Pa nu ook in ziekenhuis

Roeland belde daarstraks, zo rond een uur of zeven: of het klopte dat ik morgenmiddag met ons pa naar het ziekenhuis ging? Want het is echt niet goed, en vooral die rare hik baart ons zorgen, samen met het feit dat hij dus echt niet eet.

Euh… Ik had daarmee gedreigd, maar heb daar eigenlijk nu écht de tijd niet voor, aangezien de punten afgesloten worden, er examens moeten opgesteld worden en ik nog die extra lessen geef. Maar als het moet, dan moet het maar.

“Goh”, zei Roeland, “Ik dacht al zoiets, ons pa is ervan overtuigd dat ge morgen met hem gaat. Maar ik heb deze avond nog wel tijd, is het dan niet beter dat ik vanavond met hem ga?” Bon, ik dus doorgegeven wat hij allemaal mee moet hebben, en Roeland hem meegepakt.

Indien nodig kon ik gerust gaan aflossen, ik kan ook op de spoed nog zitten verbeteren, maar dat hoefde niet voor Roeland. Een eerste bloedonderzoek wees uit dat ons pa nog nauwelijks rode bloedcellen had, ze hebben hem onmiddellijk twee zakken bloed bijgegeven. En nu zijn ze dus onderzoeken aan het doen. Het eerste vermoeden gaat richting een maagzweer, dat zou wel een en ander kunnen verklaren.

In elk geval is ons pa blij dat hij in het ziekenhuis is, hij voelt er zich veilig en er wordt voor hem gezorgd. En wij, wij zijn eindelijk ook een pak geruster.

Wordt vervolgd.

Mijn dagje niet…

Nee, het was vandaag mijn dagje niet. Op een bepaald moment zat ik in de auto en had ik veel zin om eventjes keihard te roepen tegen mijn stuur. Ik heb het maar niet gedaan om mijn stem niet te beschadigen…

Er is uiteraard mijn gewone job: ik moest vier uur lesgeven vandaag, niks speciaals. Nog wat voorbereiden voor de extra lessen in het vierde jaar wegens een zieke collega, maar op zich is dat niet erg. Maar die extra uren lesgeven vragen wel een fysieke inspanning voor mijn rug.

Toen om half vier de directeur me vroeg of ik alsjeblief een handje kon toesteken en twee dringende brieven wilde opstellen omdat zij en de adjunct er gewoon niet toe kwamen, zei ik dan ook volmondig ja: voor mij duurt dat niet zo lang.

En toen reed ik naar Zomergem: ons pa is al meer dan een week ziek. Hij moet overgeven, eet nauwelijks, heeft een raar soort hik, maar de huisdokter was er nog redelijk gerust in. Die had hem antibiotica gegeven op basis van zijn bloedonderzoek en zei dat het wel snel moest beteren. Niet dus. Ons pa lag in zijn bed te zieltogen, en daar kan ik dus hoegenaamd niet tegen. Hij was ook al een week niet gewassen: hij had de verpleging gewoon weggestuurd. Soit, vers onderlaken, verse pyjama, en hemzelf heb ik naar de keuken gestuurd voor een boterham en vooral ook zijn medicatie, want een nieuwe psychose, dat is het laatste wat we kunnen gebruiken. Dat ging nog redelijk, al bleek slikken blijkbaar vrij moeilijk en had hij genoeg met één schamel boterhammetje. Hmmm. Ik heb hem gezegd dat, als het tegen donderdag niet beter is, hij alsnog richting ziekenhuis vliegt, want dit is niet meer normaal. Ondertussen heb ik nog even met zijn apotheker gebeld om zeker te zijn wat zijn psychofarmaca zijn, want hij wilde niet al zijn medicatie nemen. Zij verschoot nogal, want die medicatie is nogal belangrijk…

Bon, terwijl ik daar was, ging de telefoon: Bart. Kobe was tijdens de middagpauze gestruikeld en met zijn hoofd tegen een boom geknald. Hij had wel nog een uur Frans en een uur fysica gevolgd, maar was lijkbleek thuisgekomen en was beginnen overgeven. Bart wilde weten wat hij moest doen. Euh, de dokter bellen? Die stuurde hen prompt richting spoed voor scans en dergelijke. Juist ja.

Ik verzorgde verder mijn pa en zei dat ik daarna gerust naar de spoed wilde komen, voor het geval dat Bart nog naar Ronse wilde, naar zijn moeder die daar in het ziekenhuis ligt na een val. Het is een bezigheid, die ziekenhuizen. Maar Bart had het onder controle, gelukkig maar. Ik belde wel nog even naar school voor de juiste verzekeringspapieren en kreeg die prompt doorgemaild.

