Zondag

Merel ligt in bed, Bart is naar zijn werk, en de jongens zijn naar de scouts, gewapend met regenjas en caoutchouc botten.

Ik ben alleen, en het is stil. Ik zet een koffie, geniet van de heerlijke geur, hang even over de damp. Op kousenvoeten haal ik de strijkplank van boven, sleep de grote mand strijk in de woonkamer, en posteer me voor de tv.

Buiten regent het. Waait het. Stormt het, bijna. Ik heb eventjes medelijden met de jongens. Héél even maar, want ik weet hoe leuk een jeugdbeweging in de modder kan zijn. Straks zal ik hen opvangen in de garage, modderbroeken uitstropen en meteen in de machine gooien, laarzen uitgieten en zetten drogen, en twee grijnzende gezichtjes richting douche sturen.

Maar nu even niet.

Ik zoek op de digicorder naar een Engelse detective, draai het strijkijzer op twee bolletjes, vis een hemd uit de mand, en neem nog een slokje koffie.

Guur weer, koffie, strijk en een detective. Veel zondagser wordt het voorlopig eventjes niet meer, nee.

Middagen voor mezelf

Omdat ik maar vier/vijfde werk, heb ik wel iets meer tijd dan de gemiddelde mens. Zou je toch denken. Ik ben inderdaad nogal wat halve dagen thuis van school, maar in de meeste van die halve dagen kruipt verbeterwerk, administratie, voorbereiding, dat soort dingen. Op die ene extra dag dat ik nu thuis ben, doe ik eigenlijk vooral dingen om en rond het huis, en dan vooral de extra’s, zoals bijvoorbeeld woensdag de apparaten voor de keuken gaan kiezen, een pakje gaan ophalen, papieren ivm de verbouwing versturen, en zo nog wel wat dingen. Op woensdagmiddag zijn de kinderen thuis, moet ik taxi spelen, en doe ik vooral huishouden.

Veel tijd voor mezelf blijft er niet over, en dat mis ik wel. Vooral in de grote vakantie heb ik dat gemerkt: ik was veel thuis, deed ook niet zo heel veel, maar er waren wel altijd de kinderen. Tijd voor mezelf zat er eigenlijk niet zoveel in, en ik heb dat nodig. Tijd waarin ik niet bezig ben met de kinderen, het huishouden, de verbouwingen of het werk. ’s Avonds heb ik geregeld zo een paar uur, maar dan ben ik meestal ook wel echt moe.

En dus heb ik een besluit genomen: sinds 1 oktober ben ik op vrijdagmiddag thuis, en dat wordt míjn dag. Enfin, mijn drie uren, want ik heb pas gedaan om 12.05u, en om ten laatste 15.45u moet ik de kinderen alweer ophalen, wil ik geen 5,10 euro betalen voor opvang (tot vijf uur, tenminste, tot zes uur is duurder).

Vorige week ben ik in het Salon iets gaan eten met de onvolprezen Melanie, en daarna ben ik even nog de Hema binnengesprongen aan de Zuid (ik wilde groene washitape), en een sjaal gekocht in de Cassis. Tsja. Gewoon ik alleen.

Vandaag had ik dan weer afgesproken met Xavier, ook al een zeer aimabel gezelschap. We zijn iets gaan eten op de Korenmarkt in de Twilight (niet voor herhaling vatbaar, geloof me), en hebben daarna grondig verder gefilosofeerd bij een machtig goed stuk taart in Julie’s House. Wél een dikke aanrader, maar dat wist ik al.

Ik was nét op tijd terug om de kinderen op te halen, maar voelde me helemaal uitgerust. Fysiek misschien niet, maar dan toch wel mentaal. Blijkbaar had ik dat dus echt wel nodig.

Proveniant medii sic mihi saepe dies, om het even met Ovidius te zeggen.

Zonsondergang

Ik had toch wel even getwijfeld: ik was moe, en zou het niet praktischer zijn om de jongens gewoon af te gooien op de rugby, terug naar huis te rijden met Merel, hier rustig boterhammen te eten, en dan de jongens weer op te halen?

Maar toen bedacht ik me dat het eigenlijk wel een héle mooie dag was, absoluut niet koud, en dat het wellicht niet meer zo vaak zou lukken om met Merel te wandelen en te picknicken aan de Blaarmeersen.

