Oudercontact

Voor de meeste collega’s is dit oudercontact een slag in het water: er is wel een rapport van dagelijks werk geweest, maar veel ouders zie je toch niet: de examens zijn nog veraf, en als er leerlingen in de problemen zitten, weten die doorgaans wel waarom. Daarom duurt dit oudercontact geen drie, maar twee uur.

Toch heb ik de hele tijd mensen gehad. Blij, want het waren telkens weer mensen met zinnige problemen en vragen. En dan heb ik vaak medelijden met die ouders in kwestie.

Er is de vader die zich geen raad meer weet met de puberende zoon, en ook niet weet hoe hij bepaald negatief gedrag kan keren.
Er is de moeder van het meisje dat dolgraag Latijn doet, maar het eigenlijk gewoon niet aankan. Dat vind ik dan zo vreselijk: wel willen, zelfs doodgraag willen, maar niet kunnen. Gelukkig begrijpt die moeder dat, en gaat ze daar ook rekening mee houden, zelfs al zou dochterlief er uiteindelijk toch nog nipt door zijn. Want ook al zou ze het nu nog halen, dan hangt ze in het vijfde of het zesde jaar, en moet ze haar jaar opnieuw doen.
Er zijn de ouders van het achttienjarige meisje dat plots een enorme ommezwaai toont: van een goeie leerling naar een babbelaar die geen interesse meer toont, slechte punten heeft, ronduit minachtend tegenover leraars en ouders staat, en die daar blijkbaar ook totaal geen aanleiding voor heeft. Dan tast je samen in het duister, en voel je je machteloos.
Of er is de moeder van de zoon met Syndroom van Asperger, die ik al vier jaar in mijn klas heb, en waarvan ik nu plots weer merk dat het niet meer zo goed gaat.

Als je alles zo’n beetje samenlegt, dan weet je dat je als leraar toch een groter impact hebt op die jonge mensen dan dat je doorgaans vermoedt. En dan kom ik helemaal opgedraaid thuis, en hoeft een Gentse les niet meer zo. Want dan heb ik mentale rust nodig.

En hoop ik vooral dat mijn twee jongens later een van de 160 andere leerlingen zullen zijn, met wie het wél goed gaat…

Sneeuwsporen

Deze morgen zag ik dit in de sneeuw. Ik hoop alleen dat de sporen niet gelijktijdig zijn gemaakt.

sneeuwsporen

Control

Ian

Net naar de film “Control” gekeken, door Anton Corbijn. Schitterende zwartwitfotografie.

Voor wie de film niet kent: biopic van Ian Curtis, zanger van Joy Division. Zoek het desnoods op.

Maar ik heb toch weer gemerkt dat ik blijkbaar een zwartzakje ben voor het leven. Ik denk dat ik mijn oude Joy Division- CDs weer ga opdiepen. Alleen heb ik het vermoeden dat ik er nu niet meer depressief van ga worden. Ouder worden, het heeft ook zijn voordelen tegenover zestien te zijn. Nog die chance.

Here’s to you, Ian. Requiescas in pace.

Groot (of toch bijna)

Deze morgen ging Kobe zijn laatste week in de crèche in.

Nog één week, en ook hij mag al naar school.

Mijn jongens worden groot. En ik weet eigenlijk niet of ik daar wel onverdeeld gelukkig mee ben.

Boek

Een tijdje geleden, op Barcamp meer bepaald, stak Karen een idee in mijn hoofd.

Een boek vol Griekse mythen en sagen, maar dan wel verteld naar kinderen toe.

Wat denk je: zou daar interesse voor zijn, en een markt voor bestaan? Of bestaat dat al? Ik ken er in elk geval geen.

Zwaar

Ik doe mijn job dolgraag, maar soms zijn er toch kanten aan die hard aankomen, en die je meedraagt.

Zeker als een 17jarige bij je aanklopt om hulp. Dat hij het niet meer ziet zitten door diverse factoren, en dat hij zelfs overweegt om er een eind aan te maken.

Op zo’n moment slik je even. Ben je eigenlijk vooral blij dat ze bij jou een aanspreekpunt vinden (“Mevrouw, van u weet ik dat je om ons geeft, dat je met ons inzit en dat je ons begrijpt.”) en dat ze de stap hebben gezet om hulp te vragen. Maar dan voel je je ook immens machteloos. Want het enige dat je kan doen, is luisteren. Luisteren, en begrijpen. Want meer kan je eigenlijk niet doen: de thuissituatie kan je niet veranderen, de medeleerlingen en de schoolmoeheid ook niet of nauwelijks, en al zeker geen eventuele liefdesproblemen.

Je kan knikken, begrijpen, en eventuele voorzichtige suggesties doen. En vooral ook hopen dat ze professionele hulp (zoals het CLB) willen aanvaarden, want hoe ‘goed’ je als opvoeder ook kan zijn, we zijn nog altijd geen psychologen.

Maar geloof me: als zo’n gast bij jou heeft aangeklopt en zijn verhaal heeft gedaan, dan laat jou dat niet los. Ook al heb je het in handen van het CLB mogen geven, en weet je dat eraan gewerkt wordt. Dat er gesproken wordt, dat er geluisterd wordt, en dat er vooruitgang is.