Terwijl ik naar huis reed, belde Marleen: haar vaste vrijwilliger die haar boodschappen doet sinds het fout is gegaan met mijn voet, was ziek. Of ik nog eens haar boodschappen kon doen? Uiteraard, maar niet vandaag, zei ik, het ging voor morgen zijn, en dat was prima.

Thuis ging ik even nog Wolf een knuffel geven: die is volop aan het stressen voor zijn examen morgen, en daarna plofte ik in de zetel want, ja, die twee brieven voor directie moesten nog geschreven worden.

Ugh.

Maar de boom is gelukkig in orde.

En toen zaten we nog eens op spoed…

Toen ik na school naar huis reed, ging mijn telefoon: de huisdokter van ons pa. Hij had die ein-de-lijk laten komen omdat hij al een ganse tijd meer piept en rochelt dan anders, nog minder adem heeft, en tegenwoordig soms wat misselijk loopt ook. Hij wilde dat eerst uiteraard niet, maar toen ik hem voor de voeten wierp wat hij anderen zou aanraden met die symptomen op hun 81ste, zei hij ook dat misschien toch wel best de dokter zou komen.

Euhm… De dokter zei dat ze het helemaal niet vertrouwde: ons pa had ook kramp in zijn borst gehad, wat zou kunnen wijzen op een hartaanval, en zijn saturatie was veel te laag. Zijn longen moesten dringend onderzocht worden. “Oké”, zei ik, “we moeten dus een afspraak maken bij de longarts?”
“Neenee, hij moet nú binnen!”
“Euhm, nu als in vandaag?”
“Ja, via spoed! Desnoods kan ik een ambulance laten komen?”

Bon, ik reed naar huis, at snel iets, nam een boek en wat schoolwerk mee, reed naar Zomergem, sommeerde ons pa om weer naar binnen te gaan – hij stond klaar aan de voordeur – en pakte een valiesje voor hem. Hij vond dat absoluut onnodig, maar ik was er zeker van dat hij minstens een nacht gaat moeten blijven, want tegen dat we vanzeleven op spoed zijn, is het vijf uur. Bepaalde onderzoeken zullen onmiddellijk gebeuren, maar sommige zullen voor morgen zijn. Soit, een pyjama, wat vers ondergoed, een toilettasje, de oplader van zijn hoorapparaten, een boek, reservekleren, dat soort dingen dus.

Tegen vijf uur waren we goed en wel gesettled op spoed en liepen de eerste onderzoeken al. Na een tijdje werden we van een spoedbox naar de algemene wachtkamer gebracht waar een achttal bedden kan staan en waar, gelukkig maar, ook prima relaxzetels staan voor de begeleiders. Ik zat op mijn gemak en pijnvrij, want de stoelen in de spoedboxen zijn archislecht. Ons pa kreeg het ene onderzoek na het andere en ook de resultaten druppelden binnen: zijn hart was in orde, de saturatie te laag en hij heeft dus eigenlijk een acute bronchitis, bovenop zijn chronische bronchitis.

De rest van de onderzoeken is voor morgen, dus tegen kwart na negen was hij effectief op een kamer, in zijn pyjamaatje, met alles erop en eraan. Al een chance dat ik een valiesje had voorzien.

Geen idee hoe lang hij zal moeten blijven, toch een paar dagen, vermoed ik. Tsja…

Roken, nergens goed voor.

Larptoestanden

Man, wat was me dat zeg! Ik speelde misschien wel een bard, maar ik ben vandaag niet of nauwelijks aan zingen toegekomen. Ik moest namelijk een verkiezing leiden en dat had wel wat voeten in de aarde: de stemmen die binnendruppelden en ik die dat telkens als ware stadsomroeper met een welgemeende ‘oh yé oh yé oh yé’ liet schallen over het middenplein. En geheime genootschappen en begrafenissen en al dat soort dingen.

Soit, het leidde ertoe dat ik om vier uur ’s nachts rustig een privéconcertje zat te geven voor Maité, terwijl een andere speler wat info van mij aan het overschrijven was. Gewoon nog geen zin om te slapen en fysiek ook niet moe, want met die voet van mij heb ik nauwelijks bewogen.

En toen kwam spelleiding in een halve paniek naar me toe: “Gudrun, gij zijt nuchter hè?” Euh, ja? Altijd?
“Zoudt gij dat zien zitten om met iemand naar de Spoed te rijden? Want ik ben wel nuchter maar dood-, doodmoe en dat is niet verantwoord.” Blij dat die zichzelf kon inschatten.

