Ups and downs

Al bij al was het eigenlijk geen goede week – dommigheden, te druk, te veel dingen te regelen, dat soort onzin – maar vandaag was wel bevredigend. Ik had maar les tot 12.05u, en daarna een afspraak met de directie. Ik ben namelijk de voorzitter van onze piepkleine vakgroep Klassieke Talen, met welgeteld drie leden, maar wel specifieke noden. Enfin, we hebben samen de laatste vakgroepverslagen doorgenomen en de pijnpunten besproken. Al bij al was de conclusie dat wij met onze vakgroep eigenlijk zeer ver staan, en perfect op elkaar inspelen.

Nu ik toch bij directie zat – en zij per grote uitzondering even tijd hadden, tussen de leerlingenvragen en politie (omvergereden leerling) door – hebben we meteen ook besproken wat er nog extra moet op de website, en wat er moet veranderd worden aan de infokrantjes die ik vorig jaar had gemaakt. En nu we toch bezig waren, hebben we meteen ook het mini-verslag van de eerste, bijzonder provisoire want toch wel een kwartier durende vergadering van de werkgroep externe communicatie overlopen. Volgende week is er pedagogische studiedag, en dan is het bedoeling dat we voor het eerst écht vergaderen. Maar er waren toch wel al een hoop wederzijdse vragen, en die hebben we dan ook maar meteen getackeld.

Een en ander resulteerde in het feit dat ik pas na drieën naar huis ging, maar wel met een echt goed gevoel. Er beweegt vanalles op school, en dat is goed om weten.

Op naar een betere week.

Soms…

Ik kan het soms nog steeds niet vatten. Soms kan ik mezelf nog net stoppen bij de vraag: “Tiens, is Vic ziek misschien?” omdat ik hem nog altijd in mijn klas verwacht. En soms zijn er ook van die Vicmomentjes in de klas, waarbij ik iets zeg, en het even stil blijft, gewoon omdat ik een opmerking van hem verwacht. En soms lees ik in de ogen van zijn klasgenoten dat ze dat ook vinden, dat ze dat ook verwachten. Soms zijn ze bijzonder onnozel en uitgelaten, als een standaard zestienjarige. Maar soms, al naargelang het onderwerp van de les, zijn ze stil, en somber.

En soms slaat het keihard in je gezicht. Zoals wanneer je per toeval nog eens het infokrantje voor de tweede graad in handen krijgt, en waarbij hij vrolijk lachend als voorzitter van de leerlingenraad in je ogen kijkt.

Vandaag hebben we hem herdacht. De Fietsersbond heeft een witte fiets ter zijner nagedachtenis geplaatst, en wij waren daarbij. De politie heeft het superdrukke verkeer gewoon tien minuten stilgelegd, zonder pardon, zonder vragen, in alle respect. En wij, wij namen nog eens afscheid.

Het zit diep. Het zit nog steeds heel diep. Want weet je, hij was een van de mijne. Zo simpel is dat. Een van de leerlingen, een van zijn vrienden, een van zijn scouts, een van alle lachende zestienjarigen op deze planeet, een kind van zijn ouders, een leerling van mijn collega’s, een van de mijne. Niet soms. Voor altijd.

 

“Hoe is dat nog met uw ma?”

Ik krijg de vraag uit de titel heel vaak, eigenlijk.

Voor wie niet mee is: mijn moeder kreeg in het begin van maart de diagnose pancreaskanker: een ongeneeslijke, zeer virulente soort. De prognose zonder behandeling was: zes weken.

Intussen zijn we zeven maanden verder, en is het antwoord: “Goed, feitelijk.”

We hadden ons toen schrap gezet voor een snelle aftakeling, en ons ma had geopteerd voor de zwaarst mogelijke chemotherapie. Die had het meest kans van slagen, maar zou ook wel eens het meest problemen kunnen opleveren. We waren het er in elk geval over eens dat we alles gingen bekijken in functie van de levenskwaliteit: als ze telkens een week doodziek zou zijn, dan was dat geen menswaardig leven meer.

