Een jaar.

Hmm. Een jaar geleden lag ik nu al twee dagen in het ziekenhuis, doodsbang om ook maar een teen te bewegen. Eergisteren, een jaar geleden dus, ben ik met de ambulance op de spoed verzeild en na een paar uur wachten platgespoten.
Waarna dus het gevreesde woord “Spondylolysthesis” viel.

Een jaar. Jawel. Met ups en downs.

De dokter had gezegd dat ik een kantje-boordje geval was: qua verschuiving was het eigenlijk een tweedegraadsgeval, maar aangezien mijn tenen niet tintelden, zaten er dus geen zenuwen echt gekneld, en wilde hij niet opereren. Ik moest minstens zes maanden wachten en zien of ik ermee kon leven. Een operatie zou een behoorlijk risico met zich meebrengen door de lage plaats van de verschuiving, geen garantie op verbetering geven, en een lange revalidatie met zich meebrengen.

Na vier maanden ben ik halftijds aan het werk gegaan, drie maanden later heel voorzichtig dus voltijds. En na een dikke maand kwam de grote vakantie, waarin ik genadeloos opnieuw plat ben gevallen. Intussen ben ik opnieuw voltijds aan het werk, en – hout vasthouden – dat lukt. Ik moet geen domme dingen doen, ik moet vooral doseren en echt niks van gewicht optillen, maar het gaat. Heb ik pijn? Ja. Vrijwel continu, maar ik let er niet altijd op, het is een constante in mijn leven. Ik heb de rug van iemand van 85, en daar moet ik mee leren leven. Er zijn momenten dat ik heel veel kan, en daar dan ook van geniet, zoals die fietstocht van gisteren. Maar er zijn ook momenten waarin ik keihard tegen mijn beperkingen aanloop. Heb ik dan medelijden met mezelf? Goh, wellicht wel een klein beetje – zoals iedereen – maar ik ben vooral realistisch: het is wat het is, het zal nooit meer goedkomen, en het maakt nu een deel uit van wie ik ben. Ik kan nog steeds heel veel – ik ben ook nog maar 46 – en ik maak er het beste van.

Maar soms, soms is dat lastig, ja.

Een jaar, gedekke. Een jaar.

Aiaiai…

Man oh man, ik dacht dat het zou verbeteren, maar het wordt precies alleen maar erger 🙁
Ook al lig ik al twee dagen bijna continu in de zetel, de rug wordt er niet beter op, wel integendeel…

Ik sleep me voort, heb schrik voor elke beweging, strompel van de zetel naar de tafel om mijn eten binnen te schrokken en zo rap mogelijk weer te gaan liggen, terwijl ik zwaar op mijn stok steun.

Neem ik pijnstillers? Nee, want ook daar ben ik bang voor. Als ik lig, ben ik relatief pijnvrij, dus dat valt mee. Ik heb alleen schrik dat ik me ga forceren, als ik pijnstillers neem, en het dus nog erger maak.

En wat is de oorzaak? Ik durf het echt niet zeggen: ik loop scheef, wat wijst op een opstoot van de hernia’s. Ik hoop zo hard dat het dat (maar) is, want dat gaat normaal gezien over na een paar dagen. Aan de andere kant voel ik ook mijn heupen, en dat wijst dan weer op de listhese.

Hetgeen waar ik enorm bang voor ben, is dat het niet gaat overgaan op een paar dagen, en dat onze reis naar Rhodos in het water valt. Ik heb wel al gezegd tegen Bart dat hij dan maar met de kinderen moet gaan, maar dat gaat hij niet willen 🙁 Ik voel me daar nu zo schuldig over he… Maar zoals het nu is, kan ik zelfs niet in de auto zitten…

Blah.

Blah blah blah!

Nee nee nee nee nee!