Bon, het meeste van mijn spelgerief uitgetrokken, maar wel nog met neptatoeage op mijn kaak en in leren broek en zo richting de spoed met een van de NPCs. Die draagt een hoorapparaat en dat was in de loop van de dag afgebroken. We hebben nog met man en macht naar het tsjoepke gezocht dat feitelijk in haar oor moet zitten, maar niks gevonden. Dat bleek ook logisch, want ze was dus rond half vier wakker geworden van de pijn in haar oor: dat ding, toch ter grootte van een stevige erwt, zat gewoon nog in haar oor!

Wij dus naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis in Tilburg, waar ik vreesde dat we gingen doorverwezen worden naar een huisartsenwachtpost of zo wegens niet echt iets voor de spoed, maar bon, die wisten we niet zijn. Effectief, we kregen de doorverwijzing en moesten bellen voor een afspraak, maar daar bleek het continu bezet. Spoed ging haar anders 350 euro kosten, als ze haar zouden moeten inschrijven en al.
“Nou”, zei de bijzonder vriendelijke verpleegster toen we maar geen connectie kregen bij die huisartsenwachtpost, “zal ik toch maar effe kijken of ik het dingetje er niet zelf uit krijg? Als we niks verbruiken en niet echt een behandeling moeten geven, moeten we je niet inschrijven ook”.

Even later zaten ze met twee aan haar oor te prutsen, maar dat tsjoepke bleek bijzonder glad te zijn en dus nogal onwillig. Er kwam een derde bij die geen pincet nam, maar een soortement haakje. Het deed duidelijk wel pijn, maar lo and behold: we hadden plots een tsjoepke! En heel veel opluchting! En inderdaad, aangezien ze totaal niks hadden verbruikt, hebben ze ook niks aangerekend! Zalig gewoon!

We hebben die mensen intens bedankt en tegen half zes lag ik eindelijk in mijn bedje. Met een zeer opgeluchte figurante en ikzelf blij met een goede daad.

En een nachtelijk bezoek aan een Nederlandse spoed kan ik ook weer afstrepen van mijn bucketlist.

Met Merel op spoed

Ik zat rustig in de klassenraad, zo net na de middagpauze, toen mijn telefoon ging. Een mij onbekend nummer, dus ik nam niet op en verontschuldigde me bij de rest van de klassenraad. En toen belde die opnieuw. En een paar minuten later nog eens. Hmm, dacht ik, die meent het wel keihard, ik ga misschien toch beter eens luisteren wat er scheelt. Terwijl ik de gang oploop, gaat de telefoon opnieuw, maar deze keer het nummer van Mariavreugde, Merels school. En wanneer zij bellen op de sportdag, weet je al hoe laat het is.

Gelukkig bleek het niks ernstigs: ze was bij het skateboarden pal op haar neus gevallen en de kans zat erin dat hij gebroken was. Nee, dat is niet ernstig wanneer ge jongens hebt die rugby hebben gedaan en waarvan er eentje een jaar in het Zeepreventorium heeft gespendeerd. Er was net een ambulance voor een kind van een andere school en dus waren zij en haar juf meegereden naar de spoed van het ziekenhuis aan de overkant van de Watersportbaan, gelukkig ons standaard ziekenhuis. Toen ik daar toekwam, zagen haar ogen nog een beetje rood van het huilen en stond haar neus wat dik, maar dat was eigenlijk alles: zie de foto van de dag.

Na een klein uur kwam een dokter even luisteren, en zonder ook maar iets te bekijken – moeten die niet standaard nakijken op bloedklonters of zo? – schreef hij pijnstilling voor en gaf ons een afspraak voor donderdag bij de ORL (otorhinolaryngoloog, blijkbaar kennen mensen beter de NKO ofte neus- keel- en oorarts). Dat bleek dus dat.

’s Avonds was het dit:

Het is dus gelukkig niet blauw geworden, alleen wat dik en misschien een ietsiepietsie scheef, maar dat kan de zwelling ook zijn.

Geen drama dus.

Oh, en heb ik al gezegd dat het misschien niet zo een goed teken is als ge in de spoedafdeling standaard op de wifi zijt ingelogd? Hmm…

Gips

Tijdens de ochtendroutine deze morgen riep Wolf me bij zich: “Mama, kijk eens naar mijn voet?” Euh… hij stond inderdaad wat dik, zoals verwacht na het weekend, maar hij was vooral bijzonder vreemd van kleur: rood-paars en glad, eigenlijk zoals het kleur van een pasgeboren baby, als u begrijpt wat ik bedoel. Absoluut niet een normale kleur en nogal verontrustend, dus ik nam het zekere voor het onzekere en reed nog maar eens met Wolf naar spoed. Onze vaste orthopedist kon ik op dat moment – acht uur ’s morgens – begrijpelijkerwijs niet bereiken, en we hadden sowieso een voorschrift voor foto’s, dus waarom niet meteen spoed?

