Muziek

Ik ben geen grote fan van muziek. Nee, dat zeg ik verkeerd: ik ben wél een grote fan van muziek, maar ik ben niet iemand die gericht gaat zitten luisteren, in het half donker met een koptelefoon of zo. Hell, ik heb niet eens een koptelefoon of zelfs maar oortjes: ik gebruik dat gewoonweg niet. Ik ga NOOIT muziek luisteren op de fiets of op wandel, daarvoor geniet ik te veel van omgevingsgeluiden of de stilte.

In de auto staat de radio wel vrijwel altijd aan, en thuis hangt het ervan af hoe druk mijn dag was of nog moet worden, en is het vaak Studio Brussel, maar ook gewoon een afspeellijst op Spotify. Teksten ken ik totaal niet, zelfs niet van mijn favoriete nummers, maar ik zou ze zo noot voor noot kunnen noteren op muziekpapier, denk ik.

Maar wat ik wél heel erg intens heb, is de link met mensen. Bepaalde nummers zijn voor mij onlosmakelijk verbonden met bepaalde mensen of zelfs bepaalde situaties en maken dan soms enorme emoties in me los.

Ik had het er hier al over, en ook deze morgen had ik het weer: een nummer van The Cure op de radio, een link met zowel de verschillende concerten van hen die ik al gezien heb als met Erik, en ik was meteen goed gezind. Ik heb staan dansen in mijn badkamer met een grote grijns.

En nee, ik heb dat niet als ik een afspeellijst aanzet want dan verwacht ik het een beetje, ik moet het hebben van die onverwachte nummers om mijn dag op te fleuren. En dan mag het gerust ook een nummer zijn als “As the bottle runs dry” van The Wolf Banes: dat brengt me meteen naar Kordaanse kampvuren en andere larpomgevingen, iets waar ik momenteel naar snak…

Van die liedjes…

Het is vreemd hoe muziek soms zo heftige emoties kan opwekken. Dan heb ik het niet over muziek op zich, maar gewoon bepaalde liedjes die me zo hard doen denken aan mensen.

Vrijdag had ik het nog: een stralende dag, ik reed welgezind naar school, en plots was “Lullaby” van The Cure op de radio. Ik kon niet anders dan glimlachen: het is niet alleen een van mijn favoriete liedjes, het doet me gewoon heel sterk denken aan Erik. Intussen ben ik, zo heb ik gemerkt, niet meer kwaad op hem, maar kan ik met een mengeling van weemoed en fijne herinneringen aan hem terugdenken.

Ik heb hetzelfde met “My hero” van The Foo Fighters. Dat was een van de favoriete nummers van Vic, die dit jaar 21 zou geworden zijn. Elke keer weer krijg ik een koude rilling, elke keer weer raakt het nummer me, elke keer weer moet ik zo keihard terugdenken aan hem.

En dan heb ik het nog niet over “Chan Chan” van de Buena Vista Social Club. Dat nummer hebben we gedraaid op ons ma haar begrafenis, en ik heb het er nog steeds moeilijk mee. Soms maakt het me gewoon weemoedig, op andere momenten is het, na al die jaren, nog steeds een mokerslag op het onverwacht. Want het is dan meestal dat het stomweg op de radio in de auto voorbij komt. Eén keer heb ik me moeten parkeren: ik kon niet verder, en ik heb zitten huilen als een klein kind. Maar élke keer moet ik iets wegslikken.

Nee, ik zet eigenlijk niet vaak muziek op, ik hou van stilte. Maar sommige liedjes, tsja, die zijn nu eenmaal voor de rest van mijn leven verbonden met bepaalde mensen, en dat zal nooit veranderen.

De Buena Vista Social Club en The Foo Fighters zal ik wellicht ook nooit live zien spelen, maar op het volgende Cure concert weet ik zeker dat ik het bij “Lullaby”, als ze het spelen, even moeilijk zal hebben. En ik zal dat vooral ook niet erg vinden.

Muziek

Tegenwoordig staat hier heel vaak gewoon de radio aan, als ik alleen thuis ben. Wellicht denkt u nu: “Niks speciaals, toch? Iedereen luistert toch naar muziek?”