Maar ons ma is een ongelofelijk sterke madame, dat wisten we eigenlijk al. Ze kreeg de eerste zware reeks behandelingen, en eigenlijk had ze daar niet echt veel last van. Waar veel mensen een paar dagen gewoon niet eens uit hun bed raken, bleef zij rustig haar huishouden en haar leven verderzetten. Ja, ze was nog steeds moe, en ja, soms was ze op de derde dag na de chemo wel wat misselijk. Enfin, niet eens misselijk, gewoon mottig, zoals wanneer je een kater hebt, of aan het begin van een griepje zit. En ja, haar handen en voeten konden vreselijk tintelen, zeker bij aanraking van koude dingen, maar dat was het zowat.

Zo belde ze eens in de namiddag dat ze wat moe was. Ze was naar de markt geweest, had het gras afgereden, gekookt, een was opgehangen en de afwas gedaan. Awel, ik weet niet hoe het met u zit, maar op mijn zeventigste zal ik daar wellicht ook wel wat moe van zijn, ook zonder kanker en zwaar vergif in mijn lijf, nu niet voor ’t een of ’t ander.

De scans na de eerste reeks chemo wezen uit dat de vlekken op de lever verkleind waren, ook die op de longen, en dat de pancreastumor ook niet vergroot was. Dit noopte de dokters om voor een tweede reeks even zware chemo te gaan: haar lichaam reageerde goed, en het had duidelijk effect.

Dus gingen we voor een tweede reeks, zette ik haar op donderdag af om acht uur ’s morgens, en ging ik haar in de namiddag opnieuw halen, om de drie weken deze keer. De effecten op haar lijf waren dezelfde, echt veel last had ze er eigenlijk niet van. Haar haar was uitgedund, maar aangezien ze van nature gezegend is met een gigantische kop haar, valt dat eigenlijk ook allemaal bijzonder goed mee.

Zeg nu zelf: mijn doodzieke ma, eind augustus in Planckendael.

IMG_8235

Of, zoals we haar eigenlijk beter kennen (sorry hé ma)

IMG_7941

In september kwam er een nieuwe scan aan het einde van chemoreeks twee, en die was ronduit positief: de levervlekken waren zo goed als verdwenen, die op de longen was maar een klein puntje meer, en zelfs de pancreaskanker was sterk gekrompen! Euforie! Of zoals de dokter zei: “Mevrouw, u bent er nu beter aan toe dan op het moment dat de diagnose werd gesteld, en bij pancreaskanker is dat uitzonderlijk!”

Normaal gezien krijg je na twee zware chemoreeksen enkel nog een onderhoudskuur, maar de dokter wou eigenlijk iets tussenin: niet meer de zware chemo, maar ook niet de lichte, aangezien de kanker nog steeds netjes reageert.

Enfin, morgen breng ik haar opnieuw naar de oncologie voor een eerste behandeling van de derde reeks.

Het gaat beter, voorlopig, dan we ooit hadden durven dromen, want om eerlijk te zijn: noch zijzelf, noch wij hadden gedacht dat het nog langer dan zes maanden ging duren. Maar intussen is ze nog een week naar Lesbos geweest, gaat ze in november tien dagen naar Tenerife, en gaan we nog eens met de familie een weekendje naar de Ardennen. Ze ziet dat allemaal volledig zitten, op haar wilskracht zit nog geen sleet. Alleen haar haar vindt het intussen welletjes, maar ik ben er zeker van dat ze hip zal staan met een sjaaltje.

Op jouw gezondheid, ma. Ik ben nog niet bereid je af te geven.

Catechese

Roeland vroeg het me zaterdagavond op het trouwfeest van ons nichtje nog: “Catechese? Serieus? Waarom in hemelsnaam?”

Tsja.

Wij zijn indertijd voor de kerk getrouwd omdat ik dat wilde. Ik zou mezelf niet katholiek noemen, maar toch ergens wel christelijk. In elk geval antiklerikaal, maar er waren niet echt andere opties, destijds. De kinderen zijn ook gedoopt, en ze hebben ook hun eerste communie gedaan.

