Eindelijk naar huis!

Vandaag ben ik – hopelijk voor de laatste keer – ons pa gaan ophalen in het ziekenhuis. Hij zat al netjes gepakt en gezakt, en ik had Kobe mee als lastezeltje, want mijn rug doet te lastig om alles zelf te dragen.

Ons pa glunderde: na bijna drie maanden in het ziekenhuis snap ik dat wel, ja. Ik nam hem eerst mee naar bij ons thuis, om daar in rasechte zondagse traditie te eten en kousen op te vouwen en blog te lezen. Zo hoort dat nu eenmaal.

En tegen half zes bracht ik hem naar Zomergem, waar Jeroen klaar stond om mee te helpen uitladen. Ons pa keek rond en zag dat het goed was, en genoot duidelijk van zijn eigen vertrouwde zetel.

Op maandag en donderdag komt er thuiszorg om hem te wassen, op dinsdag en donderdag komt er familiehulp om het huishouden te doen, boodschappen te halen, eventueel te koken en dergelijke dingen meer.
En één keer om de veertien dagen zou er een kuisvrouw komen .

Ik denk dat het zo wel gaat lukken, ja. Hij ziet het in elk geval zitten, en dat is het belangrijkste. En hij is weer thuis. Joechei.

82

Jawel, ons pa is nog steeds in het ziekenhuis, maar het einde is in zicht. Zijn geneesheer (geneesdame?) was vorige week naar een congres en wilde hem daarom vandaag nog niet laten gaan zonder eerst met het hele team overlegd te hebben, maar wellicht mag hij binnenkort naar huis. Het is toch sterk de bedoeling…

Maar vandaag gingen Kobe en Merel – Wolf is aan het studeren – mee naar het ziekenhuis om hem een gelukkige verjaardag te wensen. Merel had een prachtig kaartje gemaakt, wij hadden een mand vol sneukelingen mee en er was taart, zoals dat hoort. De kaarsjes hebben we niet meegebracht, want ik denk niet dat ze dat in een ziekenhuis zouden appreciëren.

Maar ons pa zag er goed uit, vond ik. Snel naar huis, denk ik dan, terug in zijn eigen omgeving, zijn eigen huis.

Pa nu ook in ziekenhuis

Roeland belde daarstraks, zo rond een uur of zeven: of het klopte dat ik morgenmiddag met ons pa naar het ziekenhuis ging? Want het is echt niet goed, en vooral die rare hik baart ons zorgen, samen met het feit dat hij dus echt niet eet.

Euh… Ik had daarmee gedreigd, maar heb daar eigenlijk nu écht de tijd niet voor, aangezien de punten afgesloten worden, er examens moeten opgesteld worden en ik nog die extra lessen geef. Maar als het moet, dan moet het maar.

“Goh”, zei Roeland, “Ik dacht al zoiets, ons pa is ervan overtuigd dat ge morgen met hem gaat. Maar ik heb deze avond nog wel tijd, is het dan niet beter dat ik vanavond met hem ga?” Bon, ik dus doorgegeven wat hij allemaal mee moet hebben, en Roeland hem meegepakt.

Indien nodig kon ik gerust gaan aflossen, ik kan ook op de spoed nog zitten verbeteren, maar dat hoefde niet voor Roeland. Een eerste bloedonderzoek wees uit dat ons pa nog nauwelijks rode bloedcellen had, ze hebben hem onmiddellijk twee zakken bloed bijgegeven. En nu zijn ze dus onderzoeken aan het doen. Het eerste vermoeden gaat richting een maagzweer, dat zou wel een en ander kunnen verklaren.

In elk geval is ons pa blij dat hij in het ziekenhuis is, hij voelt er zich veilig en er wordt voor hem gezorgd. En wij, wij zijn eindelijk ook een pak geruster.

Wordt vervolgd.

En toen zaten we nog eens op spoed…

Toen ik na school naar huis reed, ging mijn telefoon: de huisdokter van ons pa. Hij had die ein-de-lijk laten komen omdat hij al een ganse tijd meer piept en rochelt dan anders, nog minder adem heeft, en tegenwoordig soms wat misselijk loopt ook. Hij wilde dat eerst uiteraard niet, maar toen ik hem voor de voeten wierp wat hij anderen zou aanraden met die symptomen op hun 81ste, zei hij ook dat misschien toch wel best de dokter zou komen.

Euhm… De dokter zei dat ze het helemaal niet vertrouwde: ons pa had ook kramp in zijn borst gehad, wat zou kunnen wijzen op een hartaanval, en zijn saturatie was veel te laag. Zijn longen moesten dringend onderzocht worden. “Oké”, zei ik, “we moeten dus een afspraak maken bij de longarts?”
“Neenee, hij moet nú binnen!”
“Euhm, nu als in vandaag?”
“Ja, via spoed! Desnoods kan ik een ambulance laten komen?”