Niet dus.

Ik heb het jarenlang niet gekund, muziek aanzetten wanneer ik alleen thuis was. Ik had enorm behoefte aan stilte, zoals ik hier een paar jaar geleden in de grote vakantie al schreef. Maar de kinderen worden groter, zitten al vaker eens op hun kamer, hangen niet meer zo aan mijn rokken of zagen aan mijn hoofd, en dus is er weer meer stilte in mijn hoofd. En rust. En plaats, dus, voor muziek.

In de voormiddag mag dat Studio Brussel zijn, in de namiddag beginnen de stemmen en de reclames op mijn systeem te werken, en is het Spotify. Al naargelang mijn stemming is dat mijn ‘Goed Gezind’ lijst, met voornamelijk liedjes uit de jaren 80, of mijn melancholielijst, met allemaal zachtere nummers. Mja.

Soms vliegt de muziek ook nog zonder pardon uit, en dat is vaak wanneer ik me moet concentreren, of wanneer de kinderen thuis komen.

Maar het zegt veel over mijn mentale gezondheid en mijn innerlijke rust, als de muziek hier zomaar aan kan tegenwoordig. Al moet het nog steeds wel mijn goesting zijn.

Hedera

Op een van de larpreeksen waar ik aan meedoe, zijn ze gestart met een muziekgroep, Hedera. Het is allemaal zeer folky en middeleeuws, en eigenlijk best wel fun. Niet dat ik hen ooit horen spelen heb, want da’s blijkbaar net altijd tussen mijn spel heen gevallen. Maar er zijn dus gitaren, percussie, harp, fluitjes, soms doedelzakken, en vooral veel zang. Ik vond dat een super idee, en heb vandaag voor het eerst eens gerepeteerd. Meteen ook een belangrijke repetitie, want op 27 augustus hebben we een optreden. Ik speel dus viool, doe onnozel met castagnetten, en zing.

Ik heb me eigenlijk echt wel geamuseerd vandaag, daar in het verre Ledegem. Ook al was er een serieuze file in het naar huis rijden, en duurde de tocht dubbel zo lang. Maar bon, we zien wel wat ervan komt, van die Hedera.

Alle plekken tegelijk

Het is eigenlijk dringend tijd dat ze de teleportatiemachine uitvinden. Op reis gaan, bijvoorbeeld, vind ik op zich fantastisch, maar de verplaatsing is er me altijd te veel aan. Extreem bewegingsziek zijn helpt daar niet bij, natuurlijk: ik ben altijd zo misselijk als een hond in de bus, trein of vliegtuig. Fijn hoor.

Maar vooral: verplaatsen is meestal gewoon tijdverlies. Vraag maar aan iedereen die niet het geluk heeft om, zoals ik, op tien minuten van zijn werk te wonen.

Soms is de verplaatsing ook gewoon… inconveniënt, komt het aan geen kanten uit. Neem nu vandaag.

Kobe had om drie uur notenleer in Evergem, zoals elke week.  Maar voor één keer had Wolf gitaarexamen in de Poel, Gent centrum dus, en dik twintig minuten rijden. Hij moest er zijn om kwart voor vier, en ik had gedacht om dan terug naar Evergem te rijden, Kobe op te halen, terug naar de Poel, Wolf ophalen, en dan naar huis en naar de rugby. Gekkenwerk, eigenlijk.

Ik parkeerde in de Ramen, en ging met Merel luisteren naar Wolfs examen. Hij kwam niet onmiddellijk aan de beurt, en het was dus al half vijf toen we de muziekschool verlieten. Tsja, het was gelukkig mooi weer, en Kobe wist dat hij wellicht even ging moeten wachten. Dat “even” werd twintig minuten, maar hij vond het gelukkig niet erg.

Maar zo’n teleportatiemachine: handig, jong! Beam me up, Scotty!

Dagje vol muziek

Bij mij is dat zeer wisselend, het luisteren naar muziek. Soms gaan er weken voorbij dat de enige muziek die ik hoor, die van de autoradio is. En dan staat die vaak ook nog uit.