We kennen er zowat onze weg, zou ne mens zeggen. Ik had verbeterwerk mee en een boek, en drinken en dergelijke, maar het duurde algelijk toch wat langer dan gedacht. Soit ja, ’t is niet alsof het hoogdringend was, en we kregen uiteindelijk toch weer dezelfde onsympathieke orthopedist-in-opleiding als de vorige keer. Tegen dan was de kleur van de voet wel normaler, gelukkig. Enfin, Wolf vloog onder de CT-scan en er bleek niks gebroken. Ik vertrouw de ortho misschien niet helemaal, maar wel de opinie van dr. Baelde, eminent radioloog, en als die zegt dat het oké is, is het oké. Maar de ortho gaf wel toe dat hij het misschien een klein beetje verkeerd had ingeschat, dat het na tien dagen toch niet meer dik had mogen staan en gezwollen en zo, en dat het toch wel een zware verstuiking was. En dat volledige rust en immobilisatie goed zou doen: gips dus. Een halfopen echte gips, vakkundig aangelegd en waarop dus totaal niet mag gesteund worden. Gelukkig kan Wolf intussen nogal goed overweg met zijn krukken en zal dat wel lukken. Tsja…
En hij zag er mega schattig uit in zijn papieren broek, zeg nu zelf.

We zijn wel eerst naar huis gereden voor een deftige broek en schoenen en zo, maar waren allebei in de namiddag netjes op school.

En dan maar hopen dat het goed komt tegen de GWP over twee weken, en dan de week Duitsland in de vakantie. Hmmm…

Nu dat weer…

Weet u nog dat ik zo ongelofelijk content was dat Wolf weer op een rugbyveld stond? Ja?

Wel, het was van korte duur, helaas. Vandaag had hij zijn eerste match. Ik had als taakje boodschappen doen voor de hamburgers ’s middags en had maar liefst 5 winkels afgereden deze voormiddag om alles samen te rapen. 250 hamburgers op den bots, dat vindt ge zomaar niet. Ik was die naar de club gaan brengen, was terug naar huis gereden, had ietsje later Wolf afgezet aan de club, en was zelf nog even terug naar huis gegaan, want ik zag het niet zitten om een uur in die motregen te gaan rondhangen. Ik had hem dan ook gezegd dat Merel en ik wel naar de match gingen komen kijken, maar niet van in het begin, want dat mijn rug een uur rechtstaan niet zo fijn vindt.

We waren er zo’n tien voor twee, denk ik, de match was bezig van half twee. Wanneer Merel en ik komen aangewandeld, stapt een van de ouders op ons toe: dat hij het haast niet durft zeggen, maar dat Wolf wat verderop aan de kant zit. Met een zere voet.

Bon, ik daar naartoe: effectief zijn voet zwaar omgeslagen, maar het stond nog niet echt dik, en de pijn wees op verrokken laterale gewrichtsbanden. Die waar ik uiteindelijk, na ettelijke verstuikingen, aan geopereerd ben, ik weet dus waarover ik spreek. Wolf in de auto, wij naar spoed. Alweer.

Uit ervaring weet ik dat we daar wel eventjes kunnen zitten wachten, dus heb ik eerst Merel naar huis gebracht en een noodpakket aan gerief gehaald. Ik was namelijk met Barts auto en had dus geen krukken bij, want die liggen standaard in de koffer van de mijne. Ik dus de krukken gehaald en een rugzakje met een extra pull voor Wolf, iets om te drinken, iets om te knabbelen, een boek voor mij, de nodige papieren, een paar pantoffels. Ne mens weet op den duur wat hij nodig heeft op spoed.
Er werden dus foto’s gemaakt, zijn voet onderzocht door een orthopedist-in-opleiding, en verklaard dat hij een lichte verstuiking had, dat zo’n steunkousding voldoende was, dat hij over een dag of drie wel weer mag beginnen stappen, en over een week of twee mag sporten.

Dat lijkt me een beetje snel, maar bon, die mens zal het wel weten zeker? Er is in elk geval niks gebroken, da’s al veel. En Wolf en ik, we kunnen er nog mee lachen. Al ontlokte het toch wel de volgende commentaar aan Bart: “Misschien toch maar beginnen schaken, in plaats van rugby?”

Tsja…