Bon, ik reed naar huis, at snel iets, nam een boek en wat schoolwerk mee, reed naar Zomergem, sommeerde ons pa om weer naar binnen te gaan – hij stond klaar aan de voordeur – en pakte een valiesje voor hem. Hij vond dat absoluut onnodig, maar ik was er zeker van dat hij minstens een nacht gaat moeten blijven, want tegen dat we vanzeleven op spoed zijn, is het vijf uur. Bepaalde onderzoeken zullen onmiddellijk gebeuren, maar sommige zullen voor morgen zijn. Soit, een pyjama, wat vers ondergoed, een toilettasje, de oplader van zijn hoorapparaten, een boek, reservekleren, dat soort dingen dus.

Tegen vijf uur waren we goed en wel gesettled op spoed en liepen de eerste onderzoeken al. Na een tijdje werden we van een spoedbox naar de algemene wachtkamer gebracht waar een achttal bedden kan staan en waar, gelukkig maar, ook prima relaxzetels staan voor de begeleiders. Ik zat op mijn gemak en pijnvrij, want de stoelen in de spoedboxen zijn archislecht. Ons pa kreeg het ene onderzoek na het andere en ook de resultaten druppelden binnen: zijn hart was in orde, de saturatie te laag en hij heeft dus eigenlijk een acute bronchitis, bovenop zijn chronische bronchitis.

De rest van de onderzoeken is voor morgen, dus tegen kwart na negen was hij effectief op een kamer, in zijn pyjamaatje, met alles erop en eraan. Al een chance dat ik een valiesje had voorzien.

Geen idee hoe lang hij zal moeten blijven, toch een paar dagen, vermoed ik. Tsja…

Roken, nergens goed voor.

Twee maal Spoed op één dag

Het was me het dagje wel.

Gisterenavond was Wolf thuisgekomen met het bericht dat hij zijn duim nogal pijn had gedaan op de scouts. Mja, kan gebeuren natuurlijk. Het zag niet blauw en het stond niet dik, maar het deed wel pijn. En aangezien Wolf een nogal hoge pijngrens heeft, wilde ik het wel ernstig nemen, zeker gezien de historie met zijn rechterduim de vorige keer. Soit, we gingen het een nachtje afwachten.
Deze voormiddag zaten we dus op spoed voor foto’s. De huisarts van wacht zou ons toch maar doorgestuurd hebben omdat je in het weekend toch alleen in de ziekenhuizen foto’s kan krijgen. We moesten even wachten, maar het viel best mee voor een spoeddienst op zaterdag. Na de foto’s viel het verdict: niet gebroken, wel stevig gekneusd, en dus een soort brace voor zijn duim. En als het binnen de week nog altijd zo veel pijn deed, dan moest hij terugkomen.

Bon, dat was dat.

Alleen belde Roeland in de namiddag dat ons pa daar gezeten had, en dat hij opnieuw compleet manisch was. Maar deze keer wou hij het blijkbaar niet aanvaarden, zei Roeland. Daarom planden we een interventie: om half zeven hadden we alle drie bij ons pa thuis afgesproken om hem richting het ziekenhuis te brengen. Tot mijn verbazing was ons pa intussen ook zelf tot die conclusie gekomen en stond zijn basis gerief al klaar. Ik heb nog wat kleren toegevoegd, andere spullen, en om kwart over zeven stonden Roeland en ik met hem op de spoed van Jan Palfijn, tien dagen nadat hij er ontslagen was.

Intussen was ons pa helemaal in overdrive gegaan: hij ratelde en bleef ratelen en zei de meest ontstellende dingen. Ik bedoel maar: om je bloeddruk te meten moet je 30 seconden zwijgen. De verpleger is drie keer moeten herbeginnen, want zo lang kon ons pa niet zwijgen. Helaas zat de spoedafdeling van de psychiatrie (PAAZ) vol en ging hij richting een ander ziekenhuis moeten. Het UZ wilde hem wel opnemen, maar alleen als hij volledig ‘uitgewerkt’ was, zijnde bloedonderzoek, urineonderzoek, thoraxfoto’s, alles. Zucht. Het was serieus druk op de spoed, en we gingen moeten wachten. En ons pa maar ratelen…

Maar ook de inhoud van zijn betoog… Op een bepaald moment, ergens na negenen, begon hij tegen mij uit te vallen: dat ik niks waard was, dat ik hem, door te zwijgen op de rit de vorige woensdag naar huis, geen respect had betoond, en dat hij mij niet meer wilde zien, dat hij nooit meer ging komen eten, dat ik een slechte dochter was, dat ik niks voor hem deed en dus waardeloos was, dat hij spijt had dat hij me geld had gegeven (Unk? Daar wisten Roeland noch ik iets van, maar bon) en dat hij zeker niet met mij wilde meerijden, dat hij me niet meer wilde zien… Na twee uur constant gedram was dit er voor mij te veel aan. Ik ben huilend naar buiten gelopen, heb Roeland daarna gebeld dat het me speet maar dat ik dit niet aan kon, en ben naar huis gereden.