Nope, geen Gentse Feesten met Merel vandaag 🙁

Mijn rug is het namelijk weer aan het begeven. Ik ben opgestaan met een stevige zeurderige pijn, in die mate dat ik mijn stok weer heb bovengehaald, de hele dag in de zetel heb gelegen, en tegen vier uur toch nog naar de kinesist heb gebeld. Gelukkig zag Kirsty er geen graten in om me nog om half negen te laten komen, en ze bevestigde dat ik inderdaad niet helemaal recht meer stond. Na een stevige behandeling – en een fijne babbel – is het wel wat beter, maar helaas niet in orde. Goh, ik hoop zo hard dat het niet erger wordt…

Helaas was het ook net vandaag dat ik met Bart naar de Gentse Feesten ging gaan, ’s avonds dan wel te verstaan. Ze gaan met de ganse ploeg van Wijs naar PolĂ© PolĂ© met VIPtickets, Dirk trakteert. Helaas… Ik kan amper deftig recht staan, laat staan dat ik met de fiets in het centrum geraak en dan de rest van de avond moet staan en dansen.

Blah blah blah.

Morgen beter, zeker? Op hoop van zegen…

Full time

Jawel, vandaag was het de eerste dag dat ik opnieuw full time aan het werk ben. Mijn rug heeft het begeven op 9 oktober, en ik heb viereneenhalve maand volledig thuis gezeten, terwijl ik stapje voor stapje, beetje per beetje iets meer kon.
Op 20 februari ging ik voor 60% weer aan het werk: lesgeven in vijf en zes, en de website van de school. Eerstes en tweedes moesten het nog even zonder mij stellen, helaas.

Maar vandaag hebben ze mij dus wel weer gehad: ik ben terug full time aan de slag. Is dat gelukt? Goh ja, eigenlijk wel. Ik was er een beetje bang voor, want het werd meteen een heel erg volle dag.

  • 8.30-10.10: lesgeven aan de vijfdes
  • naar huis spurten, Wolf ophalen en richting De Haan.
  • 13.00 uur: terug thuis, en snelsnel eten
  • 13.30 uur: richting school, voor twee uur eerstes, een uurtje de zesdes, en dan nog een uur inhaaltoetsen, tot 16.15 uur.
  • 16.30 uur: brood halen en andere kleine boodschappen
  • 17.00 uur: crash in de zetel.

Ik denk niet dat ik de afgelopen maanden al zo lang op mijn benen heb gestaan, tenzij dan bij de Griekse Dag, maar dat was niet zo positief geweest ook. Gelukkig is het rijden in de auto ook een rustgevende bezigheid voor mijn rug, dus die twee uur waren nog niet al te intens. Gelukkig.

Maar bon, fulltime dus, voor een drietal weken, en dan examens. Dat moet lukken.

Ja toch?

Toch?

De lepeltheorie

Via via kwam ik het onderstaande tegen, en ik weet dat het een long read is, maar het geeft wel perfect weer wat het is om een chronisch probleem te hebben.
Mijn rug komt nooit meer goed, dat besef heb ik intussen wel, en dus moet ik hiermee leren leven. Wat me daarin het meest frustreert, is mijn beperking in energie. Als ik ’s avonds nog een koorrepetitie wil doen, weet ik dat ik in de namiddag moet liggen, en niet nog snel een was opvouwen. Dat soort dingen. Bart zegt dat het ook met ouder worden te maken heeft, en dat zal wel, maar als je plots gehalveerd wordt in je mogelijkheden, doet dat pijn.

Maar lees het onderstaande, wil je?

Ik heb de ziekte van lyme. Iets wat ik tot voorheen liever niet met andere mensen deelde omdat dat vrijwel onmogelijk is. Chronische pijnklachten kun je niet uitleggen, evenmin als het gebrek aan energie en de totale uitputting die een chronisch lyme-patiënt vaak ervaart.

Ik heb wel eens geprobeerd het uit te leggen aan sommige van mijn vrienden, maar het is te moeilijk. Je moet het ervaren om het te begrijpen, neem ik aan. En dat is het ergste aan deze ziekte.

Laatst zat ik met een goede vriend te praten. Ineens keek hij me aan met een vreemde blik, starend, zonder verder te praten. Hij vroeg me zomaar, zonder aanleiding, hoe het voelt om chronische lyme te hebben en om ziek te zijn. Ik was ontzet. Niet alleen omdat de vraag zo onverwacht kwam, maar ook omdat ik dacht dat ik alles over chronische lyme al had verteld.

