Wijvenweek – zelfcensuur


Sommige van mijn leerlingen zeggen me: “Allez mevrouw, als ik uw Facebook en uw blog lees, dan weet ik toch gewoonweg àlles over u? Gij zet gewoon gans uw leven op ’t internet”.

Nee dus.

De aandachtige lezer zal merken dat ik bijvoorbeeld eigenlijk bijzonder weinig over mijn werk spreek, tenzij dan over positieve dingen. Niet over mijn bloedhekel aan administratie, de leerlingen die soms ronduit a pain in the ass kunnen zijn, over strubbelingen met mijn baas… Niet dat die er echt zijn, maar zouden die er zijn, dan schrijf ik daar niet over. Ik blog al sinds januari 2006 op dit blog, en zat al een aantal jaren op Livejournal daarvoor. Geloof me: ik ben me heel erg bewust van wat ik wel, en vooral ook niét online zet. Niks over mijn huwelijk, waar toch ook heel af en toe eens een hard woord valt. Of over andere persoonlijke dingen. De gulden regel is: zou ik dit ook op café vertellen, waar wildvreemden het kunnen horen? Tsja, ik ben nogal een babbelkous natuurlijk :-p

Dus nee, over dat soort dingen zal u hier niks lezen, ook vandaag niet. Dat mijn huis vaak een regelrecht slagveld is, dat weet u intussen wel, als u mijn FB of twitter leest. Of dat ik mijn kinderen af en toe in de knoop zou leggen, mocht ik kunnen.

Maar ik zal u één dirty little secret vertellen. Eentje waarvan enkel mijn gezin, mijn ma (want die vouwt soms mijn propere was op als ze komt babysitten) en mijn kuisvrouwen (want die komen voor acht uur ’s morgens binnen) het bestaan weten. En waarmee u me nooit of te nimmer persoonlijk mag mee confronteren, wil u niet dat ik u voor de rest van mijn leven negeer.

Mijn slaapkleren. Mijn vooral heel erg foute keuze in slaapkleren.

Ik draag namelijk altijd slaapkleedjes, ik heb een hekel aan pyama’s. En zelfs in een zomerse hittegolf moet ik iets aan mijn lijf hebben om te slapen. Maar in de winter… Dan heb ik een ongemeen hartstochtelijke voorkeur voor flanellen slaapkleren. In maat XXL. Van het soort waarin zelfs mijn bomma nog niet zou willen gezien worden. Zo een tot halverwege mijn kuiten, met knopjes bovenaan, en vooral van die gigantische roze bloemen op. Of appelblauwzeegroene, of pimpelpaarse, het maakt niet uit. Als het maar een gigantische flanellen tent is.

Deze stijl dus:

Maar mocht iemand ooit een lang flanellen slaapkleed tegenkomen in een betere uitvoering: graag!

Wijvenweek – A dream come true… or not.

Dromen… Als kind droomde ik van een fijne man en lieve kinderen, naast een droomjob en een superhuis, en al dat soort dingen. Ik was nu niet bepaald het populairste of knapste meisje op school, wel een van de meer eigenzinnige, en dat leverde niet meteen een resem liefjes op, al heb ik eigenlijk nooit klagen gehad op dat vlak. Maar intussen werd die droom toch wel bewaarheid. Dat heb ik me, bij het veertig worden, echt wel gerealiseerd.

Mijn echte droom, als kind al, lag eigenlijk ergens anders. Pas op, ik wist al van in het derde middelbaar dat ik toch wel graag klassieke talen wou doen, en dat lesgeven me wel iets leek. Maar mijn hart lag bij het toneel.

Ik hoor u nu al grinniken: is het niet de droom van elk meisje om zangeres of actrice te worden? Misschien wel.

Maar ik deed eerst dictie, daarna voordracht, en uiteindelijk ook toneel aan de academie. En ik was er eigenlijk toch wel best goed in, om niet te zeggen bij de eersten van het land.

Mijn eindexamen toneel, daar heb ik de pannen van het dak gespeeld. Met als resultaat 95%, felicitaties van de jury, en eerste van België. Maar de raad van mijn leraar was hard – hoewel totaal niet onverwacht: “Bespaar jezelf de desillusie van het toelatingsexamen van conservatorium of Studio Herman Teirlinck: ze gaan je onmiddellijk aanvaarden op basis van je kunnen, en ze gaan je meteen ook weigeren op basis van je stem”.