Roeland vertelde me dat hij ’s nachts tegen half twaalf met ons pa naar het UZ is gereden en dat hij uiteindelijk tegen half twee een kamer had. Blijkbaar hadden ze ons pa ondertussen wel een paardenmiddel gegeven, want tegen elf uur was hij eindelijk stil gevallen. Oef.

Chapeau voor mijn broerke en zijn niveau van zen. Daar kan ik nog iets van leren.

 

Naar huis!

Jawel, na meer dan een maand in het ziekenhuis mocht ons vader vandaag eindelijk naar huis. Oef! Vorig weekend had hij een dag mogen proberen, en dat was al bij al meegevallen. Hij was eigenlijk zelfs blij terug in zijn eigen omgeving te zijn.

Vandaag ben ik hem iets over elf gaan ophalen met al zijn gerief, en we hebben hier thuis gegeten. Na het eten heb ik hem dan naar Zomergem gebracht, waar het huis intussen al lekker warm was. Hij had ook meteen brood mee, charcuterie, een paar yoghurtjes, dat soort dingen, zodat hij de eerste dagen geen boodschappen moet doen. Voor morgen heeft hij ook een volledige maaltijd mee, al zit de kans er wel in dat hij bij Jeroen mag gaan eten.
Met de auto rijden is voorlopig nog geen goed idee, maar als het moet, kan hij wel te voet naar de slagerij gaan, waar ze zowel dagschotels als beleg verkopen, en dan heeft hij meteen ook wat hij moet hebben.

Was hij blij dat hij thuis was? Jazeker. Maar meteen overviel hem ook weer een stevige melancholie: hij mist ons ma, en vooral het alleen zijn in dat huis dat hij altijd met haar deelde, valt hem zwaar. Alleen… daar is geen oplossing voor, geen troost, en dat weet hij ook.

Ik heb nog eens goed gekeken of hij wel goed geïnstalleerd was, heb hem nog eens stevig geknuffeld, en reed toen naar huis. Allez ja, met een omweg, want er waren hier nog twee geocaches die ik nog wilde oppikken. Eentje daarvan lag in de Kattenwegel bij een prachtig uitzicht en mijn broers op één na favoriete bank.

De volgende lag een eindje verder, de Molenstraat naar beneden, en dan Ro in. En daar, daar sloeg ook voor mij de melancholie toe. Dit was een van de favoriete straten van ons ma, met het ongelofelijke weidse uitzicht. Als kind en tiener gingen we hier soms fietsen, en dan genoot zij immens.
Ik was er in geen twintig jaar langs gereden, en bij het zien van diezelfde velden heb ik me even moeten parkeren, ik geraakte niet verder. Als ergens ons ma haar geest nog rondwaart, dan zal het hier in Ro zijn. Met haar haar overhoop gewaaid en glinsteringen in haar ogen.

Ik mis u, ma. Maar we doen voort, en we doen het goed. En ons pa, die redt zich wel. Gaat gij nog maar een eindje fietsen, hier in Ro. En vergeet uw fleske water niet in uw fietstas te steken hé.

Opname, jawel.

Deze voormiddag is ons pa blijkbaar zelf opgestaan, aangekleed en naar beneden gekomen. Hij zat te lezen toen ik thuis kwam, maar verklaarde zelf dat het helemaal nog niet lukte. En dat het misschien best was om toch naar het ziekenhuis te gaan, aangezien het de vorige keren wel na 24 uur was opgeklaard, en nu nog niet.

Na het middageten – dat mijn liefste al helemaal had klaargemaakt, we hoefden het maar op te warmen – zijn we dus naar spoed gegaan. Ik had meteen een gans blad afgeprint met al zijn gegevens op en het hele verhaal, compleet met twee foto’s, helaas van meer dan 24 uur na het accident. Op die manier hoefden we niet direct alles vijf keer herhalen en was er ook geen discussie of verkeerde notatie. Ze vonden het wel zo gemakkelijk.

De ongelofelijk sympathieke spoedarts – echt, zo maken ze er niet veel, wat een dame! – luisterde, las, trok bloed, en stuurde hem naar de hersenscan. Wat mij een half uurtje opleverde om even in de stralende zon wat nieuwe caches rond de Watersportbaan te zoeken, en meteen de broodnodige rust in mijn hoofd te krijgen.

Tsja, oordeelden ze, er zal inderdaad wel iets zijn, maar de hersenscan levert niet echt meteen iets op.
Tegen vijf uur werd hij dan naar een kamer op de afdeling neurologie gebracht, en we zullen dan later wel horen wat er aan de hand is. Feit is dat hij nog steeds gewoon omvalt, en dat hij dus hoegenaamd niet alleen kan blijven.

Bon ja, hij is nu tenminste veilig en in goede handen. Ik ben wel opgelucht, ja.

En intussen is Bart deze namiddag zijn moeder gaan installeren in een appartement in Triamant in Ronse, een verblijf waar ze de nodige zorg krijgt zonder dat het een ziekenhuis is.

En zo blijven we bezig…