Ik begon wat te raaskallen over de link met depressies, antidepressiva, fysiotherapie en chronische pijn maar hij hield aan en leek niet tevreden te zijn met mijn antwoorden. Ik was een beetje verrast, omdat hij al een paar jaar een goede vriend van me was; ik dacht dat hij al lang alles wist over de medische kant van chronische lyme. Toen keek hij me aan met een blik, die ieder mens met een chronische aandoening heel goed kent, de uitdrukking van pure nieuwsgierigheid naar iets wat iemand die gezond is echt niet kan bevatten. Hij vroeg me hoe het voelde, niet lichamelijk, maar hoe het voelde om mij te zijn, zĂł te zijn.

Terwijl ik probeerde te kalmeren, keek ik rond naar iets om me te helpen, maar ook om tijd te rekken om te denken. Ik probeerde de juiste woorden te vinden. Hoe beantwoord ik een vraag die ik ook nog nooit voor mezelf heb kunnen beantwoorden? Hoe leg ik tot in detail uit hoe je iedere dag wordt beïnvloed door je een aandoening? Hoe maak je de emoties duidelijk waar een chronisch lyme-patient mee worstelt, aan iemand die gezond is? Ik had het op kunnen geven, een grapje kunnen maken zoals ik normaal doe en van onderwerp kunnen veranderen met een simpel:”Ach, gaat vast wel weer over”. Maar ik herinner me dat ik dacht: “Als ik niet probeer het hem uit te leggen, hoe kan ik dan van hem verwachten dat hij het begrijpt? Als ik het niet uit kan leggen aan mijn beste vriend, hoe kan ik mijn wereld dan uitleggen aan andere mensen?” Ik moest het op zijn minst proberen.

Op dat moment werd de lepeltheorie geboren. Snel graaide ik alle lepels van de tafel – en zelfs van de andere tafels. Ik keek hem in de ogen en zei: “Alsjeblieft, je hebt nu ook chronische lyme”. Een beetje verbaasd keek hij me aan, zoals de meesten zouden doen als ze een boeketje lepels in de hand kregen. De koude metalen lepels rinkelden in mijn handen terwijl ik ze bij elkaar pakte en in zijn handen legde.

Ik legde hem uit dat het verschil tussen ziek zijn en gezond zijn is, dat een ziek mens keuzes moet maken en constant moet nadenken over dingen, terwijl de rest van de wereld dat niet hoeft. Gezonde mensen hebben de luxe van een leven zonder die keuzes, een gift die de meeste mensen als vanzelfsprekend beschouwen.

De meeste mensen beginnen hun dag met een onbeperkte hoeveelheid mogelijkheden en energie om te doen wat ze maar willen, met name jongeren. Over het algemeen hoeven ze zich geen zorgen te maken over de effecten van hun bezigheden. Dus gebruikte ik de lepels om dit duidelijk te maken. Ik wilde voor hem iets om vast te houden en dat ik weg kon nemen, omdat de meeste mensen met een chronische ziekte een gevoel van verlies ervaren door de beperkte keuzes die ze hebben en de afstand die ze van bepaalde opties mĂłeten nemen.
Als ik de controle van het wegnemen van lepels bleef houden, dan zou hij weten hoe het voelt als iemand of iets, in dit geval chronische lyme, je leven beheerst.

Enthousiast pakte hij de lepels aan. Hij had geen idee van wat ik aan het doen was, maar is altijd in voor leuke dingen, dus ik geloofde dat hij dacht dat ik een grapje maakte, zoals ik normaal gesproken doe bij gevoelige onderwerpen. Hij had niet in de gaten hoe serieus ik zou worden.

Ik vroeg hem de lepels te tellen. Hij vroeg waarom, en ik legde uit dat als je gezond bent, je verwacht een oneindig aantal lepels te hebben. Maar als je de dag zorgvuldig moet gaan plannen, moet je precies weten met hoeveel lepels je de dag start. Het is geen garantie dat je onderweg niet nog een paar lepels verliest, maar het helpt wel om te weten waar je vanuit kunt gaan. Hij telde: 12 lepels. Hij lachte en zei dat hij er meer wilde hebben. Ik zei: “nee, er zĂ­jn er niet mĂ©Ă©r”. Ik wist meteen dat dit spelletje zou werken toen hij teleurgesteld keek – en we waren nog niet eens begonnen! Ik zei: “Ik wil al jaren meer lepels en heb nog geen manier gevonden om er meer te krijgen, dus waarom zou jij er wel meer krijgen?” Ik vertelde hem dat hij zich er altijd bewust van moest zijn hoeveel lepels hij nog had en dat hij ze niet mocht laten vallen, omdat hij nu chronische lyme heeft en dus spaarzaam met zijn lepels om moet gaan.

