Cross loop en vlieg, en dus zere voeten.

De dag begon vrij onverwacht, vrij vroeg, en vrij onaangenaam, met een Mereltje dat om twintig voor zeven aan de trap met een zacht stemmetje riep: “Mama? Ik voel me niet lekker…” Ik spurtte naar beneden, nog net op tijd om haar lange blonde haar vast te houden terwijl ze zelf boven de pot hing. Arm kleintje… Onmiddellijk voelde ze zich beter, en verklaarde ze naar school te willen… Tot ze tien minuten later, helemaal aangekleed, lijkbleek zat te wezen in de zetel, en plots de emmer naast haar nodig bleek te hebben.

Bon.

Ik had een ganse dag les, en Bart had ook een aantal belangrijke meetings, dus… Oma to the rescue! Ik belde ons ma uit bed met de vraag of ik Merel bij haar mocht droppen, en ze zag dat gelukkig wel zitten, ja. Ik zette Merel in de auto, placeerde een emmer op haar schoot, nam een paar reserve-onderbroekjes mee, en reed gezwind naar Zomergem. Normaal gezien zou ik netjes op tijd op school geweest zijn, maar halverwege rook ik al onraad – letterlijk – en belde ik dus maar dat ik wat later ging zijn. Want jawel, een buikgriep beperkt zich niet tot één kantje, zo bleek. Bij ons ma aangekomen liet ik Merel even zitten, haalde binnen een handdoek, wikkelde Merel erin, en droeg haar prompt naar de badkamer. De emmer en het autostoeltje ging ik later wel uitspoelen, nu was het eerst de beurt aan Merels kleren en Merel zelf. Tien minuten later lag Merel, met een vers onderbroekje en een oud T-shirt van ons ma als kleedje, te zieltogen in de zetel, terwijl ik haar met bloedend hart moest achterlaten aan oma’s goede zorgen. Dat was overigens letterlijk te nemen: oma heeft haar gewoon nog de pampers moeten aandoen die ze nog liggen had, want het hield niet op. Maar tegen de middag voelde ze zich beter, na een stevige dut, en uiteindelijk kwam ze er volledig door en taterde ze oma’s oren van het hoofd. Ik denk dat opa chance had dat hij niet goed hoort :-p

Een volle lesdag, met nog een inhaaltoets daarna, later reed ik terug naar Zomergem – de jongens zijn groot genoeg om alleen naar huis te gaan en daar te blijven – en haalde een vrolijke Merel op bij een stel vermoeide grootouders. We spoedden ons naar huis, alwaar ik net de tijd had om me op te frissen, de jongens op te pikken, en naar het rugbygala te vertrekken dat ik moest presenteren. Daar bleek dat ik me niet had hoeven opjagen: de elektriciteit was uitgevallen, en dus werd het wat uitgesteld. Tegen half zeven vonden we het echter welletjes, en begon ik maar aan de avond, zonder micro en zonder slides, maar gelukkig wel met min of meer een tekst. Tsja… En toen werd het alleen maar beter: er was een fijne barbecue, de elektriciteit was terug voor de presentatie van het tweede deel mét micro, en de jongens amuseerden zich kostelijk.

En ik? Ik was toch wel wat moe, ja, en mijn voeten deden zeer. Poeh.

Gerbils

Ik speelde al een heel tijdje met het idee: nieuwe gerbils. Eigenlijk vond ik die beestjes gewoon de max, en ik miste het extra leven in huis soms wel. Toen we op 16 april langs de winkel passeerden en ze gerbils hadden, hebben we er maar meteen twee gekocht. Ik ben naar huis gereden, we hebben het gerbilhuis in orde gezet, en zijn ze toen gaan ophalen: Phineas en Ferb, twee zalige beestjes.

Helaas…

Gerbils zijn ontsnappingskunstenaars, en Ferb is langs de buitenkant van de buis naar boven gekropen, en zo wellicht prompt in de muil van Gandalf terechtgekomen. We hebben niks van hem teruggevonden, enkel een zeer vergenoegde Gandalf die van onder de tafel op zijn gemakje de kooi in de gaten hield.

Omdat gerbils gezelschapsbeestjes zijn, kreeg ik het niet over mijn hart om Phineas alleen te laten, en dus is er Candice bij gekomen, een heel leuk beige beestje. Handtam zijn ze nog niet, maar we werken eraan.

Absolute rotdag, die toch nog mee bleek te vallen

Ik stond op met knallende koppijn, vanmorgen. Geen idee hoe of waarom, maar het was eentje van de soort dat ik mijn lenzen niet instak, maar er een brildagje van maakte. Om les te geven, ja, en wie me kent, weet dat dat eigenlijk nooit gebeurt.

