Afscheid

Erik

ik zit hier na een lange, zware dag op mijn oprit in de auto naar The Cure op Werchter te luisteren, en ik kan alleen maar aan jou denken.

De afgelopen dagen heb ik woede gevoeld, verdriet, onbegrip, maar nu voel ik alleen maar een intense vriendschap voor jou. Nee, zo vaak hebben we niet gepraat, maar elke keer opnieuw zeiden we dat we daar nu eindelijk eens werk van gingen maken, dat we eens gingen afspreken, dat we samen een pint gingen drinken. En we waren vooral vast van plan om de volgende keer samen naar The Cure te gaan. Nee, niet Werchter, een echt concert.

En nu zit ik dus in mijn auto naar hun muziek te luisteren en kan ik niet uitstappen. Want jij, jij bent er niet meer. Dat is je eigen keuze en dat moet ik respecteren omdat ik jou respecteerde. Maar je maakt het wel verdomd moeilijk, Erik.
Smith zingt: “Why can’t I be you?” op dit moment, en ik wou dat ik in je geest kon kruipen en je beweegredenen begrijpen. Want deze muziek, en al die larps, wou ik nog samen met jou beleven. En al die andere mensen die nog zo veel met jou wilden doen…
“Boys don’t cry” weerklinkt hier nu in mijn auto, en ik kan je verzekeren dat ze dat wel doen. Girls nog meer. “But I know that It’s too late, that you’ve already gone away”.

Het zij zo, Erik. Maar in mijn hoofd ben je nog lang niet weg. Ik zal nooit meer naar The Cure kunnen luisteren zonder jou in mijn hoofd. En misschien is dat zo slecht nog niet.

Het ga je goed, maat. We zien elkaar nog wel eens, en dan gaan we echt samen die pint pakken. En keihard “Lullaby” opzetten. Beloofd.

Kus.

Gudrun

Nu even niet.

Mijn leven is momenteel gevuld met een eindeloze reeks futiliteiten, die allemaal energie vragen die ik nu gewoon niet heb. Dus als je me nog iets extra wil vragen en het kan een weekje of zo wachten: graag. Nu gewoon even niet.

Ik ben bezig met de muziek voor de proclamatie, de geocacheroute voor de Final KAMdown, de rapporten en de C-attesten die zwaar op mijn maag liggen, gedoe rond de vervanging van mijn kuisvrouw (die geopereerd wordt aan haar knie), het geregel rond de scoutskampen van de kinderen en meer van dat soort dingen die ik niet kan laten liggen, maar die energie vragen.

Eergisteren had ik een platte band en mocht ik nog de pechdienst vragen en naar de bandencentrale rijden.

En deze hadden we dit schooljaar ook nog niet gehad, maar gisteren zijn we er op de valreep nog in geslaagd: Merel die om half negen (het startuur van school) aan mijn bed staat (ik mocht eindelijk nog eens uitslapen) omdat ze haar zwemzak was vergeten en ze teruggekeerd was en dat ze nu te laat ging zijn en of ik haar wilde brengen. Ik dus in slaapkleed op pantoffels in de auto. Ook goeiemorgen.

Maar al mijn energie gaat momenteel naar mijn vader die opnieuw opgenomen is sinds bijna twee weken en blijkbaar dinsdag de hele afdeling op stelten heeft gezet. Ze hebben hem moeten platspuiten en hij heeft slecht gereageerd op de medicatie, waardoor hij nu tijdelijk in een rolstoel zit en met moeite zelfstandig kan eten. Komt weer goed natuurlijk, maar ik maak me gigantisch zorgen.

En dan is er natuurlijk Erik, een larpvriend die zondagavond uit het leven is willen stappen en die vandaag in het ziekenhuis is overleden. Ik ben al de hele week van slag, ik kan aan vrijwel niks anders denken.

Dus, als je me nodig hebt en het is niet dringend: nu even niet.

Verdomme…

Erik, verdomme,

je had me beloofd dat we samen naar het volgende Cure concert gingen gaan.
En we hadden nog zo veel te bespreken dat je bij mij een glas (of twee) ging komen drinken.

Emotioneel snap ik je, rationeel niet.

Echt serieus, Erik… Ik weet dat je het de max vindt als je me zonder woorden kan zetten, maar deze manier had echt niet gehoeven.

Ik zou je nog zo veel willen zeggen, maat…

Donkerte

Lieverds

als het ooit té donker wordt, als het licht voor jou precies niet meer wil schijnen, als je zelf het eind van de tunnel niet meer ziet, kom dan bij me, bel me, spreek met me, hou me vast, laat me je knuffelen, en laat me vooral jouw kaarsje zijn.

Of laat me tenminste toe bij jou te komen, jou aan te spreken, naar je te luisteren, en wimpel me niet af.

Want er is altijd wel ergens nog een sprankeltje hoop, ook al kan jij het zelf niet meer vinden.

En anders is er ook altijd nog het nummer 1813 of https://www.zelfmoord1813.be/

Er is altijd een luisterend oor. Echt.

