Hotel d’Hane Steenhuyse

Gisteren was het Openmonumentendag, en vroeger durfde ik dan wel eens met ons ma op stap gaan, maar da’s eigenlijk al een serieus tijdje geleden. Gisteren waren we toch op de Kouter voor het etentje voor ons pa’s verjaardag, en dan was het maar een heel klein stapje richting de Veldstraat, naar het stadspaleis Hotel d’Hane-Steenhuyse. Eigenlijk is dat sowieso open op vrijdag en zaterdag, maar daar kom ik zo niet.

Enfin, wij dus daar naartoe, en mijn mond viel open: wat een prachtig gebouw! Blijkbaar heeft Lodewijk XVIII er zelfs nog gelogeerd. Bart en de jongens waren er vrij snel door, Merel en ik keken ons ogen uit!

Het wijstste was echter de kelder, de vertrekken van het personeel. Er is de keuken met het gigantische fornuis, de eetplaats, maar ook de stallen voor de koetspaarden en zo! Alleen kreeg ik net dan een smsje van Bart die zich plots allesbehalve goed voelde, en dus logischerwijs snel naar huis wilde. Wij weg dus, maar ik wil zeker nog terugkomen en heel erg rustig rondkijken tot in de details.

77

Vorige dinsdag is ons pa 77 geworden. Jawel, krakend, schuddend en piepend, maar wel degelijk 77, en nog volledig bij de pinken, uiteraard. ’t Is dat dat lijf met de parkinson en het gebrek aan conditie en de rokerslongen en de doofheid niet zo hard meer mee wil, want anders…

Enfin, Jeroen en co, wijzelf, en uiteraard ons pa gingen daarom vrolijk eten in Café Théatre op de Kouter. Roeland kon helaas niet, en Nelly zag de rit tot bij ons niet zitten.

Het was er goed zitten, het eten was lekker – de kelner een beetje verstrooid, maar bon – en het gezelschap was aangenaam. Moet dat meer zijn, voor een verjaardag? Ik dacht het niet, nee. Op uw gezondheid, pa!

Die zonnige dagen…

Ik kan zo intens genieten van dat prachtige weer he. Uiteraard was er schoolwerk, maar dat is er altijd, en dat mooie weer niet, hier in ons modderlandje. Ik verbeterde dus wat, installeerde me nota bene in de tuin onder een zonnedoek met mijn laptop, en besloot toen dat ik echt wel de stad in moest. Ik wilde namelijk nog dringend rode sandalen voor onder mijn kleedje op Kobes lentefeest, maar aangezien de rug moeilijk blijft doen, moeten dat platte en verdomde goeie zijn. En nog mijn goesting ook. Ik had al rondgekeken, en was uitgekomen op Mephisto’s, van – houd u vast – 140 euro. Tsja. Wat moet, dat moet, zeker?

Ik ben dus gezwind de elektrische fiets op gestapt en ben naar ’t stad gereden. Eerst naar de Vrijdagsmarkt, want voor een gloednieuwe cache moest ik een foto hebben van Tsjok. En dan in ’t passeren nieuwe cachepotjes opgehaald, en een concealer, en een kleine haardroger voor Wolf, en dan naar de Lakenhalle voor deel twee van die cache, en dan naar de Mephisto. Waar het trouwens niet eens de sandalen werden die ik op het oog had, maar een ander paar. Voor evenveel geld, dat wel, ja. Oh, en dat wapenschild, dat zijn dus geen stalen klootjes, dat blijken kaarsen te zijn. Bummer.

Ik propte alles in de fietstassen, stelde vast dat er nog plaats was voor wat pralines van Chocolou, en laveerde met het fietsje tussen de mensen door. En fietste gezwind weer naar huis, doorheen de stralende zon, nog net niet fluitend. En eigenlijk, waarom niet? De volgende keer fluit ik wel, né.

Thuis werd er nog in het badje rondgeploeterd, zaten we buiten, en vooral: ik heb na het eten – buiten uiteraard – Kobe het vuurkorfje doen uithalen, er één enkele houtblok in aangestoken, en daar samen met hen marshmallows op geroosterd. Alleen doodjammer dat Wolf er niet is, maar bon…

En ’s avonds, nog later, kwam Dirk voor zijn manuscript, en bleven we buiten zitten. Goh, ik ben zó blij met mijn tuin…