Want mijn stem, dat was toen al een probleem. Mijn eerste logopedie heb ik gekregen op mijn twaalfde, maar die man was ronduit een prutser, die niet met kinderen kon omgaan. Op mijn eenentwintigste ben ik dan geopereerd aan mijn stembanden, na twee jaar intense logopedie. Helaas is mijn stem altijd het zwakke broertje gebleven, en zou een toneelcarrière veel te hoog gegrepen geweest zijn. Lesgeven, wat toch ook stembelastend is, lukt enkel maar door doorgedreven techniek, en dan is het nog soms kantje boordje. En televisie, wat toch minder zwaar is voor de stem, dat is dan weer mijn ding niet, want ik pak blijkbaar niet echt op scherm.

Ach ja.

Ik doe mijn huidige job toch bijzonder graag, en ik ben er blij mee.

Maar soms, heel soms, stel ik me toch de vraag: “Wat als…?”

Wijvenweek – een mening op bestelling

Hmm. Een mening, zegt u? Mja.

Het is er vandaag zo niet de ideale dag voor, vind ik. Ik werd, zoals gans België, deze morgen in de badkamer van mijn sokken geblazen door het nieuws van het busongeluk. Ik was er echt niet goed van, en toen ik per ongeluk op het blog van de bewuste sneeuwklassen terechtkwam, heb ik zitten bleiten als een kind. Mijn hart breekt nog, als ik er nog maar aan denk.

Maar ook hier is er weer een keerzijde. Een vriend van me verwoordde het als volgt:

Het busongeluk waar iedereen plots het toetsenbord vol over heeft, is natuurlijk heel erg voor de betrokkenen. Ik moet me bij het lezen van de vele reacties echter opnieuw afvragen waarom mensen het blijkbaar veel erger vinden als ouders hun kind verliezen in een incident met meerdere slachtoffers… Wanneer is de laatste keer dat iemand hier heeft gepost dat ze hebben zitten wenen voor een vreemde wiens kind langzaam is afgetakeld als gevolg van kanker? Voor een enkele tiener die dood is gereden door een dronken chauffeur? Voor de miljarden levende wezens die op gigantische schaal worden gemarteld en geslacht? Er sterven dagelijks kinderen, volwassenen en andere dieren op allerlei vreselijke manieren, maar dat wel niet sensationeel genoeg zijn voor een krant of blog.


Daar heeft hij uiteraard ook weer een punt. En toch… Mijn gemoed schiet geregeld vol als ik dergelijke verhalen lees. Deel ik ze dan ook op mijn Facebook of blog? Nee. Want ik vind dat iets te intiems, in de meeste gevallen. Niet het bericht an sich, want dat heb ik dan duidelijk ook ergens gelezen, maar wel mijn reactie daarop, mijn mening.

Want meningen, dat kunt u hier af en toe wel krijgen, ja. Als je tussen de recepten, de foto’s van mijn kinderen en de andere onzin door kijkt. Zoals bijvoorbeeld over B-attesten, of over IVF. Maar over dingen die mijn hart raken, tot het diepste van mijn ziel?

Daarvoor moet u bij mij persoonlijk zijn. Met een glas, een koffie of een koekje. En veel tijd. Want meningen, die zijn er wel, wees gerust. Maar dan met discussie en nuancering, en dus al bij voorbaat niet op een blog.

Wijvenweek: guilty pleasures en kleine kantjes

Guilty pleasures, zo heb ik er wel een paar. De meeste van die dingen zul je me op normale dagen niet horen toegeven, maar voor deze week wil ik een uitzondering maken. U wordt vandaag in de watten gelegd, nee?

– Temptation Island. Om één of andere reden – want ik hou niet van andere ‘reality’ programma’s – kon ik daar met een intens genoegen naar kijken. Dan installeerden Bart en ik ons in de zetel, onder een dekentje, chips en ice tea bij de hand, en verkneukelden we ons een breuk. Za-lig!

– wanneer ik mijn nagels knip, betrap ik mezelf er vaak op op een van de grotere stukken te beginnen knabbelen. Bizar, I know.