Drie jaar…

Zeg ma,

het is vandaag precies drie jaar dat ik de laatste keer salu heb kunnen zeggen tegen u. Drie jaar… En ik mis u bij momenten nog altijd even hard.

Ik heb het gevoel dat dat in de lente het ergst is: gij hadt daar zo’n deugd van, van die beginnende zon en die beginnende natuur. En ik, ik kan geen bloeiend muguetje zien, of de magnolia’s of de rododendrons zonder aan u te denken en u te willen bellen. Het doet nog altijd pijn, ma.

Meestal maakt het me nostalgisch, en denk ik met zo veel deugd terug aan ons beidjes. Aan alle domme stoten die we samen gedaan hebben, aan al onze gesprekken, al dan niet diepzinnig…

En de kinderen missen u ook, ma. Ze zeggen dat dikwijls: dat oma daar zo of zo zou op reageren, of dat of dat zou zeggen. En dan staan we met zijn allen met onze voeten in de Warche en staan we allemaal te grijnzen omdat gij daar zo godsoneindig veel leute hebt gehad dat ge tewege in uw broek hebt gedaan van ’t lachen. En dan doen we de wandeling die we samen met u deden, en dan genieten we daarvan.

Och ma, er is zo veel veranderd in die drie jaar, en tegelijk zo weinig. De kinderen worden groot, ik sta erbij en ik kijk ernaar, en ik kan ze alleen maar graag zien, net als gij. En ik ben nog steeds gelukkig met mijn leven, mijn Bart, mijn job, mijn kinderen, mijn vrienden… Alleen mis ik het om tegen u te kunnen zagen over dat lijf van mij, en ambeteer ik daar nu andere mensen mee. En ik mis het zelfs dat gij zaagt tegen mij over dat lijf van mij, en dat ik beter ne keer wat zou vermageren, dat dat algelijk een pak zou schelen voor mijn rug. En dan zou ik met mijn ogen rollen en zuchten en zeggen dat ge u niet te moeien hebt.
Terwijl, ma, ik eigenlijk niets liever zou hebben dan dat ge u nog zoudt kunnen moeien.

Zaterdag trouwt Roeland, ma, en ik ga daar staan in uw plaats. Dat is zo niet eerlijk: gij hadt daar moeten staan blinken en genieten en uitleggen en peten tekenen. Ge kondt dat zo goed. En nu ga ik dat moeten doen, en iedereen gaat zeggen dat ik zo ongelofelijk op u trek, dat ik just mijn moeder ben.

Ik mis u, ma. Al drie jaar. En wellicht gewoon de rest van mijn leven.

Kus.

Slaap zacht, Christophe…

Vreemd toch hoe emotioneel een mens soms kan reageren op de dood van iemand die je niet eens persoonlijk kende…

Maar jij, Christophe, jij kwam quasi elke dag stilletjes mijn huiskamer binnen zonder op te vallen. Met je warme stem praatte je moeiteloos de platen aan elkaar, en ik betrapte me er regelmatig op dat ik bewondering had voor je manier van presenteren.
Weet je, ergens in de voorbije weken heb ik zelfs op een bepaald moment nog gedacht dat het toch fijn was dat jij al al die jaren de ochtend deed op Studio Brussel: heerlijke vastigheid en vooral kwaliteit.

En dan komt het nieuws dat jij er plots niet meer bent. Tsja… Ik was er even niet goed van, gisterenavond. Maar deze morgen, iets over negen, kwam het zelfs keihard binnen: je was er gewoon niet! In de plaats klonk een boodschap van je geëmotioneerde collega’s en was er enkel muziek. Oh, en de boodschappen van trouwe luisteraars aan jou gericht.

Ja, ik heb ook even ingebeld en iets ingesproken.

Studio Brussel zal nooit meer hetzelfde zijn zonder jou, Christophe. Waar je ook bent: het ga je goed. Je wordt gemist.

Vale, Liselotte

Goh, Liselotte…

Ik hoorde eerder deze week het nieuws, en ik was gewoon van slag. Echt. Weet je nog, vorig jaar in mei, hoe we elkaar na twintig jaar terugzagen op een lezing?

Jij was net begonnen in Sint-Bavo toen ik er zelf leerling was, en nee, ik heb nooit les gehad van jou. Maar je ging mee op Romereis, en die was wel memorabel. Goh, toen we daar in mei na die lezing honderduit zaten te babbelen, wist je me zelfs nog stoten te vertellen die ik had uitgespookt, en die ik me zelf niet eens meer herinnerde. Het was echt een zalige avond, en ik kwam met een goed gevoel thuis. Ja, je had me verteld dat je in ziekteverlof was, en dat je kanker had, maar je was vol goede moed: het ging wel goed komen. En ik, ik keek er al naar uit om nog eens met jou af te spreken om iets te gaan drinken of te gaan eten: twee leerkrachten Latijn onder elkaar, aan gespreksstof geen gebrek.

Ik was dan ook verwonderd dat je mijn mail niet beantwoordde, en ik vreesde al dat ik het verkeerd genoteerd had.

