gedachten toch al het een en het ander voor me, en ik ben er zeker van dat onze aannemer mits een goede briefing met zeer valabele voorstellen zal afkomen. Een keuken ontwerpen en zetten, het is een stiel als een ander.

De stoelen, dat is nog een ander paar mouwen. Welke stoelen gaan we zetten in de keuken? Want aangezien het een open keuken is, moeten ze wel bij de rest passen. En wil ik er ook meteen echt mooie stoelen voor. Niet dat ik uitgekeken ben op de huidige keukenstoelen (die zijn nog maar van juli 2009), maar daar hebben we er maar vier van, en we zijn intussen met vijf. En nee, ze zijn niet meer te krijgen, het waren toen al eindereeksen.

stoel1

stoel2

Wellicht gaan we gewoon nog een heel tijdje wachten met het aanschaffen van nieuwe stoelen, we zullen nu al genoeg kosten hebben, en voorlopig zit Merel toch nog op een hoge stoel.

Maar toch.

Ik ben wel een designliefhebber, en lees dan ook met graagte de bijlagen van de diverse weekendkranten en de Knack Weekend, waar ze het vaak over design hebben.

Eerst dacht ik aan de .03 van Van Severen.

03stoel

Een heel erg comfortabele en praktische stoel, en mooi, maar onopvallend.

De Panton Chair hebben ze op Barts kantoor, en die is niet aangenaam om lang te zitten.

panton

Maar eigenlijk ben ik stiekem al tijden verliefd op de Eames Plastic Chair. Die stoelpootjes vind ik ronduit prachtig. Alleen weet ik niet of ik ze in metaal of hout wil, en met of zonder armleuningen.

eames1

eames2

Ze hebben ze trouwens in Barts andere kantoor, en Sofie wist me te vertellen dat ze ideaal zijn als vergaderstoel: twee uren zitplezier, en dan een slapend gat. Maar bon ja, op een keukenstoel zit je meestal toch geen uren stil.

Ik denk dat ik eens een broodje ga eten in de vergaderzaal van Talking Heads, kwestie van ze uit te proberen.

Wat denken jullie ervan?

Cicero in Tinnenpot

Toen ik tijdens de Gentse Feesten met de jongens naar een toneel ging, zag ik daar ook aankondigingen liggen van latere toneelstukken. Daaronder was een Cicero, met name de Catilinarische redevoeringen. Omdat ik dat lees met mijn leerlingen in het vierde jaar, wilde ik daar dolgraag naartoe. Vandaag hebben we dat dus gedaan: de vierde en vijfde Latijnse, en alle zesdes. Ik ben in alle klassen rondgeweest om een inleiding en uitleg te geven, en voor Gentblogt heb ik er een verslagje geschreven.

U krijgt het uiteraard ook hier.

Cicero[+]Ik geef het toe, ik ben een beetje bevooroordeeld. Als classica die al jàrenlang Cicero’s leven en carrière uit de doeken doet op school, die zijn redevoeringen uitvoerig bespreekt in het zesde jaar, en meer specifiek zijn Catilinarische redevoeringen vertaalt in het vierde jaar, ken ik wel wat van de man. Kan ik bepaalde van zijn speeches zelfs in het Latijn opdreunen, compleet met mimiek, intonatie en alles erop en eraan.

Toen ik deze zomer zag dat de redevoeringen tegen Catilina op de planken gingen gebracht worden in Tinnenpot, sprong ik er dan ook op als de duvel op Geeraard, en legde meteen een schoolvoorstelling vast.

Deze middag zat ik dan met 107 leerlingen en enkele collega’s in de grote zaal, en keek naar een decor dat op knappe manier was opgebouwd uit groene legertafels. Vooraan was een hele lange tafel bijna als een toonbank opgesteld, in het midden waren enkele tafels gestapeld tot spreekgestoelte voor de senaat, en achteraan was warempel een hele constructie gebouwd die een podium voor het Romeinse volk voorstelde. Meer decor was er niet, en meer was ook niet nodig.

Cicero[+]Cicero, knap gestalte gegeven door advocaat Guido Vanderauwera (in regie van Jo Decaluwé naar een tekst van Daniël Gybels), droeg enkel een toga boven een hemd en broek, maar had ook niet meer nodig dan dat. Op imposante manier vertelt hij zijn ideeën en twijfels over de volksmennerij in de politiek, over de sluwe manipulatie van het volk, en over de figuur van Catilina, die met een aanhang van geboefte en gespuis een staatsgreep probeert te plegen. De “politiek correcte puritein” Cicero krijgt een menselijk gelaat, te midden de intriges van macht, te midden politieke afrekeningen en te midden één van de meest groteske samenzweringen uit de wereldgeschiedenis.

Cicero stapt geregeld uit zijn “rol” en denkt na over de mens die achter de vijand schuilt en over de mens die hijzelf is… als hij zijn toga even vergeet. Zo blijken vijanden uiteindelijk vaak gelijkgestemde zielen te zijn. Zo zijn -als van alle tijden- zogezegd grotere belangen vaak pure eigen belangen. Zo worden zogenaamd dappere macho’s erg kwetsbare wezels en speelt in een mannenwereld van macht, de vrouw nog altijd, of toch meestal, de stille hoofdrol.

Gedeelten uit de Catilinarische redevoeringen, maar ook uit andere speeches van Cicero, worden naadloos in het stuk verweven. En daar wringt een beetje het schoentje: ik vermoed dat iemand zonder klassieke voorkennis heel veel moeite heeft met dit stuk. Het taalgebruik is al vrij archaïsch en intellectueel, en daardoor soms moeilijk te volgen, maar ook de geschiedenis op zich is niet eenvoudig. Er zijn uiteraard parallellen te trekken naar de huidige politieke situatie, en hoe sommige leiders zich moeten voelen bij het nemen van moeilijke beslissingen. Maar hoe goed Vanderauwera het ook brengt, het blijft een zwaar stuk.

Zou ik het aanraden? Als je zelf iets afweet van de Romeinse geschiedenis, en je op school ooit nog door de De Catilinae Coniuratione van Sallustius hebt geworsteld: zeker. Maar als consuls in het Imperium Romanum jou niks zeggen, dan denk ik niet dat je het stuk zal smaken.

En dat zou jammer zijn, zowel voor jezelf als voor de gedreven Cicero daar op het podium.

Cicero
nog op maandag 12, woensdag 14, maandag 26 en woensdag 28 november om 20.00u
Theater Tinnenpot, Tinnenpotstraat 21
09/225.18.60

Warme herfst

Zo’n warme oktoberochtend, dat vind ik zalig. Ik heb daarnet de kinderen naar school gebracht, en Merel was mee in de buggy, en ik genoot ervan. We hadden eigenlijk te voet moeten gaan, maar Kobe was weer eens zó verschrikkelijk traag bij het aankleden, eten en zich klaarmaken, dat we daar helaas geen tijd meer voor hadden.

Maar je kan toch nooit parkeren voor de deur van de school, dus moeten we sowieso een eindje te voet, en daar genoot ik dus van. En toen ik Merel afzette aan de crèche, viel me op dat er bijzonder weinig verkeer was. Geen idee waar dat aan ligt. Misschien aan het feit dat het file is aan het Neuseplein, en dat er dus minder mensen via Wondelgem de stad inrijden?

In elk geval genoot ik ervan. En ga ik vanavond mijn boek meenemen, en als het weer zo blijft, in de binnentuin van de school mijn boek lezen in de zon, in afwachting van de klassenraden.

We hebben misschien geen mooi voorjaar gehad, maar over dit najaar kunnen we toch écht niet klagen.