Twintig.

Yup, twintig. Zoveel jaar zijn Bart en ik al samen. Twaalf januari 1993 is een dag die ik nooit meer vergeet.

We hadden al een tijdje rond elkaar gedraaid. Of, om preciezer te zijn, Bart had al een tijdje om me heen gedraaid. Ik kende hem via zijn jongere broer, die net zoals mijn broer economie studeerde. Koen en ik deelden daardoor hetzelfde stamcafé, de Yucca, toen nog in de Sint-Pietersnieuwstraat.

Met Koen was ik al een tijdje bevriend: we speelden vaak samen kleurenwies, en we zaten ook gewoon gezellig samen met een ganse hoop anderen op café. Begin december had hij me meegevraagd naar de videoweek op het kot van zijn broer: een berucht kot in de Vanhulthemstraat, waar ze dus in hun keuken een hele week, 24/24, video’s draaiden, en intussen allerhande versnaperingen (denk gerust aan frieten, ijs of pizza) verkochten.

Dat moet de eerste keer geweest zijn dat ik Bart zag. Ik herinner me nog dat hij pontificaal in de eerste fauteuil zat, bijzonder stil, maar dat niemand hem die positie betwistte. En dat hij vroeg ging slapen, want dat hij hogeschool volgde en ze daar absenties namen. En dat was dat, zo ongeveer.

Maar blijkbaar was ik hem wél opgevallen, want hij begon af en toe mee te komen met zijn broer naar de Yucca, als er wat te doen was. En op oudejaarsavond stond hij bij me te dansen, en zei zijn broer vlakaf tegen hem, terwijl ik het kon horen: “Vergeet het, maat, die is niet te krijgen!” Waarop Bart alleen maar moest lachen en zijn schouders ophaalde. En het dus duidelijk als een uitdaging beschouwde.

Twee weken later betrapte ik mezelf erop dat ik op maandagavond aan het rondhangen was in de Yucca. Het was jazz-avond of zoiets, van Henkie; veel volk was er niet, en niet echt iemand die ik kende, maar toch bleef ik hangen, omdat ik vermoedde dat Bart nog ging langskomen. Rond een uur of elf kwam hij effectief nog toe, en raakten we aan de praat. En werd het later en later.

En toen zei Bart dat hij op zijn kot nog champagne had. Waarop ik zei dat ik met de moto was, en dus toch niet kon drinken. En hij voorstelde dat ik gewoon kon blijven slapen dan, als ik wilde. Zonder bijbedoelingen of zo.

Blijkbaar was ik makkelijk te overhalen, want even later zaten we op zijn kot champagne te drinken. Waarvan overigens later bleek dat we er allebei niet echt zot van zijn :-p Het één leidde tot het ander (overigens niet te ver denken, zo van in ’t begin), en tot de grote verbazing van zijn kotgenoten bleek stille Bart de volgende dag dus een lief te hebben.

Twintig jaar.

Weet je, nog nooit heeft iemand me zo gelukkig gemaakt. Mijn spitsbroeder, mijn zielsgenoot, mijn maatje. Twintig jaar, en ik heb er nog geen moment spijt van gehad. Behalve dan van die champagne.

Nieuwjaren, deel twee

Nieuwjaren, het is in nogal wat huishoudens een constante in de maand januari, heb ik de indruk.

Zodra er kinderen zijn, kan je ook niet anders: je moet gaan nieuwjaren bij de grootouders, maar ook met de peters en meters van je kinderen, en dan ook nog eens bij de kinderen van wie jij peter of meter bent. Een bezigheid, quoi.

Aangezien wij op nieuwjaar in Zeeland zaten, hadden we de gewoonlijke samenkomst op nieuwjaar zelf gemist. Vorige zondag zaten we bij mijn schoonouders, vandaag kwamen mijn ouders en mijn jongste broer.

Hij is namelijk peter van Kobe, Sarah is meter van Merel, en ik ben meter van Marne. Een hoop vliegen in één klap, temeer omdat we daarna samen naar mijn grootmoeder van 101 gingen om te nieuwjaren, samen met een aantal andere kozijns en nichten.

roeland1

roeland2

Enfin, er werden nieuwjaarsbrieven gelezen, envelopjes en peter/metercadeautjes uitgewisseld, en taart gegeten. Ik kreeg een prachtig verpakte cadeaubon van mijn favoriete merk Cora Kemperman, bijzonder attent van mijn schoonzusje. Nu heb ik natuurlijk geen excuus meer om nog eens langs de winkel te passeren ^^

roeland3

roeland4

roeland5

“Als vissen zwemmen, ga ik dood”

Schooltoneel.

Ik hou niet van het woord, ik vind het op zich al een negatieve bijklank hebben. Het doet me denken aan stoffige turnzalen met een amper gebruikt podium en dus nog stoffiger coulissen. Een zaal vol enthousiaste ouders wier kind schoon kind is. Ik denk aan een klungelig in elkaar gestoken voorstelling, met kinderen wier acteerniveau dat van de gemiddelde sanseveria benadert, met pakjes die in elkaar gestoken zijn door liefhebbende en behulpzame oma’s. Ik denk aan een zingende selder, quoi.

Het hoeft gelukkig niet altijd zo te zijn. Ik ben dan ook enorm opgelucht dat op mijn school het woord ‘schooltoneel’ eerder een vorm van kwaliteitsvol jongerentoneel is. En de voorstelling die ze er afgelopen weekend drie keer gespeeld hebben, kan gerust naast om het even welk ander jongerentoneel staan, dat subsidies krijgt en meedraait in het reguliere circuit.