En dus smeerde ik snel een ganse stapel boterhammen, stak een fles water in een tas, laadde de buggy in de koffer, en reed naar de Blaarmeersen. Merel en ik bleven even kijken naar de training van de jongens, en trokken daarna naar het strand. We babbelden zoals je alleen met een bijna-driejarige kan, aten brood op een bankje, reden naar het kleine piertje, en zagen toen een van de mooiste zonsondergangen die ik in tijden gezien heb. Ik vond het jammer dat ik mijn grote fototoestel niet bij had, maar ook met een iPhone kan je vrij behoorlijke foto’s nemen. En de kleuren, die werden alsmaar intenser.

IMG_0547 IMG_0548 IMG_0549 IMG_0550 IMG_0551

De eenden en meerkoeten zwommen rond ons, tot grote hilariteit van Merel, die een paar korstjes brood aan zo’n lief zwart vogeltje mocht voederen.

Ik vond het eigenlijk jammer dat het alweer half acht was, en dus eind van de training. Maar Merel was moe en moest gaan slapen, en het begon donker te worden.

Maar geloof me: deze dag pakken ze me alvast niet meer af.

Van kogel en kerk

Deze voormiddag heb ik een grondig gesprek gehad met Kobes klastitularis, een dame van CLB en de zorgleraars. De algemene teneur was: Kobe kan echt niet blijven in het eerste studiejaar, want volgens de testen scoort hij op lezen AVI 6 (begin derde studiejaar) en qua rekenen zit hij op niveau tweede studiejaar. Mentaal is hij er ook zeker klaar voor: hij ziet het zelf zitten, hij weet bijzonder veel, en is zeer snel in bijleren. De discrepantie is gewoon té groot: in het eerste zou hij, zelfs mét speciale taken en differentiatie, zich beginnen vervelen, en uiteindelijk de boel op stelten zetten. Dat laatste was vooral mijn inbreng, want zo ken ik mijn Kobe wel.

Er zijn echter twee problemen. Eerst en vooral kan hij nog niet schrijven. Hij kent de letters op zich wel, maar vormt nog geen woordbeeld als hij schrijfletters ziet, en kan ze zelf ook niet. Motorisch mag het geen probleem zijn, maar echt sterk is hij daar niet. De zorgjuf zal hem twee keer per week apart nemen en hem de letters aanleren, zodat hij ook thuis kan oefenen.

Een tweede punt is iets wat ik meteen aanhaalde, en zijn klasjuf bevestigde: hij heeft totaal geen werkattitude. Of met andere woorden: Kobe is gewoon lui. Dingen die hem interesseren: prachtig! Maar voor al de rest zoekt hij altijd uitwegjes. Hij treuzelt, prutst, en kan zich zó lang bezig houden dat thuis bijvoorbeeld Wolf al alles heeft opgeruimd, en Kobe amper iets. Wolf doet dat uit plichtsbesef, en Kobe maakt daar schromelijk misbruik van. Of zoals ik vorige week met hem ben tegengekomen, en waarvoor ik me gloeiende kwaad heb gemaakt: we zaten in de keuken, en Wolf en ik hadden net de tafel gezet. Het was de bedoeling dat Kobe ook hielp, maar hij had er zich weer vanonder gemuisd. Toen we goed en wel zaten, zag ik dat ik een slabbetje voor Merel was vergeten. Kobe zit daar het dichtste bij, dus vroeg ik hem om er eentje te nemen. Zijn reactie: “Goh, zeg jong, ik moet hier ook echt altijd àlles doen he!” op de meest verontwaardigde toon die je je kan voorstellen. Ik heb hem meteen uit de keuken gezet, zo kwaad was ik.

Het zal dus een uitdaging worden. Aan de ene kant moet hij bijgewerkt worden, aan de andere kant zal hij de nieuwe leerstof ook veel sneller verwerken dan de anderen, en zal zijn juf hem strikt in de gaten moeten houden, en van de nodige uitdagingen voorzien. Plus: ze moet ervoor zorgen dat ook hij leert wat werken is, en dat niet alles vanzelf gaat. En vooral: dat hij niet mag afhaken zodra iets niet meteen vlot lukt.

Poeh. Het is geen cadeau, zo’n hoogbegaafd kind. Maar liever dat dan omgekeerd, vermoed ik. In ieder geval begint hij maandag in het tweede leerjaar.

Vaarwel, Jeroom

Ik herinner me nog hoe zenuwachtig ik was, Jeroom, toen ik jou voor het eerst ontmoette. Het was Barts proclamatie, en we gingen daarna eten in de Auberge du Pêcheur om het te vieren. Ik was amper eenentwintig, en hoe graag ik Bart ook zag, de eerste ontmoeting met mijn toekomstige schoonvader boezemde me angst in, ik geef het toe. Maar jij stelde me snel op mijn gemak, met die twinkelende ogen van je, terwijl je vrouw me de oren van het hoofd tetterde.