Muziek hangt bij mij sterk samen met mijn stressniveau’s. Als het druk is, heb ik behoefte aan stilte. Veel stilte. In mijn hoofd heerst er voortdurend chaos, versterkt door ganse klassen leerlingen, het getetter van de kinderen, het geluid van de gigantisch irritante stemmetjes van kindertv, en gewoon random geluiden. Ik wil dan ook geen extra mensen zien, of afspreken met vrienden. Eigenlijk ben ik in se een heel asociaal mens. Ik wil dan het liefst alleen zijn, in absolute stilte. Dus ook geen tv of muziek.

Maar dan zijn er van die momenten dat de ergste drukte achter de rug is, dat de stress gevoelig vermindert, dat ik het precies weer allemaal onder controle krijg. Pas dan is er weer ruimte voor muziek. En die komt dan in de meest uiteenlopende vormen.

Neem nu deze morgen. Ik was eigenlijk al heel vroeg heel productief, en dat wil wat zeggen, want ik ben absoluut geen ochtendmens. Om half negen waren de kinderen al netjes naar school gebracht, had ik de taart van gisterenavond nog versierd, de keuken volledig opgeruimd, en zat ik al met een koffie achter mijn scherm, examens te maken. En dan kan daar gerust Spotify bij ^^ Ik heb, dankzij Bart, een abonnement, dus zonder reclame. Een van de ongelofelijk wijze features is de Discover Weekly. Spotify gaat dan zelf, op basis van de nummers waar je naar luistert, elke week opnieuw een lijstje opstellen van twintig nummers. Sommige nummers klik ik meteen weg, andere zijn compleet onbekend, maar de meesten gaan meteen in een van mijn vaste playlists. Héérlijk!

Onbewust waren toch weer de nummers van Stereomoon – bandje van een vriend waar ik het gisteren over had – in mijn hoofd geslopen, dus ook die mochten er even bij.

Toen de kinderen dan thuis kwamen, begon Wolf meteen gitaar te spelen, en haalde daarna ook Kobe zijn fagot boven. Lag het nu daaraan, of het feit dat ik eerder deze week de altviool van een leerling in handen kreeg, ik weet het niet, maar ik had plots ongelofelijk veel zin om mijn viool na tien jaar nog eens van onder het stof te halen. En neem dat laatste gerust letterlijk.
De kinderen keken hun ogen uit: Wolf herinnerde zich vaag dat die viool vroeger aan de muur in de woonkamer hing, voor de verbouwingen. Kobe wist zelfs niet eens dat ik een viool had. En tot mijn grote verbazing kwam er nog een redelijke klank uit ook. Absoluut niet zuiver, toegegeven, maar de basis zit er nog in.

Nog wat later zag ik op Facebook plots het nieuws verschijnen dat een vriendin naar het concert van de Cure ging, volgend jaar in november. Ik stuurde het bericht meteen door naar mijn broer, die prompt vier tickets bestelde, waarvan eentje voor mij. Het had meteen mijn dag goed gemaakt, mocht die nog niet goed geweest zijn.

En om de dag af te sluiten, bleven Bart en ik per ongeluk hangen op Canvas, bij een ronduit schitterende documentaire over Rammstein. Da’s nog zo’n groep die ik ongelofelijk graag eens live zou willen zien, maar dan niet op een festival, maar op een eigen concert, zodat ze het hele vuurspektakel kunnen uitproberen. Geef toe: weirdo Duitsers, keigoeie muziek en vuur, wat wil ne mens meer?

Stereomoon

10305174_646521655463887_376394989636667266_nEen van de mensen die ik dit weekend op Omen heb leren kennen, is Linus. Behalve een hele fijne gast is hij ook nog een begenadigd zanger, zo blijkt.