Wolf doet in mei zijn plechtige communie, uit eigen vrije wil. Ik heb het er met hem over gehad, en dat hij anders ook een lentefeest kan krijgen, als het hem om het feest zou te doen zijn. Maar nee, hij kiest er bewust voor om zijn communie te doen, en dus christelijk te zijn.

Het gevolg was dat we gisteren om half tien in de mis zaten – na een trouwfeest, amai – en blijkbaar de enige van de communicanten waren. Ha ja, de catechese was na de mis, om half elf, en blijkbaar vond niemand dat je dan ook naar de mis moest. Tsja. Ik kon niet blijven op de catechese, wat blijkbaar wel de bedoeling was, want ik moest Merel en mezelf nog aankleden, de boel opruimen, en helemaal klaar zijn tegen dat Wolf thuis kwam, en we onmiddellijk naar het familiefeest reden.

Catechese dus. Het zal me benieuwen. Het was in elk geval wel al met beamer in de kerk, en een Youtubefilmpje van een flashmob. Ik geloof dat het nog zo erg niet zal zijn :-p

Moeilijke oefening

Wolfs schooljaar is niet eenvoudig gestart, moeten we toegeven. Hij zit al van vorig jaar in een zeer moeilijke klas, waarin het lastig opletten is. Maar ook in de twee parallelklassen zitten blijkbaar ook behoorlijk lastige kinderen, en zijn jaar wordt algemeen als een moeilijk jaar beschouwd. Kan wel zijn, maar wij willen uiteraard het beste voor onze zoon. Alleen geef ik zelf les, en snap ik maar al te goed wat het is als je als leerkracht voor een dergelijke klas staat. Ik heb dus af en toe, als ik toevallig zijn juf tegen het lijf liep, eens een opmerking gemaakt, meer niet. Wolf heb ik op het einde van het jaar gesust met de opmerking dat de vakantie eraan kwam, dat de klassen misschien wel door elkaar gingen gehusseld zijn, en dat hij een nieuwe juf ging hebben, zodat het sowieso een andere situatie ging zijn.

Tot op de voorlaatste schooldag de nieuwe klassen en juffen bekend werden gemaakt. Wolfs klas was inderdaad behouden, maar dan wel zonder zijn twee beste maten, die waren naar een andere klas gezet. Ah ja, die ouders waren blijkbaar wél in extenso gaan klagen. Tot zover de stellige bewering van de directie dat er NIET aan de klassen ging getornd worden, dat was pedagogisch niet te verantwoorden. Toen ik daarnaar vroeg, kreeg ik het antwoord dat er twee lastige elementen uit de klas waren gehaald, en dat het rustiger ging worden. Yep. De nummers twee en drie van de klas, die ik vrij goed ken en waarvan ik weet dat zij zeker niet het probleem vormden. Zucht.

Wolf kwam dus in tranen thuis, en vroeg of hij niet van school mocht veranderen. Want daarbovenop kreeg hij ook nog eens een nieuwe juf. En dan nieuw als in: nog nooit als titularis voor een klas gestaan. Ja, een jarenlange ervaring als logopediste en nu geswitcht naar het onderwijs. En ja, al een aantal taken als zorgleerkracht opgenomen, en ook wel als interimaris, maar nog nooit echt een hele klas een heel jaar. Nog diepere zucht.

Samen met de ouders van de nummer vier van het vriendengroepje hebben we dan maar een gesprek aangevraagd en gekregen bij directie en leerkracht. Men heeft geprobeerd ons te overtuigen, met diverse argumenten, de ene zeer waardevol, de andere ronduit twijfelachtig. Want als men glashard gaat ontkennen wat anderen jou met stelligheid bevestigen, tsja, dan is het vertrouwen snel zoek natuurlijk.

Bon, iet of wat gerustgesteld, maar vooral intens teleurgesteld gingen we de vakantie in. Wolf, mijn leergierige, intelligente Wolf, zag het niet zitten, ook al bezwoeren we hem de nieuwe juf een echte kans te geven. Mijn leraars,- maar vooral ook moederhart brak op het einde van de vakantie, toen ik dit zag:

IMG_8438

Kobe vond de school nog altijd supercool, Wolf had er een week voor de start van het schooljaar ‘een beetje’ naast geschreven. En de maandag ervoor nog ‘een heel klein beetje’ ervan gemaakt.