Je was zwijgzaam, toch in woorden. Je ogen vertelden me zoveel meer. We kregen al gauw een speciale band, jij en ik. Je had nooit dochters gehad, maar je zag me al snel als eentje, en behandelde me ook zo. Je gaf me goede raad, vaderlijk advies, wijze woorden, maar plaagde me ook dolgraag.

Ach, zoals je me op de boerderij achter een lunkijzer hebt doen zoeken! Nonkel Staf schaterde het uit, toen ik het hem kwam vragen, en jij lachte niet minder smakelijk, en sloeg me hartelijk op mijn schouder. En manipuleerde me nadien goedlachs tot het schilderen van een dikke ’15’ op nonkels brievenbus, of tot het bloedrood verven van de waterpomp. Je liet me met de tractor naar de weide rijden waar de koeien water nodig hadden, en je toonde wat ik precies moest doen.

Maar evengoed legde je me vol vuur uit wat nu precies de kwaliteiten van lycra waren, en glunderde als ik iets breide met de wol die je me gegeven had. En ik, ik had er een tweede vader bij. En samen hadden we soms genoeg aan een blik naar elkaar om Nelly op haar paard te zetten, en we genoten van zoveel ondeugendheid.

Toen de kinderen kwamen, glunderde je zo mogelijk nog meer. Je speelde met hen, leerde hen spelletjes, zong liedjes voor hen, en zette je huis vol foto’s. En zij, zij stormden door de voordeur naar binnen, op zoek naar hun bompa, en vlogen onmiddellijk in je armen.

“Van a ien, a twie, a dreie
a loederie loederie leie,
a loederie loederei flink flink flink
en dertien stoan der bij”

En toen sloeg het noodlot toe. Je vocht, met een moed en een verbetenheid die jou eigen waren, maar het mocht niet baten. De kanker bleek te sterk. Je wilde het nooit toegeven, je antwoordde altijd ‘Goed’ als we vroegen hoe het ging, maar eigenlijk wisten we allemaal dat het niet zo goed ging. En, uiteindelijk, dat het ook nooit goed meer ging komen.

Je hield contact met de wereld via je iPad, en begon me ook te volgen op twitter, waar je gretig commentaar leverde. Datzelfde gold voor mijn blogposts: je las ze met een onvoorstelbare aandacht, je gaf er commentaar op, en blijkbaar genoot je er enorm van. En ik, ik schreef eigenlijk voor jou. Bij elke nieuwe foto van Mereltje, of elk relaas van onze avonturen zat ik te wachten op wat je ging antwoorden. Of als we de zondag dan bij jou kwamen, wat je ervan ging zeggen. Ik maakte fotoboeken en kalenders voor je, kaderde foto’s in, en je was me er dankbaar voor.

Maar ik zag je ook achteruitgaan, en het was telkens een steek door mijn hart. Jij die moedig volhield, en dat lichaam van je dat niet mee wilde.

We zijn afscheid van je komen nemen, de kinderen en ik. Je hebt Kobe nog geknuffeld, je hebt Wolf geprezen om zijn mooie rapport, en Merel is nog op je schoot gekropen. En jij, jij hebt me bedankt omdat ik er ben voor Bart, en wat ik voor hem heb gedaan. Ik kon je geen antwoord geven, Jeroom. Mijn hart brak, en mijn stem wilde niet mee. Ik heb toen enkel je handen gegrepen, en moest me inhouden om ze niet plat te nijpen.

Ik ga je missen, Jeroom. Zo hard. Je was niet alleen mijn schoonvader, je was ook mijn maatje. Bart trekt zo hard op jou, zie je.

Ik zal je niet herinneren zoals ik je de laatste keer gezien heb. Of ook niet hoe de kist daar vandaag stond. In mijn hart ben je de vitale Jeroom met pretlichtjes in zijn ogen, en een glimlach om zijn mond. Zoals je ook echt was, en zoals je altijd voor mij zal blijven.

Vaarwel, Jeroom, waar je ook bent.

Cogitatio

Als je aan het verbeteren bent (het zijn de laatste loodjes), willen er al eens rare gedachten door je hoofd gaan. En Aha-Erlebnissen.