Toen hij dat vertelde, zei ik dat ik ook wel zong, en begon prompt samen met iemand anders een Frans liedje te zingen. Daar schaam ik me nu eigenlijk wel voor, want mijn stem komt in de verste verte niet in de buurt van wat hij zingt. Gisteren ben ik namelijk op Youtube even gaan kijken naar een paar liedjes van zijn groep Stereomoon, en “aangenaam verrast” is eigenlijk een understatement. De groep kan meer dan behoorlijk spelen, de extra stemmen passen er bijzonder goed bij, maar vooral: ik ben als een blok gevallen voor Linus’ stem. Warm, een speciaal timbre, en het helpt ook wel als je weet dat de kerel in kwestie eigenlijk ook nog serieus sympathiek is.

(Ja, ik ben dus twee keer op dezelfde dag gevallen voor twee mannenstemmen: een operazanger en een, tsja, folkpopzanger. Ik en stemmen, jongens toch.)

Doorgaans stelt het niet veel voor, wanneer iemand die je kent, zegt dat hij/zij een groepje heeft, en vraagt of je even wil luisteren. Dit is duidelijk anders.

Neem nu dit liedje:

 

Geen idee eigenlijk onder welk genre het zou moeten passen, ik weet alleen dat het verschrikkelijk in mijn hoofd blijft hangen, en dat ik dat helemaal niet erg vind. Wolf is trouwens vandaag van school gekomen, terwijl hij dat liedje aan het neuriën was, go figure.

Ook zo’n fijn nummer is dit:

 

Er staan nog maar vijf nummers van hen online op hun Youtubekanaal, maar ik zou zeggen: check het eens uit, ik vind ze de moeite. En ik denk dat ik volgende vrijdag me zelfs de moeite ga doen om tot in Boom te rijden, naar PuttekeWinter op het domein de Schorre, want daar spelen ze.

Als ze zelf niet opgeven, gaan we daar nog van horen. Toch wel. En dan ken ik de zanger, lekker puh!

 

 

Fagot

Kobe lijkt echt wel aanleg te hebben voor muziek, en dus mocht hij na een jaar notenleer een instrument kiezen. Gitaar wou hij niet, want dat speelt Wolf al. Piano? Meh, te groot en te luid, en (denk ik) te gewoon voor Kobe :-p En strijkers, dat zei hem niet veel.

Hij sprak eigenlijk al lang van een blaasinstrument. Dwarsfluit, of blokfluit misschien. Voor trompet en klarinet kreeg hij een veto: het een echt te luid (en ik hou niet van koperblazers behalve hoorn), en klarinetten doedelen me te veel.

En toen kwam hij thuis met fagot. Je weet wel, houtblazer, familie van de klarinet, maar dan de grote broer. Ook met een rietje te bespelen, maar ongeveer 1.30 meter lang. Serieus.

Fagot.

Hij bleef bij zijn standpunt, ook toen ze met de notenleerklas op instrumentenbezoek waren geweest. Fagot zou het zijn. Dus maakten we op het einde van vorig schooljaar al kennis met juf Renate, de fagotlerares, en werd zijn maat bepaald. Want ja, als hij té klein is, kan hij niet aan alle kleppen, en moest het een speciaal instrument zijn. Blijkbaar was dat niet nodig, en deze morgen stond ik met hem om negen uur in de fagotles. Juf had een huurinstrument mee, een mooi houten ding, en eigenlijk hebben we samen geleerd hoe je het ding in en uit elkaar haalt, hoe je het schoonmaakt, en hoe je erop blaast. Enfin, dat heeft Kobe geleerd, want ik krijg er geen zinnig geluid uit. Maar hij blaast dus al een mooie peut.

Hij straalde.

Deze namiddag wilden ze al samen spelen, Wolf en hij. Ik wierp nog op dat Kobe maar één noot kent, de lage mi, maar dat was volgens Wolf geen bezwaar: de meeste van zijn stukjes zijn sowieso met een mi als grondtoon, en dat kon dus wel.

We hebben tranen gelachen, echt waar, en ik heb zelfs op een bepaald moment de fagot overgenomen, want Kobe zakte door zijn benen van het lachen. Het klonk dan ook hilarisch: Wolf heel delicaat op zijn gitaar: “Mi – re – mi” “Peeeeeuuuuuutttt!”

Man man man.

Fagot begot.