Uiteindelijk blijven we toch altijd het leven van jonge mensen bepalen, en staan we daar niet altijd bij stil.

Nu dus wel.

De Helaasheid der Dingen (maar geen bespreking)

Vandaag ben ik dus naar De Helaasheid der Dingen gaan kijken, op basis van een boek van Dimitri Verhulst. Ongelofelijk herkenbaar, maar gelukkig niet door mijn eigen situatie.

Toen ik op kot zat, was er een paar meter verder een cité, waarin allerhande volk zat: kunststudenten, een schilder, een beeldhouwer met een zwaar drankprobleem, een paar krakers, een paar oude ventjes, een hippie, een Elvis, een Portugese leerbewerker, een vuurspuwende punker die in de winter grafdelver was…

Ik hing er vaak rond, werd compleet aanvaard, en vond het er super gezellig. Alleen van de gemeenschappelijke WC wenste ik geen gebruik te maken, ik ging dan liever eventjes terug naar huis. Ik heb er nog een van een zelfmoord door overdosis gered, een jongen die een maand daarna dan toch slaagde in zijn opzet. Ik heb Willy, een schitterende beeldhouwer die nog aan de beelden van de Antoniusbrug in Gent heeft gewerkt, in delirium weten gaan. Ook hij is intussen gestorven: na een jaar droog gestaan te hebben heeft hij drie flessen wodka of zo gedronken, naar ik gehoord heb. Ik was er even niet goed van.

Toen de cité gesloten werd, zijn we met zijn allen op zoek gegaan naar een nieuw huisje voor de twee oude bewoners. Bij hen zaten we geregeld naar een ouwe aftandse tv te kijken, zij in een ouwe versleten zetel, wij elk op een bierbak. Ze konden maar niet begrijpen dat ik geen bier dronk, wel Gents kon, en als ‘rijke studente’ graag bij hen zat.

De sfeer was er wel uniek. Ik mocht altijd komen binnenvallen, was altijd welgekomen. Fons maakte zijn unieke mayonaise (daar zou ik dus echt het recept van willen) en dan aten we allemaal samen frieten van de frituur. Of we zaten uren te kletsen bij een van de anderen. We hebben ook een straatexpositie georganiseerd, waarbij ik beschilderde kapotte lampen heb opgehangen aan gitaarsnaren, maar waar echt unieke dingen stonden. De politie kwam enkel eens kijken toen we op het kampvuur in het midden van de straat een zetel probeerden te verbranden en dat een enorme rookwolk opleverde. Tsétsé (de punker, zijn echte naam heb ik nooit geweten) had een zesde zintuig voor de politie: soms sprong hij op en riep: “Pas op, ze gaan direct passeren met een patrouille” en dan bleek hij nog gelijk te hebben ook. Zijn haar heb ik ooit zwartgeverfd en dan een dambord geschoren, of ooit eens ‘Fuck off’ achteraan op zijn schedel uitgeschoren. Vuurspuwen heeft hij me helaas nooit willen leren.
Elvis had dan weer ooit eens massa’s wietzaadjes gezaaid, waardoor hij een enorme hoeveelheid plantjes had. We hadden die dan samen in kleine potjes uitgeplant, maar het waren er nog veel te veel: zijn hele goot stond vol, net als alle vensterbanken en zo. Op een nacht zijn we die dan allemaal gaan uitplanten in de stad. Die op het rond punt van Sint-Jacobs waren snel verdwenen, maar die in het Citadelpark hebben er echt lang gestaan!

Soms kwam Twiggy ronduit enthousiast thuis: dan had ze de hele dag in de Veldstraat staan zingen, en veel geld opgehaald, en zelfs een paar van haar beschilderde zijden doeken verkocht. En dan trakteerde ze de hele cité, en was het geld weer op, of toch bijna.

Pas op, er was wel een zekere verantwoordelijkheidszin. Ooit zaten we buiten op straat rond het kampvuur, en ging er een joint rond. Ik was notoir niet-roker, maar nam de joint toch aan en wilde een trekje nemen om eens te proberen. Prompt werd het ding uit mijn handen geslagen: “Gij zijt student gij, gij moet daar niet aan beginnen, maar aan uw toekomst denken!” En dat was dat, einde discussie.
Toen Gil overschakelde van wiet naar zwaarder spul, werd hij ook buiten de gemeenschap gezet. Naalden, dat was een brug te ver, veel te gevaarlijk. Op die manier hoopten ze stiekem dat hij zou stoppen. Helaas, ook hij is intussen dood, heb ik gehoord, overdosis…

Ik denk geregeld met weemoed terug aan die bende. Ik heb er echt een heerlijke tijd gehad als roodkapje: dat was ginds mijn bijnaam: jong, naief, en met een helderrode winterjas.