Maar goed, Bart en ik probeerden hem op te peppen, en hij begon eraan, met alle argumenten en beloften van directie in het achterhoofd. Nee, het liep niet van een leien dakje. Er waren betere en mindere dagen, en zelfs dagen waarop Wolf moedeloos zijn gerief in een hoek gooide en zich in de zetel liet ploffen. Hij had die dag de juf op bepaalde momenten zelfs niet kunnen horen, zoveel lawaai was er. Maar ze deed wel keihard haar best, ook de zorgleerkracht probeerde oplossingen te zoeken, en er waren al veel punten serieus verbeterd tegenover vorig jaar. En voor wiskunde waren ze opgesplitst in differentiatiegroepen, en zijn sterk-rekenwerkgroepje vond hij ronduit de max!

‘Wel, mama, de maandag is er sterk rekenwerk, de dinsdag gitaarles, de woensdag rugby, de donderdag sterk rekenwerk, en de vrijdag opnieuw rugby. Zo heb ik elke dag toch iets om naar uit te kijken en me aan op te trekken om de rest van de dag door te komen.’

Dat klinkt hard, uit de mond van een elfjarige.

Vandaag hadden we opnieuw een gesprek met de directie. Vooral eigenlijk met de vraag naar ons om geduld te hebben, om de nieuwe juf krediet te geven, en hen als team de kans te geven het op te lossen.

Ik hoop dat het lukt. Uit de grond van mijn hart. Want ik geloof in de school, ik geloof in dat team, en ik geloof in hun goede wil. Wolf heeft er altijd graag gezeten, en Kobe vangen ze perfect op, met zijn ‘leerproblemen’. Maar ik hou echt mijn hart vast. Ik wil geen gedemotiveerde, moedeloze puber naar het middelbaar sturen. De capaciteiten zijn er, maar de wil is minstens even belangrijk, en die is nu stukje voor stukje, beetje bij beetje aan het afbrokkelen.

En ik voel me vooral zo vreselijk machteloos, en kan alleen maar lijdzaam toezien…

Retorische technieken

Ik heb dat nog nooit gedaan, een Facebookconversatie overgenomen, maar deze vond ik nu zelf zó interessant, dat ik hem wilde opslaan voor later. In mijn archieven gaat dat reddeloos ten onder in de massa, dus gooi ik het hier op. Zoals iemand in de commentaren ook zei: zelden zo’n fijne discussie gelezen op FB. Weet u trouwens meteen ook waar ik in de zesdes mee bezig ben.

retoriek1retoriek2
retoriek5
retoriek3
retoriek4

Stilte

Dat mis ik dus in de vakantie: stilte. Maar echt serieus.

Ik zie mijn kinderen doodgraag, maar ik heb ze in de vakantie wel continu om me heen, en ook al vragen ze daarom niet altijd mijn aandacht, ze maken wel lawaai. Spelen, lachen, ruzie maken, onnozel doen, of het geluid van de tv. Lawaai dus.

Vandaag is Bart in de namiddag naar kantoor getrokken om daar alles eens flink open te zetten en te laten afkoelen, en hij heeft de kinderen meegenomen. Dat betekent voor mij: stilte. Rust, maar vooral stilte. Ik heb aan mijn computer zitten werken, ik heb wat klusjes links en rechts gedaan, ik heb zelfs even zitten lezen, maar ik heb vooral genoten van de stilte. Geen geluid, alleen het zachte gezoem van mijn computer en wat vogels buiten, en dat was het. En man, ik heb dat gemist! Doordat ik vier vijfden werk, ben ik sowieso een dag in de week thuis, alleen, in stilte, en dat mis ik nu.

Volgende week zijn ze alle drie een weekje op kamp: Wolf op voetbal/omnisport, Kobe naar Groene Vingers, en Merel op Kleuterdisco. Dat betekent: vrijheid voor mij tussen negen en vier. En eigenlijk vooral ook: stilte.

Ge kunt niet geloven hoe hard ik daarnaar uitkijk.

En heb ik al ‘stilte’ gezegd?