Bart nam de kinderen mee naar school, en ik moest pas om negen uur weg. Tijd genoeg dus om nog een toets af te printen. Dàcht ik. Want mijn printer heeft zware kuren, en wil de ene keer wél, de volgende keer niet printen. Drie keer raden wat het werd vandaag. Bon, ik zette de toets dan maar om in PDF en printte op school. Ik gooide de toets nog net op tijd in de kopieermachine, en ging lesgeven. Ik weet nog dat ik toen al dacht: “Tiens, da’s precies een klein pakje voor 26 kopies…” Tot ik de toets uitdeelde en ik elf exemplaren te kort bleek te hebben. Geen tien maar elf, dus het lag niet aan foutief intikken. Ik belde in allerijl naar Peggy van het secretariaat, en die kwam gezwind aangestapt om even toezicht te houden terwijl ik richting machine crosste om nog elf kopies bij te maken. Zucht.

Gelukkig mocht ik daarna gewoon lesgeven, en word ik nog steeds goed gezind van mijn job. Zelfs na eenentwintig jaar. Chance, want dat is nog niet de helft. En toen werd de dag, beetje bij beetje, beter. Al bleef ik een kort lontje hebben, en had ik niet veel nodig om te blaffen. Maar er was heerlijke stoverij met aardappelbolletjes, en da’s ook al iets. Een goede vriend die ging langskomen en die ik al tijden niet heb gezien, belde helaas af. Maar toch ging plots de bel:

365-mei20

Mijn allerliefste kent me zó ongelofelijk goed he… Ik smolt ter plekke, en samen met mij mijn slechte humeur.

We lieten nog pasfoto’s maken voor de kinderen, ik smeerde driekwart brood, en terwijl de jongens gingen trainen, zochten Merel en ik een nieuwe weg op de Blaarmeersen. We ontdekten dat er blijkbaar nog een extra clubhuis met café en gezellig terras is aan de tennishal, dat daar om een of andere reden iets is met treinen,

IMG_5405

dat er daar twee perfecte, gezellige petanquevelden liggen, dat er wat verderop zelfs drie permanente pingpongtafels staan buiten, en dat je een doos boterhammen best niet open laat staan als je in het zand picknickt. Tsja.

We trokken verder naar de pier, en gaven daar de zanderige boterhammen aan de waterhoentjes, die ze prompt naar hun jongen brachten.

En eigenlijk, feitelijk, was het al bij al toch een haalbare dag, met zelfs fijne momenten.

Tuinarchitect

Vanmiddag hadden Bart en ik eindelijk een afspraak met een tuinarchitect. Op zich stelde het nog niet veel voor, want die mens kwam gewoon eens luisteren wat we wilden, en een kijkje nemen ter plekke met de mogelijkheden. Er zijn wel een paar vereisten natuurlijk:
* de oprit waar Barts auto staat moet volledig weg, er moet gras komen
* de hele tuin moet vlak getrokken worden, want het is echt een bobbelparcours nu
* er moet rondomrond haag komen, alleen de oprit van de garage moet open blijven. Misschien dat we daar later ooit zelfs een poort zetten.
* een terras ter hoogte van ons tuindeur
* van aan het terras tot aan de oude opritten moet het een lange ononderbroken grasstrook worden om op te rugbyen. Er zullen natuurlijk wel grasdallen of zo moeten komen ter hoogte van de garage-inrit, en iets als tuinpad naar de voordeur
* het tuinhuis staat op instorten, er moet een nieuw komen, liefst anders georiënteerd, maar dat moet die mens maar zien
* er moet een plekje blijven voor de schommel
* tuinverlichting
* de haag moet een meter ingekort worden naar een hoogte van 1.80 meter.
* rondom het huis blijft er een strook tegels, zoals het nu is eigenlijk

Nu is het aan de architect om met een plan af te komen. Ik ben echt wel benieuwd, want vaak zien zij dingen die wij niet zien, zijn er mogelijkheden waar wij nooit aan gedacht hadden.

Ik ben nu eigenlijk al helemaal opgewonden, want het betekent dat er eindelijk schot in de zaak komt, en dat ons huis misschien eens afgewerkt zal geraken. Ooit. Eens.

Wolfs perceptie

Eerder deze week vond ik bij het opruimen een stukje hard papier:

IMG_5339

Ik trok mijn wenkbrauwen op, en vroeg aan Wolf wat het precies was. Blijkbaar hadden ze met het CLB een spel gespeeld – hij zit in een moeilijke klas met nogal wat onruststokers, en dus proberen ze hen als groep wat beter te doen overeenkomen – waarin er meer dan honderd kaartjes met eigenschappen in het midden gelegd werden. Ze moesten elk om beurt elkaar typeren en kijken hoe ze zelf werden gepercipieerd, en dit zijn de kaartjes die zijn groepsgenoten voor hem uit die enorme massa gehaald hadden.

Ik denk dat er de rest van de middag een glimlach op mijn gezicht te zien was. Veel trotser dan dat word ik niet. Ik heb hem tegen mijne gilet getrokken, en een knuffel gegeven. Mijn Wolf, jawel.