Liefken

Ik kan het niet helpen, maar ik vind het zó zonde! ‘Het’ is in dit geval het feit dat hier in Wondelgem langs de Lieve de populieren moeten sneuvelen…

Een tijd geleden heeft men (het stadsbestuur? Aquafin?) namelijk besloten eindelijk het Liefken te saneren, en dat meteen grondig aan te pakken. Meer kan je lezen in een archiefbericht van de Stad Gent.

Het Liefken, of het Lievekanaal, is een kanaal dat in de Middeleeuwen is gegraven voor de toenmalige industrie een duw in de rug te geven. De Standaard verwoordde het in 2004 als volgt, in een artikel waarin gemeld werd dat toenmalig minister Van Grembergen het Liefken wilde beschermen: “Het Lievekanaal, ook de Lieve of het Liefke genoemd, werd in de tweede helft van de 13de eeuw als binnenscheepvaartkanaal gegraven tussen Gent en Damme. De waterweg was zo’n 45 km lang en een druk bevaren route tijdens de eerste tweehonderd jaar van zijn bestaan. De Lieve droeg bij tot de ontsluiting en de bloei van het middeleeuwse Gent en stimuleerde de internationale handel. Ondanks de verzanding van het Zwin, de aanleg van de Sassevaart in de 16de eeuw en van het kanaal Gent-Brugge in het midden van de 17de eeuw, bleef de Lieve zijn oorspronklijke functie behouden tot diep in de 18de eeuw.”

Het is een feit dat de stank al een tijdje niet meer te harden was, en dat het water er ook alles behalve appetijtelijk uitzag. Ik herinner me dat 20 jaar geleden er in Zomergem nog Lievefeesten waren, waarbij men onder andere in het water sprong, maar dat men die noodgedwongen heeft moeten stopzetten omdat de vervuiling de spuigaten uitliep.
Ondertussen is de collector van Aquafin aan de Eeklostraat in Mariakerke afgewerkt, zijn alle rioleringen langs het traject van de Lieve ontkoppeld, en is men aan de grote werken begonnen: het uitbaggeren. In concreto houdt dat hier in Wondelgem in dat men een van de oevers ‘onteigend’ heeft (ik dacht dat die eigenlijk altijd al eigendom van de stad waren, en dat de bewoners die gewoon ingepalmd hadden) en dat men al weken bezig is vanuit het ‘klein straatje’ (de Schaluinstraat, een klein verbindingsstraatje zonder huizen dat nu al weken is afgesloten) met gigantische kranen, hoeveelheden aarde, graafmachines en dergelijke de Lieve aan te pakken.

Er stond ook een hele mooie rij populieren, die zachtjes ruisten in de wind, zodat het leek alsof in de verte de zee ruiste. En ja, tot mijn grote spijt zijn die nu aan het sneuvelen, en worden ze vakkundig in stukken verzaagd en afgevoerd. Ik kan het best begrijpen hoor, die machines moeten kunnen passeren, en op lange termijn groeien ze wel terug en zal de Lieve eindelijk weer leefbaar zijn, maar dat neemt niet weg dat mijn hart bloedt als ik de kettingzagen hoor…

Suburbia, 8.15

Flink ingeduffeld in een dikke winterjas stappen we de straat op, het prille lentezonnetje tegemoet. Wij, dat zijn mijn zoontje van drie en ik, zijn kleine warme handje in mijn hand, zijn boekentas in mijn andere hand. Onze hond springt uitgelaten mee tot aan het tuinhek, en kijkt ons dan teleurgesteld na. Poes is nergens te bespeuren, of die was wel een flink eind meegelopen.

Een klein wolkje damp vormt zich bij elke ademhaling, maar echt koud is het niet: de zon schijnt, en de wereld wordt wakker. Wolf huppelt vrolijk naast me mee, en kan het niet laten even in elke vrijstaande brievenbus te piepen. Sommige zijn al leeg, in andere wacht, tot zijn grote vreugde, de krant nog tot haar lezers buiten komen sloffen om ze op te halen.
Er wordt enthousiast gezwaaid wanneer de apotheker met dochtertje op de achterbank toeterend voorbij rijdt, en even later stopt papa zelfs eventjes, op weg naar kantoor. Wolf zet het even op een lopen, wil de auto’s bijhouden, maar ziet gelukkig snel in dat dat niet bepaald tot zijn mogelijkheden behoort. Even later voel ik opnieuw zijn handje in de mijne: “Ik ben wel moe van het lopen hoor mama!”

Rustig stappen we verder langs de voortuintjes. Een werkman van de gemeente stapt uit een pickuptruck, en tot Wolfs ontzetting rijdt die daarna verder. Het kost me moeite hem te overtuigen dat de vrachtwagen gewoon het pleintje rondrijdt om daarna te parkeren. Pas als hij dat met eigen ogen heeft kunnen bevestigen, is hij gerustgesteld. “Dat was wel raar hé mama!”

Ondertussen worden we voortdurend ingehaald door fietsers met kleuters in het kinderstoeltje. Het verbaast me telkens weer dat ze Wolf allemaal kennen en hem vrolijk toeroepen. Hij zwaait terug, en geeft me tekst en uitleg bij de passanten. Aan de schoolpoort zelf is het natuurlijk drukker, en we zijn zelfs een half minuutje te laat: we zien net zijn rij naar binnen gaan. Ontzet sleurt hij me mee naar binnen (ik moet zijn vermiste muts zoeken) tot hij de rang vervoegd heeft, geeft me snel een kus op de wang, en vergeet me dan. ‘Zijn kinderen’ eisen immers al zijn aandacht op: Evert grijpt zijn hand, Sara wil haar nieuwste knuffeltje tonen, en zelf is hij al bezig zijn inderhaast uitgespeelde jas aan de kapstok te hangen.