Acht jaar

Lieve Kobe

het is al een uur of tien ’s avonds, en jij ligt net in je bed. Ja, verjaardagsjongens mogen al eens wat langer opblijven om naar een film te kijken, nietwaar?

Acht jaar… Ik kan het me echt niet meer voorstellen, liefje. Acht jaar geleden rook ik de geur van verbrand vlees, kroop een verpleegster bovenop mijn buik – ik zag het zelf niet eens, ik lag achter een gordijntje – en begon ze te duwen en te sleuren, en nog wat later toonde de gynaecoloog jou met trots aan mij. Ik kon je nog niet vastnemen, lieverd, de keizersnede moest eerst gehecht worden. Maar terwijl ik ongelovig lag te luisteren naar het geluid van een nietjesmachine, was jij samen met je papa verdwenen. Toen ik later naar mijn kamer werd gebracht, zat papa daar muisstil, met op zijn blote borst, onder een dekentje, een kleine Kobe met enkel een mutsje op. Je sliep heerlijk.

Maar ik wilde je liefst zo snel mogelijk in mijn armen, en zodra je bij mij werd gebracht, begon je heftig met je hoofdje te bewegen en je mondje te tuiten: je wilde drinken!

Dat is eigenlijk niet veranderd, Kobe: je bent nog altijd een enorm grote fan van eten, ook al ben je mager. Maar in alles wat je doet, ligt diezelfde passie. Jij kan zo blij zijn, dat de vreugde van jou afspat. Op diezelfde manier bezorgt ook elke pijn jou intense droefenis: een beetje droevig, daar doe je niet aan. Je gooit je ook telkens met diezelfde passie op elke nieuwe hobby, of dat nu lezen, origami, Skylanders of Lego is.

Aan de andere kant kan je ook heel snel iets van je afschudden. Waar Wolf nog dagen kan zitten piekeren over wat iemand gezegd heeft, ga jij dat veel sneller relativeren. Let wel, je herinnert je vaak maanden later nog woordelijk wat er gezegd werd, maar je kan het sneller een plaatsje geven. Je emoties zijn zeer intens, maar ook snel weer voorbij.

Eigenlijk ben je gewoon standaard een vrolijk ventje, Kobe. Je bent vrijwel altijd goed gezind, staat letterlijk te springen voor vanalles, en lacht om de domste dingen. En die domme dingen, die komen heel vaak uit jouw eigen gekke brein. Van papa mag ik het niet zeggen, maar jij bent echt wel een speciale, lieverd. Zo was het gisteren eerst aan het motregenen, en ging dat daarna over in miezeren. Jij noemde het prompt “larfregen”. Het duurde even voor ik door had wat je bedoelde… Je bent ongelofelijk creatief, zowel in je woordgebruik, als in origami, lego, alles eigenlijk.

Je bent ook een echte spons: alles wat je hoort of leest, neem je in je op,  verwerk je, en kan je daarna bezigen voor eigen gebruik. Je leert met andere woorden de feiten niet klakkeloos uit het hoofd, maar kan er ook echt iets mee doen. Je Engels, bijvoorbeeld, is beter dan dat van Wolf, en aangezien hij zijn Frans bijna altijd luidop leert, kan jij het intussen bijna even goed. Je hebt er vooral ongelofelijk veel flair voor, en bent niet bang om onderuit te gaan of fouten te maken, en dat is wel het grootste verschil met je broer, denk ik. Op school doe je het trouwens schitterend: je bent bij de eersten van je klas, en je munt echt uit in wiskunde en wereldoriëntatie. De fouten die je maakt, zijn meestal verstrooidheidsfoutjes, en de juf staat vaak versteld hoeveel jij eigenlijk weet. Je gaat ook vaak doordenken over de dingen: daarstraks vroeg je nog: “Mama, waarom heet een tafel eigenlijk een tafel, en geen foefaroempsi?” Ik legde jou uit dat het van het Latijnse tabula komt, en je vroeg je dan spontaan af waarom water dan in het Latijn aqua is, en niet lijkt op water.  In jouw geval kan ik makkelijk beginnen over semantiek, en over Romaanse en Germaanse talen, en zelfs over het Indogermaans. Zo heb ik jou ooit eens uitgelegd dat het feit dat de autolichten automatisch aanspringen, een kwestie van lumen is, en dat heb je dan ook aan je klasgenootjes versteld. Je wilde hen ook ooit uitleggen wat een lichtjaar was, en dat dat geen tijd maar een afstand is, maar dat vond zelfs jouw juf een brug te ver.