En dan kwam vorige week het nieuws. Ik was er niet goed van, en ik had je niet meer dan één keer teruggezien. Maar het doet wat met een mens om iemand zo gepassioneerd, zo vol leven, zo in een gelijkaardige situatie, te zien wegvallen.

Ik zette iets daaromtrent op mijn Facebook, en was geroerd door de reacties. Nogal wat mensen in mijn vriendenkring kennen jou, en het verdriet was dan ook gemeend. Het mooiste compliment was wel dat van Jolien, een jonge collega Latijn van jou, een paar jaar geleden mijn stagiaire. Zij schreef me: “Je deed me eigenlijk wel heel hard aan haar denken qua lesstijl 🙂 ze was een fantastische leerkracht 🙂” Ik las het, en kreeg zowaar tranen in mijn ogen.

Weet je, Liselotte: de volgende keer als ik weer eens enthousiast met handen en voeten een mythologisch verhaal sta uit te leggen in de klas, zal ik aan jou denken. Zie het als een klein eerbetoon. Je wordt gemist, door velen.

Ut requiescas in pace. Poma nondum mitia erant.

Te lang…

Goh, Jeroom, ik heb het net echt even moeten opzoeken, want ik kon gewoon niet geloven dat het vandaag al vijf jaar is. Ik kijk naar je zoon, en ik zie de pretlichtjes in jouw ogen. Meer nog, ik kijk naar Wolf en ik zie diezelfde pretlichtjes.

Je zou trots zijn, Jeroom. Bijna zo trots als Bart zou zijn, mocht hij jou zijn nieuwe kantoren kunnen laten zien, of een uitleg geven rond de expansie van zijn bedrijf.

Maar je zou nog veel trotser zijn, mocht je je kleinkinderen zien. Je zou ze niet meer herkennen, Jeroom, zo gegroeid en veranderd zijn ze, en elk met een heel eigen persoonlijkheid.

Je zou knikken, Jeroom, en het goed vinden.

Ik mis je, schone vader. Het leven zou mooier zijn, zou voller zijn, mocht je er nog zijn. Maar in ons hart ben je er nog steeds bij, weet je. En meer kan ik momenteel niet verlangen.

Zeg ma…

Zeg ma

ik dacht, ik bel nog rap efkes voordat ge aan het koken zijt, om u nen gelukkige moederkesdag te wensen.

Ja, ’t feest van Alexander gisteren was goed he! En chance met dat weer jong! Echt! De kinders hebben de hele tijd buiten op dat springkasteel gezeten, hun voeten waren moordezwart.

Spijtig dat het vandaag zo aan ’t regenen is: ik ging u anders gevraagd hebben of ge vanmiddag niet mee gingt naar ’t Leen om naar de rododendrons te kijken, en de camelia’s, en dan daarna hier ne pot koffie te komen drinken met een stukske taart. De kinderen zouden dat wa wijs vinden, en ik ook. Ja, ’t was aan de andere kant wel ne keer nodig dat het regende, het gras stond zo droog als wa, ik weet het, maar kondt da nu niet wachten tot morgen?

Allez, ik ga u laten koken en zelf nog wat verder verbeteren, ma. Ik bel u nog wel, he!

Een bijzonder vreemde, emotionele dag…

Het begon met een sneeuwtapijt dat nog van gisteren was blijven liggen: om half negen zag alles nog wit, maar gelukkig waren de wegen best wel berijdbaar.

Gelukkig, want ik moest om half tien in Eeklo staan, in de Oostveldkerk, voor een van de droevigste dagen (mag ik hopen) van dit jaar. De kerk zat stampvol voor Klaartje, en de dienst was ongelofelijk aangrijpend en emotioneel. Mijn hart ging uit naar mijn nonkel Bart en hun vier kinderen, en Bart gaf me een enorme knuffel toen ik hem heel even mijn deelneming betuigde na afloop.

Ik zag het niet zitten om al onmiddellijk naar huis te gaan, ik wilde even uitwaaien en mijn gedachten ordenen, en dus ging ik eventjes geocachen. De sneeuw was intussen helemaal verdwenen…

Gelukkig was er thuis de warmte van het gezin en het eten dat Bart voor me gekookt had, en dat hielp, al voelde ik wel dat ik een pak stiller was dan anders. De kinderen waren dan ook extra lief.

En toen, plots, hoorde ik gekwaak. “Kijk mama, wat doen die eenden in onze tuin?” Jawel, een koppel eenden had zijn toevlucht gezocht op ons terras, en we konden het dan ook niet laten om hen te voederen. Niet al te veel, natuurlijk, want dat is niet goed voor hen, maar ze waren dat wel duidelijk gewoon, ze kwamen zelfs heel erg dicht.

Het vrouwtje was zelfs ronduit nieuwsgierig naar wat we binnen aan het doen waren, en of daar niet meer brood te rapen viel.

En ’s avonds, toen keken we gewoon met zijn allen samen naar een film, met de gordijnen dicht, wat kaarsen, en een stapel heerlijke dekentjes.