– Ik hou van Queen. Of dit een guilty pleasure is of niet, is bediscussieerbaar. Maar er is niks beter dan de Best of op te leggen als je eens stevig wilt kuisen. Dan kweel ik uit volle borst mee met Freddy Mercury, en ben ik blij dat we geen rechtstreekse buren hebben.

– Als ik al klaar ben met eten, durf ik nog wel eens mijn mes in de chocopot te steken, en dan zo stiekem zitten snoepen. Nu ik weer met de Weight Watchers bezig ben, hou ik me in. Maar dat kost verdorie moeite!

– Neuspeuteren. Man, kan ik daar van genieten zeg! Soms, als er zo een propje in de weg zit, en je krijgt die er met snuiten niet uit, kan dat toch gigantisch deugd doen om die er met een vingernagel uit te halen? Kom zeg, geef maar toe, je doet dat ook! (al was het maar om mij een plezier te doen)

Kleine kantjes? Dat zijn er helaas een pak meer. Ik wil er u een paar meegeven, maar ook weer niet teveel. Er zijn grenzen aan mijn openheid, zelfs hier.

– Ik ben lui. Ik weet het, op mijn blog komt het niet altijd zo over, en ik knutsel en pruts best wel graag, maar eigenlijk ben ik lui. Kuisen, dat doe ik niet. Daarvoor heb ik zelfs acht uur per week een kuisvrouw. Ik weet het, ik ben een verwend nest. De was, dat doe ik uiteraard wel, en met vijf personen is dat ook een serieuze bezigheid. Eten maken doe ik enkel in het weekend. Kuisen dus al helemaal niet. Opruimen is ook hoegenaamd mijn beste kant niet. Zodra Bart thuiskomt, ruimt hij op achter mijn gat. Pas op, ik doe mijn best om het opgeruimd te krijgen tegen dat hij thuiskomt, maar dat lukt lang niet altijd. Ik let er eerlijk gezegd ook gewoon niet op, ik heb helemaal geen last van rommel. Moest hij er niet zijn, ik was al lang doodgegaan in mijn eigen rommel, zegt hij vaak. En ik vrees dat hij gelijk heeft.

– Ik ben gierig. Niet zuinig, maar gierig. Ik ga vaak vergelijken qua prijs, en ik geef niet graag geld uit, waardoor ik dan ook geregeld met iets thuiskom van inferieure kwaliteit dat dan eigenlijk zijn geld niet opbrengt. Op restaurant heb ik bijvoorbeeld ook de neiging om perse alles te willen opeten, want ik heb er nu eenmaal voor betaald. Door de WW probeer ik dat tegen te gaan, maar ik heb het er moeilijk mee. Ik wil dus ook altijd het onderste uit de kan, als ik ergens voor betaald heb. Bart is zo niet, en kan zich daaraan ergeren, en hij heeft gelijk.

– ik ben serieus competitief. Als ik in een quiz meedoe (en ik zit in het quizconvent van ’t unief, dus ik kwis wel regelmatig), wil ik winnen, en zoek ik desnoods boel met mijn teamgenoten om toch mijn gelijk te krijgen. En als ik er dan naast zit, lig ik er dan ook wakker van. Ik denk dat ik niet zo aangenaam ben om mee te kwissen, want ik weet vrij veel, en wil die kennis dan ook etaleren. Eigenlijk ben ik gewoon een betweter, quoi. Al een chance dat ik in het onderwijs sta, of mijn omgeving had er nog veel meer onder te lijden.

– ik ben bezitterig. Ik heb het moeilijk om dingen weg te doen, weg te geven, vrijgevig te zijn. Zie punt twee. Daardoor puilt mijn huis ook uit van de rommel. Als je dat dan nog combineert met punt één, zie je dat er zich een probleem vormt. Ik probeer daar echt tegenin te gaan, maar dat is echt wel lastig. Stel dat ik dat ene ding toch ooit nog nodig heb? En dat ik dan een nieuw moet kopen, terwijl ik er eigenlijk nog een liggen had dat ik weggegeven heb?

Tsja.

Ik ga het hierbij houden, voor u me al helemaal een vreselijk mens vindt. En u zou nog gelijk hebben ook :-p