Slaap zacht, oma

Weet je? Je was mijn lievelingsoma. Bij wie we regelmatig bleven slapen als mama en papa weg moesten, en waarbij we dan sprongen op de bedden, tot tante Lieva ons kijvend dat kwam verbieden. Jij maakte macaronipudding voor ons, en zette die dan buiten op de vensterbank om af te koelen. En je had van die ongelofelijk mooie kleine zilveren doosjes in je kast staan, waar ik eigenlijk niet mocht mee spelen, maar wat je oogluikend toch toeliet. En je gaf ons steevast een spek van Quality Street uit het kastje onder de grote staande klok.

Sommige momenten springen er uit, oma. Zoals die keer dat ik met jou, je zus en je Zeeuwse nichten een hele namiddag heb zitten kaarten. Ik was amper zestien of zo, maar man, wat hebben we gelachen toen! En zitten zingen, dat ook.

Ik heb vooral altijd een enorme bewondering voor je gehad, oma. Jij moet een fantastisch sterke vrouw geweest zijn. Tien kinderen op de wereld gezet, vier ervan bijna onmiddellijk weer verloren. Mijn vader was een oorlogskind en de helft van een tweeling. Je moest kiezen, zei de dokter, je ging maar een van de twee zevenmaandertjes kunnen redden. En aangezien je al een dochtertje had, koos je voor mijn vader. Je volgende kind kwam wel levend ter wereld, maar ze was nog geen jaar toen ze stierf. Pas vandaag heb ik het hele verhaal van Hedwig gehoord, oma, en mijn hart brak. Blijkbaar was ze ziek, en jij nam de tram naar Gent, naar het ziekenhuis, met je baby in je armen. Maar blijkbaar was de dag voordien Merelbeke gebombardeerd, in volle oorlog, en ze hadden geen tijd en plaats voor jou. Hedwig is in je armen gestorven op de tram naar huis. Je vertelde het vorig jaar nog aan mijn broer en zijn kinderen, en je huilde zachtjes. Meer dan zeventig jaar later. Verdriet verdwijnt niet, oma, het went.

De laatste jaren heb ik je een pak minder gezien, oma. Je woonde nochtans niet zo ver van ons, in het rusthuis in Sleidinge, maar je weet hoe dat gaat. Sommige dagen was je dan ook bijzonder spraakzaam, en de jongens hingen aan je lippen toen je vertelde over wat je je nog herinnerde van de eerste wereldoorlog. Een eeuw geleden, oma, we kunnen ons dat gewoon niet voorstellen. Jij hebt the roaring twenties nog meegemaakt, de recessie, beide oorlogen, de komst van de auto’s, de veranderingen…

Het laatste jaar was je een pak minder spraakzaam, oma. Je geheugen werkte niet meer zo goed, zoals je zelf al lachend opmerkte, toen ik bewonderend vaststelde dat je nog steeds las zonder bril: “Goh ja, kind, dat is eigenlijk wel gemakkelijk: als mijn boekske uit is, kan ik herbeginnen, want ik weet het toch niet meer”. En vorig jaar had je nog verklaard dat je je Frans wilde opfrissen. Ha ja, ne mens moet toch iets doen als hij 104 is, nietwaar?

Maar het is mooi geweest, oma. 104 is meer dan genoeg, zoals je zelf zei. Ik hoop dat je gelukkig bent, in die hemel waar jij zo rotsvast in geloofde. En doe opa de groeten, wil je?

doodsbrief-oma-gysel

Pedagogische studiedag

Was ik vorig jaar nog opgetogen over de studiedag, dan viel dat dit jaar eigenlijk serieus tegen. Ik begon nochtans met een open geest aan het onderwerp: sanctiebeleid en het vierladenmodel. Maar al snel werd duidelijk dat de grijze muis vooraan ons geen oplossingen ging aanreiken. Ze legde het principe uit aan een tempo waarin zelfs mijn zesdejaars in slaap zouden gevallen zijn. Met opdrachtjes en hypothetische uitgangspunten, en niks concreets. Een leraar stelde halverwege dan ook de vraag: “Gaan wij hier vandaag iets mee bereiken? Een concreet uitgewerkt sanctiebeleid, of in elk geval een stevige aanzet? Zullen wij hier maandag mee kunnen werken?” Nee dus. Een andere collega bolde het zelfs compleet af en ging in de gang iets anders doen.

Zonde van de tijd, die we zoveel beter hadden kunnen gebruiken. Maar er was gelukkig wel soep om elf uur, en een hele goeie koude schotel als middageten.