Ik vroeg hem, zijn dagelijkse bezigheden te vertellen, inclusief de simpelste dingen. Terwijl hij vertelde over alle dagelijkse en leuke dingen, legde ik hem uit dat iedere bezigheid een lepel zou kosten. Toen hij meteen vertelde over het op weg gaan naar zijn werk, onderbrak ik hem. Ik zei: “NEE! Je staat niet zomaar op. Eerst doe je moeizaam je ogen open, en je komt er achter dat je te laat bent doordat je slecht geslapen hebt. Je kruipt moeizaam uit bed en je moet eerst zorgen dat je een douche neemt en iets eet voor je iets anders kunt doen, want als je niets eet kost het je direct een lepel.” Ik nam snel een lepel weg en hij realiseerde zich dat hij nog niet eens was aangekleed.

Douchen, aankleden en (in mijn geval) opmaken kost een lepel, mede door het wassen van zijn haren en het bukken om vuile handdoeken in de wasmand te gooien.
In werkelijkheid zou het hoog reiken van de armen tijdens het haren wassen en het bukken om de kattenbakjes vol kattenvoer te gooien (plus het verversen van de drinkwaterbakken) wel eens meer kunnen kosten dan 1 lepel, maar dat liet ik maar even zitten. Ik wilde hem niet meteen bang maken. Ontbijten, alle spullen voor de lunch inpakken en het naar buiten rijden van de fiets kost ook een lepel.

Ik denk dat hij begon te begrijpen dat hij in theorie nog niet eens op zijn werk was en nog maar 10 lepels overhad. Toen legde ik hem uit dat hij de rest van zijn dag precies uit moest uitstippelen, want als de lepels op zijn, zijn ze ook echt op. Soms kun je de lepels van de volgende dag lenen, maar bedenk dan hoe moeilijk die dag zal zijn als je start met nog minder lepels. Ook moest ik uitleggen dat iemand met chronische lyme altijd leeft met de dreigende gedachte dat morgen misschien de dag is dat je weer een ergere pijnaanval hebt en dus meer last van je rug, nek, of andere lichaamsdelen. Dus je wilt nooit met te weinig lepels komen te zitten, omdat je nooit weet wanneer je ze echt nodig hebt. Ik wilde hem niet ontmoedigen, maar ik moest realistisch blijven en jammer genoeg is voorbereid zijn op pijnklachten een normaal onderdeel van een normale dag voor mij.

We namen de rest van de dag door en langzaamaan leerde hij dat te laat eten weer een lepel zou kosten, evenals boodschappen doen in de lunchpauze. Teveel en te zwaar tillen en te lang op de computer werken kost zelfs twee lepels. Hij werd gedwongen keuzes te maken en op een andere manier over dingen na te denken. Aan het eind van de dag waren er nog 4 lepels over. Na het fietsen naar huis waren dit er nog 3.

Theoretisch gezien moest hij zelfs de keuze maken om maar geen zware huishoudelijke klussen te doen (zoals stofzuigen, dweilen of de wasmand tillen) zodat hij die dag nog wel kon koken.

Toen we bij het einde van zijn doe-alsof-je-lyme-hebt-dag kwamen, zei hij dat hij honger had. Ik maakte hem erop attent dat hij nog warm moest eten, maar dat hij nog maar 3 lepels over had. Als hij zou koken zou hij geen energie (lepels) meer over hebben om de wasmand te dragen of te strijken. Toen zei ik tegen hem dat ik nog niet de moeite had genomen om hem in dit spel te vertellen dat hij inmiddels ook nog eens zo moe en misselijk was door de nek en rugpijn, dat koken al niet meer aan de orde was. Hij besloot de was op te vouwen en op te ruimen en soep te maken, omdat dat een makkelijke maaltijd was. (Beiden kostten hem 1 lepel).
Ik zei tegen hem dat het pas 19.00 uur was. Je hebt de rest van de avond nog maar 1 lepels, dus kun je misschien nog iets leuks doen of wat lezen of tv kijken. Je kunt ook bij iemand op visite gaan maar je lichaam heeft rust nodig dus je kunt het niet allemaal doen.