Maar tegelijk ben je de meest speelse van de hoop: in alles, maar dan ook werkelijk alles zie jij, door je ongebreidelde fantasie, een mogelijkheid om te spelen. Desnoods speel je met je eigen vingers, die dan plots ventjes worden en ganse conversaties houden waarmee je zusje dan strijk ligt van het lachen. Het zorgt er helaas ook voor dat je leven één grote chaos is, en dat opruimen een zware opgave is, omdat je in elk gevonden voorwerp een mogelijkheid tot spel ziet. Ik moet jou echt dwingen om een knop in je hoofd om te draaien en écht op te ruimen. Geloof me, ik ken het. Ik ken het bijzonder goed.

Eigenlijk, Kobe, ben je een fantastisch ventje! Lief, attent, charismatisch, creatief, gevoelig en bijzonder intelligent. En vooral ook mijn achtjarige zoon.

Gelukkige verjaardag, liefje!

Openingsdans

Negentien jaar geleden stak ik de CD ‘Intiem’ van Raymond van het Groenewoud in de DJ zijn handen: of hij dit nummer wilde spelen als openingsdans. Hij kende het – uiteraard – niet, maar ik ben er na al die jaren nog steeds ongelofelijk zot van, van dit nummer. Ik kan het je helaas niet laten horen, omdat ik enkel de live versie vind, en ik wil echt de CD-versie met de prachtige altviool en de bandoneon. Ik heb het hier staan, op aanvraag kan ik het altijd doormailen, en je kan het vlot op Spotify vinden.

Omdat ik van je hou

Stormen zal ik trotseren
Hitte en bittere kou
Niets kan me nu nog deren
Omdat ik van je hou

Bergen kan ik verzetten
‘k Verdraag elke beet en snauw
Niemand zal dit beletten
Omdat ik van je hou

Vroeger leek ik op deze plek verloren
‘k Wist toen nog niet wat zij me brengen zou

Rijken, ze mogen rijk zijn
Vol waanzin en vol berouw
Nooit zal ik ze benijden
Omdat ik van je hou

Vroeger leek ik op deze plek verloren
Ik wist toen nog niet wat zij me brengen zou

Niets kan m’n hart nog breken
Niets maakt m’n hart benauwd
Zelfs niet je kwaadste streken
Omdat ik van je hou

 

 

 

Bomboare

De kans dat bovenstaand woord u iets zegt, is bijzonder klein. Het is een typisch Zomergems, intussen zelfs daar verouderd en in onbruik geraakt dialectwoord voor een meikever.

Meikever, zegt u? Jawel, die beestjes die men vroeger – in de tijd dat mijn ouders nog klein waren – in een luciferdoosje stopte, en dan liet vliegen met een draadje aan een pootje, zodat ze niet weg konden. Die beesten maken een ongelofelijk fijn gebrom, wanneer ze vliegen. Het zijn ook zowat de enige kevers waar ik niet vies van ben, want kevers zijn doorgaans gewoon voze beesten.

IMG_5299

Toen ik deze avond in de schemering mijn was binnenhaalde, hoorde ik geritsel en gebrom. Massa’s intens, enthousiast, doordringend gebrom, zoals van miniatuur mobiletten rond hangjongerenplekken. Ik keek rond, en zag niet minder dan negen meikevers tegelijk rondvliegen in en rond onze uit de kluiten gewassen beukenhaag. Negen. Na jaren vruchteloos gespeur naar die vermaledijde beesten maakten ze er nu zowaar een orgie van, daar in de avonddeemstering in de haag.

Ik heb glimlachend mijn was binnengehaald, en ben toen maar naar binnen gegaan.

Laat ze maar doen, die beesten. Ze zijn al zeldzaam genoeg.