De namiddag zal geen cadeau geweest zijn voor de lesgeefster van dienst, want we waren allemaal nogal tegendraads, maar zij wist wel helder en concreet uit te leggen wat het M-decreet nu eigenlijk inhoudt, en dat op een niveau waarbij we ons tenminste geen kleuters hoefden te voelen. Zij kreeg dan ook een welgemeend applaus.

Maar al bij al heb ik de dag toch achter me gelaten met een behoorlijke dosis frustratie. Jammer, jammer.

Een minder negatief verslag met foto’s is hier te vinden.

Complimenten

Complimenten van een puber, dat is toch nog wat anders dan die van een scholier.

Als Merel zegt: “Mama, je bent zo mooi vandaag!”, dan weet ik dat ze dat gewoon meent. Als Wolf zoiets zegt, dan weet ik dat daar misschien al een nodige korrel zout moet bij genomen worden, gezien het sarcasmegehalte hier in huis *kijkt helemaal onschuldig*.

Maar vandaag kreeg ik twee pubercomplimenten. Ik had iets nieuws aan, en vroeg wat hij ervan vond.

“Awel mama, ik had het al zitten peinzen van zodra ik u zag vanmorgen: “Waar heeft die dat gehaald, en waarom heeft ze dat nog niet veel eerder aangedaan?”” Een gemeend compliment dus, al is het iets minder rechtuit dan vroeger.

En toen volgde er nog een tweede, zij het iets twijfelachtiger.

“Mama, ik dacht dat jij de rare van de twee was, maar bij papa’s Koreaanse pop begin ik toch te twijfelen”. Bart was naar Koreaans popmuziek aan het luisteren, en man, daar zitten rare dingen tussen. Maar of Wolfs uitspraak daarom nu een compliment was?

Hij zat in elk geval bijzonder grijnzend te kijken met van die lichtjes in zijn ogen.

Pubers, het is me wat…

 

Pijp uit

De derde week van september, da’s traditioneel de lastigste: het nieuwe ritme is nog niet helemaal gesettled, en de vermoeidheid slaat toe. Ik ben al lang blij dat mijn stem het uithoudt *houdt hout vast* maar na zeven uur les, een toezicht en gecross richting fagotles is mijn pijp echt wel uit.

Plat.

Gelukkig laadt dat snel op allemaal ^^

Pokkeheet op de motor, zalig koel in de binnentuin

Meer dan dertig graden in september, nu vraag ik u. Serieus zeg!

Ik trok gisteren rond half twaalf sokken, laarzen, handschoenen en een dikke jas aan – tsja, verplicht bij wet – en zweette me steendood bij het uithalen van de moto. En zelfs op het machien zelf bleef het verschrikkelijk warm. Man toch! Ne mens moet er wat voor over hebben, als hij met de moto wil rijden in dit soort weer. En dat rijden op zich is niks, maar sta maar eens in volle zon een paar minuten voor het licht?

Aan de andere kant is er sinds vorige lente een heuse buitenklas op school. Nu ja, meer dan een paar stevige picknicktafels in de binnentuin is het niet, maar da’s meer genoeg voor bepaalde lessen met hogere jaars, als je geen bord of beamer nodig hebt. In dit weer is het er zalig zitten in de schaduw van de bomen, en met de kleine klasjes van achttien leerlingen lukt het net. Ik heb de buitenklas al gereserveerd voor elk uur met mijn vijfdes en zesdes deze week. Daarna zal ’t snel gedaan zijn met de lol, vermoed ik, maar in dit weer? Machtig gewoon!

Vriendjes

Soms is het hier een echt duivenkot, met vriendjes die binnen en buiten lopen. Chan, een vriendje van Kobe, zit hier bijna elke dag, en ook Rhune komt regelmatig langs. Ik vind dat helemaal niet erg, want ik stuur hen gewoon naar huis als het niet uitkomt.

Vandaag was het weer de moeite: ongelofelijk warm voor september, ik moet het u niet vertellen, en dus blies ik in allerijl het reeds opgeruimde zwembadje op, en vulde het. Chan zat hier en kreeg een zwembroek van Kobe, en Rhune reed snel even naar huis om er ook eentje te halen. Quinten, Wolfs beste vriend, kon helaas niet, of die was ook afgekomen.

Het watergevecht dat volgde, was best amusant om zien.