Mijn eerste buren ginder waren nog veel meer zoals in de film: een ouwe vader, die zelfs door zijn eigen kinderen ‘de Führer’ werd genoemd wegens zijn strengheid en zijn legerfetisj, met een dochter en diens werkloze zuipende man, en een zoon die meer in de gevangenis zat dan erbuiten. We hebben ooit nog een echte Miami-Vicescene meegemaakt: plots stond de hele straat vol combi’s, en hoorde ik De Witte over mijn dak weglopen. Bleek dat hij zich had moeten aanmelden aan de gevangenis, maar daar geen zin in had gehad. Overvriendelijke mensen, dat wel, die soms te pas en te onpas kwamen aanbellen om dingen te vragen. Hoeveel brieven van gerecht en advocaten ik voor hen ‘vertaald’ heb, ik kan het niet meer zeggen. Of die keer dat ze gingen beginnen met het deur-aan-deur-verkopen van een soort kuisproduct, en ze zwaar discussieerden onder mijn venster over de schrijfwijze van “rein en fijn”, tot ze het gewoon komen vragen zijn. Hilarische dingen meegemaakt, maar ook dat de dochter rondliep met een bont en blauw gezicht. Uitleg vroeg ik niet, en excuses zocht ze niet. De muren waren dun genoeg om te weten wat er was gebeurd, en anders begreep ik het ook zo wel.

Ook de volgende buren waren in die stijl. Geld uitgeven aan de meest onnozele prullen, maar verder in echte kansarmoede leven. Ongelofelijk vriendelijk, dat ook, en gul en gastvrij. Met een ongelofelijk schattig dochtertje, waar ik diep medelijden mee had. Ook zij ging wellicht niet ontsnappen aan datzelfde milieu, en toch had ze in principe initieel dezelfde kansen als elk ander kind.

Ik prees me gelukkig dat ik die situaties van dichtbij kon en mocht meemaken, maar dat ik er zelf niet in verzeilde. Dat ik rustig kon studeren aan het unief, en mijn eigen weg ging gaan.

Maar geloof me, ik heb het gezien. Ik weet hoe het moet zijn, en ik ben nog naar de apotheker gelopen omdat een van hen ziek was en geen geld had voor hoestsiroop en oordruppels. En hen een extra deken geleend als het koud was en de verwarming niet kon aanstaan.

Geloof me: het is niet overdreven. En als u de film nog niet heeft gezien: doen.

Catullus

Catullus

Vandaag is onze trouwe hond 13 jaar. En 13 jaar is oud voor een labrador.

Als ik heel eerlijk ben, zal ik er niet echt rouwig om zijn als hij weg is. Hij heeft een behoorlijk humeur de laatste tijd, heeft af en toe moeilijkheden om zijn plas op te houden, en stinkt, ook al is hij proper. En als we weg willen, al is het maar één dagje, moeten we altijd een oplossing zoeken voor hem. Gelukkig hebben we een vaste hondenwandelaar die zich met ongelofelijk veel plezier over hem ontfermt. Want op logement naar een asiel of een kennel, nee, dat willen we hem niet aandoen, want dat is hij totaal niet gewoon. Hij voelt zich er gewoon niet op zijn gemak, hebben we gemerkt.

Maar ik weet ook dat ik hem zal missen. Dat kan ook niet anders, als hij al 12,5 jaar deel uitmaakt van ons huishouden. Het is mijn grote loebas, mijn vaste huisgenoot, mijn praatbaken als er verder niemand thuis is, mijn slapende voetveeg, mijn loop-in-de-weg.

LDVD

Wanneer ik in bedekte termen te horen krijg dat één van mijn leerlingen een gebroken hart heeft, dan smelt er altijd iets in mij.

Dan zou ik het liefst willen troosten en knuffelen. Dan zou ik willen zeggen dat het wel betert, dat zoiets slijt, dat er meer vis in de zee zit, dat het niet de laatste keer zal zijn dat zijn hart gebroken wordt, en nog meer van die oeroude cliché’s. Maar ik weet ook dat hij daar geen boodschap aan heeft, want dat het toch zo verdomd veel pijn doet. En dat daar vooral niks aan te doen valt. Het enige wat ik kan doen, is een luisterend oor bieden. Het is dan aan hem om dat eventueel aan te nemen, hij ziet maar.

En als ik hem dan tegen het lijf loop en die troosteloze blik in zijn ogen zie, en het flauwe glimlachje om zijn mond, dan breekt mijn hart helemaal.

En dan ben ik zo ongelofelijk blij dat ik geen zeventien meer ben.

En vooral, dat ik al die jaren geleden al mijn Bart gevonden heb.

Eerste week

We zijn aan de laatste dag van de eerste volle week les gekomen, en het verbaast me hoe snel het effect van de vakantie al volledig is verdwenen…

Ik zit opnieuw in mijn routine van lesgeven, toezichten doen, agenda’s invullen, en de kinderen afhalen. De eerste toetsen komen er binnenkort aan, en ook de leerlingen zijn in hun standaardpatronen hervallen.

Vind ik dat erg? Eigenlijk niet zo: ik hou wel van dat strakkere patroon, dat is wellicht de neuroot in mij :-p

Maar ergens vind ik het toch wel een klein beetje jammer hoe snel je die ontspannen houding en dat vakantiegevoel kwijt kan zijn.

Nog maar best dat ik mijn job zo graag doe zeker?