Zelden zag ik hem emotioneel, dus toen ik zag dat hij ontdaan was, wist ik dat ik waarschijnlijk tot hem was doorgedrongen. Ik wilde niet dat mijn vriend overstuur raakte, maar tegelijkertijd was ik blij dat iemand mij eindelijk een beetje begreep. Hij vroeg: “Hoe doe je dat? Moet je dit werkelijk iedere dag zo doen?” Ik legde hem uit dat sommige dagen slechter gaan dan andere; op sommige dagen heb ik meer lepels dan op andere. Maar ik kan het nooit achter me laten en nooit vergeten, ik moet er altijd bij nadenken. En heel af en toe verdwijnt er structureel een lepel, die je nooit meer terug krijgt. Ik gaf hem een lepel die ik stiekem achter de hand had gehouden. Ik zei simpelweg: “Ik leer langzaamaan om te leven met een extra lepel in mijn zak als reserve. Je moet altijd voorbereid zijn.”

Het is moeilijk. Het allermoeilijkste dat ik moet leren is om het kalm aan te doen en niet alles te willen doen. Daar vecht ik iedere dag tegen. Ik haat het buitengesloten te worden, thuis te moeten blijven terwijl ik weg zou willen gaan, dingen niet gedaan te kunnen krijgen omdat het niet gaat. Ik wilde dat mijn omgeving de frustratie voelde. Ik wilde dat ze begreep, dat alles wat iedereen doet zo gemakkelijk gaat, maar dat het voor mij honderd kleine taken zijn in Ă©Ă©n. Ik moet aan het weer denken, aan alle plannen voor die hele dag en wat voor impact het heeft op de lepels die ik misschien moet “lenen” van de dag erna, voordat ik iets kan gaan doen. Terwijl andere mensen gewoon dingen kunnen doen, moet ik erbij stilstaan en plannen alsof ik een strategie ontwikkel voor een oorlog. Het verschil tussen ziek en gezond zijn is die levensstijl. Voor gezonde mensen is er de wonderbaarlijke vrijheid om niet hoeven te denken maar gewoon te doen. Ik mis die vrijheid. Ik mis het nooit lepels te hoeven tellen.

Nadat we allebei wat emotioneel waren en we er wat langer over doorpraatten, merkte ik dat hij verdrietig was. Misschien begreep hij het eindelijk. Misschien realiseerde hij zich dat hij nooit oprecht zou kunnen zeggen dat hij het Ă©cht helemaal begreep. Maar hij zou tenminste niet meer klagen, als ik weer eens niet met hem weg kon gaan of wanneer ik erop stond dat uitstapjes standaard gevolgd worden door een dag rust. Of wanneer ik niet vaak bij hem langs kan gaan en hij steeds bij mij moet komen. Ik probeerde hem gerust te stellen. Ik had die ene lepel nog in mijn hand en zei: “Maak je geen zorgen. Ik zie dit als een zegen. Ik ben gedwongen over alles wat ik doe na te denken. Weet je wel hoeveel lepels sommige mensen iedere dag verspillen? Ik heb geen ruimte voor verspilde tijd of verspilde lepels, ik heb er nu voor gekozen deze tijd met jou door te brengen.”

Het origineel is geschreven door Christine Miserandino. De vertaling naar het Nederlands is door stichting Stomaatje.

Opnieuw aan de slag

“En, lukt dat lesgeven een beetje?”

Goh, ja, denk ik. Het doet in elk geval gigantisch veel deugd, en het voelt alsof ik nooit ben weggeweest: de collega’s, de leerlingen, het is allemaal onmiddellijk weer heel erg vertrouwd.

Alleen wil de rug toch niet altijd mee. Ik functioneer heel goed voor een bepaalde tijd, en dan knal ik keihard tegen de spreekwoordelijke muur. Ik zie die muur ook niet aankomen, he, plots is gewoon mijn pijp uit. Fini, gedaan, Schluss…

Het lesgeven op zich is ook niet ideaal: je staat recht, leunt wat, zit af en toe, maar echt bewegen doe je niet. En voor mij is het ofwel liggen, ofwel echt doorstappen, dat doet het meeste deugd.