Maar gisteren is toch wel de hoofdvogel afgeschoten. Zondagavond, zeven uur, en de bel gaat. Twee kleine meisjes, vijf of zes jaar, aan de deur die vragen of Merel mag komen spelen. Mijn wenkbrauwen gingen ongeveer door het plafond, denk ik. Ik vroeg uiteraard of dit wel mocht van hun mama, en ja hoor, bevestigden ze me allebei, dat mocht. Ze wonen allebei wat verderop in de straat, dat wist ik. Enfin, Merel zag het helemaal zitten, en dus gingen ze buiten op de speeltuin. Toch voor eventjes, want om half acht is het echt Merels bedtijd. “En mama weet dat jullie hier zijn?” “Ja mevrouw”. Oké dan.

Wat later vroeg ik nog eens of hun mama wist waar ze waren. “Jaja, mama weet dat”, met grote stelligheid. Bon, zeker? Merel mocht nog even haar kamer laten zien, en daarna ging ik hen naar huis sturen. Toen ik dus tegen twintig over zeven de meisjes terug naar buiten stuurde, stopte meteen een auto voor de deur: een van de mama’s! Die wist natuurlijk aan geen kanten waar de dochters uithingen, en was in paniek gaan zoeken. Ook de andere mama, en nog een nonkel waren aan het rondrijden doorheen de ganse wijk.

Ik heb me verontschuldigd en verzekerd dat de meisjes bleven beweren dat hun ouders wisten waar ze uithingen, en de moeders begrepen dat volledig, maar waren vooral gigantisch opgelucht dat de meisjes terecht waren. En ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat ze dit niet snel zullen herhalen.

Tsja.

Vrijdag

Man man, wat een dag! Mijn eerste echte volledige vrijdag, en ik zal het geweten hebben!

Les van 8.30u tot 11.00u, van 11.10u tot 12.55u, en dan een kwartiertje om snelsnel een bord stoverij met frieten binnen te stampen. Tegen 13.15u stond ik aan de fietsenpoort om toezicht te houden en pasjes te controleren. En ook wel links en rechts een foto te nemen, dat ook.

Om 13.45u stond ik alweer voor de klas, tot 15.25u, en dan heb ik nog twintig minuten gewacht op een leerlinge met wie ik een afspraak had, maar die dat blijkbaar compleet vergeten is. Hmpf.

Ik ben dan nog boodschappen gaan doen, en tegen kwart na vier was ik thuis. Ik overliep met Kobe wat hij nodig had om een nachtje in een tent te slapen, en dan Ankoria te spelen, maar gelukkig is hij groot genoeg om zelf zijn valies te maken. Thomas die hem kwam halen, liet weten dat hij later ging zijn, en ik moest me nog haasten om met Wolf naar het samenspel te rijden om vijf uur. Gelukkig was Bart intussen thuis gekomen, en ging Merel bij hem thuis blijven. Geen gedoe dus om nog een picknick in elkaar te flansen: gewoon Wolf ophalen tegen zessen, en dan naar de Blaarmeersen voor de rugby, terwijl hij zich in de auto omkleedde. Aangezien ik alleen was, was dit een prima gelegenheid om alle werkdruk van me af te wandelen door een rondje rond de Blaarmeersen. Ik ben zelfs even tot de top van de toren geklommen, gewoon voor het uitzicht.

Aangezien we nu Merel niet mee hadden en dus niet haastig waren, konden Wolf en ik nog een geocache oppikken aan de Europabrug. Maat, ik heb tranen gelachen! De cache zit verstopt in zo’n houten staketsel, en het is eigenlijk de bedoeling om er met een kajak naartoe te varen. Op foto’s bij de cache heb ik al ladders zien passeren ook. Maar iemand met een beetje lef kan er ook naartoe springen. Ik ben boven op de brug blijven kijken, en Wolf, met een ei in zijn broek, sprong naar de cache. Het doosje was zeer snel gevonden, en met één gezwinde beweging liet Wolf het deksel openspringen, waarop het deksel met een sierlijke bocht… in het water belandde! En zo’n staketsel is behoorlijk hoog, om eerlijk te zijn. Wolf is op zijn buik gaan liggen, heeft vanalles geprobeerd, en uiteindelijk met zijn voet een tik tegen het ding gegeven, waardoor het naar het midden dreef en hij er wel aan kon. Maar ik heb dus staan gieren, daar boven op die brug! En terugspringen was ook nog een onderneming op zich, zo bleek. Enfin, cache gelogd, weer eentje bij.