Stilletjes muis ik ervan onder, nadat ik zijn muts – die gewoon op een andere kapstok hing – in zijn mouw heb gepropt. Een paar meter voorbij de school overvalt de stilte me opnieuw. Genietend van de koude ochtendlucht stap ik verder, en dan krijg ik plots een beeld dat zo lijkt weggelopen uit ‘The Truman Show’: gelijktijdig gaan twee voordeuren van villa’s open. Uit de ene komt een man in keurig pak naar buiten, uit de andere een huisvrouw in ochtendjas en op sloffen. Beiden dragen een doos oud papier naar de straatkant, en zetten die netjes naast de brievenbus. Ze knikken even beleefd naar elkaar, en verdwijnen dan weer naar binnen. Ik kan een glimlach niet onderdrukken.

Even later pluk ik zelf de krant uit de brievenbus, en verdwijn op mijn beurt door mijn voordeur naar binnen. En als u me nu wil excuseren, ik moet nog de was ophangen.

Feestelijke (her)opening van de Ajuinlei

Toevallige passanten zullen zaterdag rond elf uur raar opgekeken hebben op de Ajuinlei. Het was dan ook een speciaal zicht: een kleine stoet, vergezeld van een violist (met extra materiaal) in livrei, liep de nieuw aangelegde wandelstraat officieel in.

De Ajuinlei, parallel met de Veldstraat en dus aan de achterkant van de Inno en de Fnac en dergelijke, is namelijk na anderhalf jaar eindelijk weer open voor alle verkeer. Zowat alle winkeliers, omwonenden en mensen die er werken, slaakten een zucht van opluchting. Niet alleen zijn ze eindelijk verlost van de vele tonnen modder en de ronkende machines, de straat wil zich nu ook profileren als een echte winkelwandelstraat, waar je rustig kan kuieren langs het water. Er is nog steeds eenrichtingsverkeer voor auto’s, en fietsers mogen er zelfs in twee richtingen door.
Daar is nochtans wel enige polemiek rond geweest: de straat is bijzonder smal, en hier en daar dan ook ronduit onveilig voor fietsers die uit de tegenovergestelde richting komen. Toen de betrokken stadsdiensten daarop werden aangesproken, gaven zij als commentaar dat de Ajuinlei op het smalste stuk gewoon niet genoeg plaats biedt aan zowel een rijstrook voor auto’s als twee fietspaden. Een ander heikel punt zijn de paaltjes die geplaatst werden om wildparkeren op het royale voetpad tegen te gaan. Volgens de winkeliers wordt laden en lossen op die manier wel heel erg moeilijk. De noodzaak van de paaltjes werd zaterdag nochtans al meteen pijnlijk duidelijk: op het enige plaatsje waar geen paaltje staat, aan het begin van de straat, stond inderdaad al meteen een auto geparkeerd.

In elk geval is de heraanleg een hele verbetering: er is een ruim wandelpad voorzien voor voetgangers, afgebakend door de bewuste paaltjes, en gelardeerd met grote bloembakken. Aan de overkant zijn er nog steeds parkeerplaatsen, maar netjes aangeduid, en mooi in het straatbeeld ingewerkt.

Huidig burgemeester Beke, diens opvolger Termont, en schepen van Openbare Werken Versnick kwamen, en zagen dat het goed was. Het stof van de voorbije werken werd nog even van hen afgeborsteld door twee lakeien die aan de ingang van de priveparking van nummer 1 stonden. Op die parking was een partytent opgesteld en een klein podium, waar Geert Versnick een korte toespraak hield over alle moeilijkheden, en meteen ook alle vernieuwingen in de straat. Een van de punten die hij sterk beklemtoonde, was het plaatsen van de waterzuivering, zodat de rioleringen niet meer rechtstreeks in het water werden geloosd.
Ondertussen werd er aperitief geschonken, werden belegde broodjes uitgedeeld, en – hoe kan het ook anders – heerlijke ajuinsoep met broodkorstjes. De sfeer was opperbest, ondanks de regen. Veel had wellicht niet alleen met de drank te maken, maar ook met de mooie livemuziek van de violist, en de aanwezigheid van beide lakeien in historisch kostuum. Zij boden de aanwezigen een witte roos aan, met de vraag die verder door te geven met een positieve noot en een glimlach. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat er hier eentje in de woonkamer prijkt, maar ze doet me wel telkens weer glimlachen. En ik geloof dat dat toch de boodschap was achter de feestelijke (her)opening van de Ajuinlei.

Blauwe reiger

’t Is dat ik al te laat was en mijn fototoestel niet bij had, maarre… Ik heb daarnet (20.30u) in het voorbijrijden aan de Watersportbaan een blauwe reiger zien zitten op een verlichtingspaal. Quite the sight.

Gent is toch een schone stad, nee ?

(btw, Huug, was jij dat die daar aan het lopen was ?)

Oeps

Gisterenavond, toen ik rond een uur of acht de rotonde van de Dampoort opreed, heb ik bijna bloggend Vlaanderens nummer één van zijn sokken gereden. Jawel, Michel, die auto die jou nog nét niet de pas afsneed, en waarvoor ik een geërgerde blik in mijn richting kreeg, dat was ondergetekende. Ik was zodanig onder de indruk van de kaarsrechte figuur met wapperende manen en semi-wapperende jas op de fiets, dat ik prompt vergat hem voorrang te verlenen.

Betekent dat dat je nu ook een BG bent, mijnheer Vuylsteke ?

In elk geval mijn excuses voor het voorval, de volgende keer zal ik je luid toeterend en zwaaiend laten voorgaan :-p