Dus ja, voorlopig gaat het, maar fulltime is nog geen optie. Daarvoor merk ik dat die drie uur aan een stuk op woensdag al te lastig zijn. Tsja…

We leven in hoop, zeker?

 

Kafka en Murphy geven een feestje

Dat Murphy me graag eens bij mijn lepels heeft, is alom bekend. En dat ik vaak in Kafkaiaanse papiermolens verzeil, eigenlijk ook.

Dat het deze keer niet anders is, was dan ook geen grote verrassing, alleen weer een stevige teleurstelling. Serieus zeg.

Half januari had ik nog geschreven: “Met wat geluk komt alles nog goed op 1 februari. Als er nu maar niks verloren gaat in de post, of er nergens een verkeerde datum is ingevuld of een lijntje vergeten.”

Ik had dus beter mijn mond gehouden, zo blijkt. Jinxen en zo. Want 1 februari, da’s vandaag, en om opnieuw te beginnen had ik dus wel toestemming van Certimed nodig, in casu een controlearts, maar het bleef bij complete radiostilte. Gisterenmorgen belde ik dus zelf maar even naar Certimed: hoe het nu precies zat, en wanneer ik een controlearts kon verwachten en zo.

“Oh”, was de reactie, “wanneer heeft u de papieren opgestuurd? Vorige week? Wacht, ik kijk even. Ja, die zijn vorige dinsdag toegekomen, maar die zijn niet in orde, er is een datum niet ingevuld. Wij hebben daar die dinsdag zelf nog de school van verwittigd.” Ik viel uiteraard uit de lucht, want ik wist nergens van, en ik was er ook eigenlijk behoorlijk zeker van dat ook de school nergens van op de hoogte was.

Ik dus een telefoontje naar Peggy, de personeelsverantwoordelijke, die al even hard als ik uit de lucht viel. Daar was duidelijk iets misgelopen. Misschien iemand die een mail niet gelezen had, of een telefoontje niet had doorgegeven? Maar dat leek me onwaarschijnlijk. Iets later kreeg ik een zeer bezorgde telefoon van de directie: dat zij haar mails had nagekeken, maar niks gekregen had, en ook via telefoon van niks wist, en dat ze zich heel erg ambetant voelde met de situatie. Hmm, dat kon ik me best voorstellen, ja. Enfin, ze hebben zelf dan maar naar Certimed gebeld, en blijkbaar hadden die nog een oud emailadres in hun systeem zitten, en was die mail uiteraard niet toegekomen.

Zucht.

Diepe zucht.

Morgen dus maar opnieuw naar de dokter – het mag gelukkig de huisarts zijn – om nieuwe papieren te laten invullen, mijn ziekteverlof met 18 dagen te laten verlengen, en dan alles door te mailen. Dat mag dus blijkbaar ook. Ik ben benieuwd. Ne mens wil dan al eens werken, en mag dus niet.

Hopelijk dus opnieuw deeltijds aan het werk na de krokusvakantie.

Murphy, ge zijt ne smeerlap.

Verlengd

We hadden een afspraak met dr. Harth om 8.40 uur in het Jan Palfijn. Omdat ik de vorige keer zo veel last had gehad om te zitten, had de verpleegster voorgesteld om een vroege afspraak te maken, dan hoefden we niet zo lang te wachten. Juist ja.

Het was tien voor tien vooraleer we binnen konden, maar bon.

De dokter luisterde aandachtig, haalde er nog eens de foto’s bij, toonde nog wat extra details, en verzekerde me dat mijn ruggengraat niet verder zou glijden, maar dat er wellicht nog wel van die bijzonder pijnlijke episodes zouden komen. Hij vond het ook nog te vroeg om al een operatie te overwegen, zeker omdat er nog steeds progressie is, en schreef me meteen nog thuis tot eind januari.

Hmpf. Maar de film gisteren alleen al bewees overduidelijk dat het niet zou lukken om terug les te geven, het lukt gewoon nog echt niet.