Zo is vandaag mijn euro gevallen dat een ‘museum’ eigenlijk een plaats is die gewijd is aan de muzen.

Nooit eerder die link gelegd. Môh.

Merels laatste dag

Twee jaar en een maand. Zo lang is Merel in de Spruitjesdoos geweest, net zoals Kobe, overigens. 8 april 2011, toen is ze gestart. Ze is er al die tijd dolgraag geweest, met al haar nukken en haar kuren, en ze heeft er massa’s geleerd. En vandaag was dus haar laatste dag. Cindy en Lyanne hadden een feestje voorzien: Merel was de prinses, droeg het prinsessenkleed, was geschminkt, had een kroon op, en was door het dolle heen. Er werden liedjes gezongen, pannenkoeken gegeten, en knuffels gegeven.

laatstedag01

Ik nam haar pantoffeltjes mee, haar reservekleren en haar slaapbeestje, en Merel zei wel tien keer salu tegen Amelie en Mona, toen ik haar ging halen.

laatstedag02

Ik weet wel zeker dat ze het niet goed beseft. Nooit meer naar haar veilige haven daar in de Spruitjesdoos, waar ze elk hoekje kent, waar ze Cindy door en door kent, en vooral ook vice versa. Maar ze is wel klaar voor de grote school, zoveel is zeker.

laatstedag03

End of an era, zeker?

Nood

Soms tref je een leerling in alle staten aan. Vaak merk je snel dat het een storm in een glas water is, doe je ze gewoon binnenkomen in de klas, en weet je dat het wel zal overgaan.Dat je ze gewoon even tijd moet geven, en met rust laten.

Soms merk je echter ook dat het menens is. Zie je de paniek in hun ogen. Dan stuur je je leerlingen naar binnen, neem je de leerling in kwestie even apart, en luister je. Meestal helpt dat al een beetje. Soms kan je hen ook goede raad bieden. Maar soms weet je ook onmiddellijk dat dit boven je hoofd gaat. Dat je maar een pedagoog bent, en geen psycholoog. En dat die paniek gerechtvaardigd is.

Gelukkig heb je dan een meer dan begrijpende directie, met dezelfde prioriteiten. Die, als je hen tegenhoudt wanneer ze eigenlijk al te laat zijn voor een vergadering, toch nog even luistert naar wat je hen snel te zeggen hebt. En dan ook diezelfde paniek detecteert, en toch even terug in het bureau gaat om eventuele eerste maatregelen en beslissingen te nemen. En dan later, midden in diezelfde belangrijke vergadering, besluit om toch even naar buiten te gaan, naar jou aan de telefoon te luisteren omdat het belangrijk is en eigenlijk niet kan wachten, en het nodige doet. En vooral er in slaagt om de betrokken partijen te doen luisteren en te kalmeren.

En dan, dan weet je, zowel als leraar als als leerling, dat je in goede handen bent.

Gelukkig.

Griekjes

Nee, niet degene die het momenteel behoorlijk moeilijk hebben in het mooie Hellas, wel de leerlingen die in 2010 afgestudeerd zijn in de richting Latijn-Grieks bij ons op school.

Destijds, op de eindejaarsbarbecue in 2010, hadden ze mij en mijn collega Grieks gevraagd om samen te gaan eten. Sindsdien doen we dat dus jaarlijks: tien prachtige jonge mensen, en mijn collega en ik. Eentje zat in Zweden, eentje zelfs in Nieuw-Zeeland, maar de negen jongens (de afwezigen waren net de meisjes) tekenden present in het restaurant. Er zijn, zoals altijd met studenten die nog vol enthousiasme en begeestering over de wonderen van de wereld zijn, intense gesprekken gevoerd, maar evengoed herinneringen opgehaald aan stomme stoten op school. Of straffe verhalen opgedist over studentenidiotieën.

Ik heb er machtig van genoten: hier ben je per slot van rekening leraar voor, voor deze appreciatie.

Daarna zijn we nog enen gaan drinken in de Jan van Gent aan de overkant, maar mijn collega ging naar huis, naar haar zieke zoontje. Dat zorgde ervoor dat ik als vrouw van in de veertig aan tafel zat met negen gasten van eenentwintig, en dat we samen heerlijk onnozel deden. En dat de ober toch wel zeer raar opkeek toen ik het rondje betaalde, want het cougargehalte moet behoorlijk hoog geweest zijn.

Maar dat deerde me niet, want ik voelde me zelf plots weer eenentwintig. Nu ja, pak dertig dan. In elk geval toch bijzonder gelukkig.