Het bijzondere aan tToneel, de groep van Koninklijk Atheneum Mariakerke, is dat ze zo ongelofelijk democratisch zijn. Iedereen van de leerlingen die wil, mag meedoen. Geen audities, geen leeftijdsbeperking, geen beperking van het aantal acteurs, nee. Dat resulteerde dit jaar in een groep van dertig leerlingen, van twaalf tot twintig jaar, die elke woensdagnamiddag en de helft van de kerstvakantie aan het repeteren sloegen.

Kan je een stuk vinden voor een dergelijke groep? Niet echt. Is dat erg? Al helemaal niet: het stuk moet organisch groeien, en komt uit henzelf. En blijkbaar was ‘angst’ wat hen dit jaar vooral bezig hield.

Angst. Bijzonder herkenbaar. Dertig leerlingen die ervoor uitkomen wat hen uit hun slaap houdt. Waar zij van wakker liggen. Hun toekomst. Hoe zij door anderen gezien worden. De angst om vergeten te worden, alleen te staan, hét gelukkigste moment in hun leven te missen, of de kans om de partner van hun leven te ontmoeten te vergooien.

Het gaf een aantal pareltjes van scènes, die ongelofelijk mooi tot een geheel werden gesmeed. De rode draad was een soort van telefoon: drie micro’s die geregeld naar beneden werden gelaten, en waardoor je dus de ene helft van een telefoonconversatie kon volgen. Dat was, naast een resem stoelen, trouwens zowat de enige mise-en-scène. De leerlingen zorgden zelf voor het visuele: terwijl een praatscène aan de gang was, kregen we geregeld een soort van choreografie te zien, die vaak een bevreemdend effect opwekte.

En waar zijn de jongeren van tegenwoordig bang voor? Het ging van – zeer amusant gebracht – de vraag hoe je een meisje moest versieren op een fuif, over het in de steek gelaten worden door je lief omdat zij niet overweg kan met de té heftige emoties die de liefde met zich mee brengt, tot de angst voor zwanger worden. Of nog dieper: de angst voor de dood. Niet gewoon het doodgaan an sich, maar wel de twééde keer doodgaan: dàt moment waarop je door niemand nog herinnerd wordt, waarop je naam voor de laatste keer wordt uitgesproken. Als afsluiter gaven ze nog ‘a word of advice’ van Burroughs, een bijzonder sterk einde, waarin de hoop voor de toekomst het overnam van de angst.

Dit alles, en nog veel meer, resulteerde in een bijzonder krachtige voorstelling: evenwichtig, visueel, bij momenten grappig, maar vooral iets om over na te denken. Regisseur Gregory Caers heeft hier knap werk verricht: een voorstelling als deze kan gerust naast veel professioneel toneel staan, geloof me.

De drie voorstellingen waren uitverkocht en het stuk wordt niet hernomen. Reclame maken heeft dus geen zin. Maar ik wilde eigenlijk gewoon mijn bewondering uiten voor de jongeren van mijn school die dit gerealiseerd hebben. Die ik nu trouwens met andere ogen zie, dan gewoon als een van de vele bezette stoelen in mijn les.

Schooltoneel. Ik hou nog steeds niet van het woord. Maar als het gebracht wordt zoals afgelopen weekend, dan mag het er staan. En zal ik telkens weer met volle goesting gaan kijken.

Respect.

Rugzak

Merel mag nog dit schooljaar naar school. Na Hemelvaart, meer bepaald.

Ze gaat geregeld ’s morgens met mij mee als ik de jongens ga afzetten, en ze is dus vertrouwd met het begrip “school”. Beter nog: onlangs vroeg iemand aan haar of zij ook al naar school ging, en ze antwoordde parmantig: “Ja!”. In haar ogen was dat ook zo, want ze gaat toch naar school ’s morgens? Dat ze daarna naar de crèche gaat, zei ze er uiteraard niet bij.

Woensdag zag ik in de solden in de Delhaize voor tien euro een alleraardigst boekentasje van Kickers hangen. Knalpaars, met een schattig konijnensleutelhangertje aan. En toen bleek er zelfs nog een portemonneetje en een turnzakje bij te zitten, voor datzelfde geld.

boekentas1

boekentas2

Gisteren heeft Wolf haar dat gegeven, en ze was door het dolle heen. Ze is me uitgebreid (op aanstoken van haar broer) komen bedanken, en heeft ze niet meer uitgedaan. De boekentas is zelfs meegegaan naar de badkamer. Alleen om te slapen mocht ze uit. Ze steekt er poppen in, speelgoed, vanalles, en loopt pront te paraderen.

boekentas3

boekentas4

Ze weet dat ze nog moet wachten tot ze groter is om naar school te gaan, maar man, ze is er klaar voor!

Frittata met paddenstoelen en parmezaan

Een frittata, dat wist ik dus niet, dat is een dik soort omelet, blijkbaar. Je bakt die, en daarna zet je ze nog onder de grill om ook de bovenkant te bakken, zodat je echt een eierkoek krijgt. De textuur is daardoor toch iets anders dan die van een gewone omelet.

frittata1

Ik maakte er dus ene uit het boekje ‘Gezond koken in een handomdraai’ van Weight Watchers: snel klaar, en voor de ingewijden: zes propunten.

Voor vier personen: acht eieren, paddenstoelen (het recept zei gedroogde, maar ik heb verse genomen), behoorlijk wat parmezaan, en ik heb er zelf nog een rode paprika, een sjalot en een half rood pepertje aan toegevoegd. Zoals ik al zei: bakken in de pan, en daarna onder de grill tot alles netjes gestold is.

frittata2

Het is geen royale portie, maar in feite toch wel genoeg, zeker als je er, zoals ik, nog behoorlijk wat groene sla bij neemt. En anders neem je wat brood of pasta, waarom niet?