Zucht.

Ik heb er nog steeds geen idee van of het ooit weer zal lukken. Bij momenten is het om moedeloos van te worden. Maar bon, de boer, hij ploegde voort, zeker?

46 is het nieuwe 80

Nee, het was niet mijn allerbeste verjaardag, nee.

Ik geef het toe: ik was een beetje teleurgesteld bij het ontbijt. Geen liedje, geen cadeautjes, geen slinger, niks, enkel een knuffel van de drie kinderen, en dat gebeurt vrijwel elke ochtend. Merel, die tekeningen maakt voor Ă lles, had het zelfs niet nodig gevonden een tekening te maken.

Ik begon dan maar het huis op te ruimen, afwasmachine leeg te maken, dat soort dingen. Intussen stroomden de felicitaties binnen via FB, en jawel, zelfs mijn vader en schoonmoeder belden even! En toen kreeg ik nog een telefoontje van een goeie vriend, met wie ik fijne plannen maakte om nog eens samen te zingen en zo. Mijn dag fleurde wat op, ja.

Tegen twaalf uur kwam Bart thuis, dat wel, met een grote bos bloemen ^^ Echt koken hoefde ik gelukkig niet te doen, daar had ik nog spaghettisaus voor van op Omen. Maar tafel zetten en dergelijke? Tsja, ook dat mocht ik zelf doen.

Tegen Ă©Ă©n uur bracht ik Bart naar zijn kantoor, en nog wat later Kobe naar zijn muziekles. Taart? Nee hoor, tenzij ik die zelf was gaan halen, en dat vertikte ik. Maar geen van de kinderen had daar ook maar een seconde aan gedacht. Blijkbaar verjaren kinderen wel, maar mama’s niet. Met Merel reed ik daarna naar de bib, haalde een stapel boeken voor haar en voor Kobe in huis, en wipte dan de Wereldwinkel eens binnen. Daar trakteerde ik mezelf op een paar zilveren oorbellen en een kleine regenstok. Amper 10 euro, en ik had dat eigenlijk al altijd willen hebben, ik vind het geluid zo zalig…

Bon, terug thuis, vieruurtjes geregeld, en dan Kobe gaan ophalen in de muziekles. Aangezien ik nog steeds Wolfs gitaarjuf wilde spreken, waaide ik ook effectief het gebouw binnen, met Merel in mijn kielzog.

En toen… Toen misstapte ik me, zo’n klein boordje dat ik niet gezien had. Je kent dat gevoel wel, dat je een trap afdaalt en denkt dat je er bent, en dat er dan toch nog een tree blijkt te zijn. Wel, dat dus. Er schoot een pijnscheut door gans mijn rug, van staartbeen tot nek. Ik bleef even staan, hapte naar adem, en ging toen verder.

Thuis ging ik even liggen, maar daarna moesten we ons klaarmaken voor de rugby. Normaal gezien rijdt Kobe met Erika of Elke mee, maar ik had eigenlijk bardienst. De vorige twee had ik al afgezegd, die van vandaag wou ik eigenlijk wel doen. Samen met Wolf moest dat wel lukken, had ik beredeneerd. Alleen… mijn rug was duidelijk een pak erger geworden. Ik ben nog tot daar geraakt, ben met Wolf en Merel tot aan het clubhuis gestapt, maar het zweet stond in mijn haar. Gelukkig wilde Jonathan probleemloos mijn shift overpakken, waardoor ik terug naar huis kon. Ik moet toegeven dat ik in de auto misselijk werd van de pijn. Thuis liet Wolf me geen keus: hij haalde de spullen uit de auto, en ik moest direct gaan liggen.

Dat deed ik ook, en ik ben er zelfs niet uitgekomen om te eten, Wolf bracht mijn gesmeerde boterhammetjes naar de zetel.

De rest van de avond heb ik heel braafjes in de zetel gelegen, zonder veel te verroeren, met een kersenpitje, een dosis Tony Chocolonely Salted Caramel, en een romantische film met Heath Ledger die ik al een keer of vier heb gezien. Bart was toch niet thuis, die had er geen last van :-p

En ja, dus opnieuw het gevoel van 80 jaar te zijn. En ik was al naar 60 geraakt…