Bedenkingen bij de vakantie in Rhodos

Er waren zo’n aantal losse bedenkingen en gedachten bij de afgelopen vakantie in Rhodos. Ik verzamel ze hier even.

  • Rhodos is een toeristenmuite. Quasi 100%. Alle mensen die in en rond het hotel werken, werken er zeven dagen op zeven. Het seizoen begint er eind april, en eindigt eind oktober. Ze werken dus zes maanden kei-, maar keihard. De andere zes maanden is er namelijk geen werk en zitten ze gewoon thuis, werkloos te wezen. De werkloosheidsuitkering is 100 euro voor drie maanden, wist een van hen me te vertellen. Marios, de barman boven, was sinds eind april non-stop aan het werk met één keer een halve dag vrijaf omdat hij naar de dokter moest. Poeh… En hetzelfde geldt voor alle hotels, winkeltjes, buschauffeurs, taxichauffeurs, autoverhuurders, wasserijen, boottochten, noem maar op. In de winter is Rhodos gewoon doods, behalve dan misschien de stad zelf. En dan nog.
  • De muziek in het hotel was op zijn minst vreemd te noemen. Enkel in de buitenbar in de namiddag kon je er gewone muziek horen, als in: niet al te recente popmuziek. Voor de rest was er continu overal een soort loungemuziek, de meest vreemde versies van bekende nummers. Poker Face van Lady Gaga in een zeemzoete versie, of – godbetert! – een salsaversie van In between Days van The Cure. Of wat dacht u van een zalvend gezongen versie van Cocaine van Clapton, of een countryversie, stijl de themesong van Firefly, van Killing in the Name of van Rage against the Machine.
  • Grieken rijden op zijn Grieks: ze snijden bochten af, rijden door het rood, steken op de meest onmogelijke plaatsen voorbij, dragen geen motorhelm of autogordel, en zitten het liefst de hele tijd te bellen. Maar vreemd genoeg houden ze zich wel zowat de hele tijd aan de snelheidslimiet. Snappe wie snappen kan.
  • De kamer werd twee keer per dag schoongemaakt. Allez ja, één keer werd er echt volledig schoongemaakt, gedweild, stof afgedaan, tot en met de randen van de schutting rond het zwembad afgewreven. Uiteraard werden ook de bedden opgemaakt en de handdoeken ververst, indien nodig. Maar tijdens het avondeten kwamen ze nog even rond: de bedden nog eens piekfijn leggen, de gordijnen sluiten, de handdoeken nog eens verversen, dat soort dingen. Oh, en een nouga op elk kussen leggen :-p
  • De volgende keer dat we naar Griekenland gaan, moet ik echt mijn Grieks opfrissen. Ik versta het een beetje, en kan nog een paar woorden spreken. Blijkbaar heb ik wel de max van een accent: er is me verschillende keren gevraagd of ik soms van het noorden was, van Thessaloniki of zo. En dat ik toch echt niet van België kon zijn. En steeds opnieuw kwam de vraag waarom ik in hemelsnaam Grieks geleerd had. Het zorgde ook wel voor heel veel goodwill bij de mensen, gewoon het feit dat ik de moeite had gedaan om wat Grieks te kunnen. Tsja…
  • In Rhodos Stad lopen mensen gewoon in bikini op straat. UIteraard niet in alle straten en overal, maar wel aan de randen, want rondomrond liggen er stranden, compleet met parasolletjes en alles. Grappig, zo van een busstation, een politiekantoor of om het even wat het strand op.
  • Katten. De katten van Rhodos zijn blijkbaar een begrip, want je vindt ze op postkaarten en andere prullaria. We hebben inderdaad massa’s katten gezien, en nauwelijks honden.
  • Een diep respect voor de Maître d’ hôtel. Die mens stond er elke morgen, elke middag én elke avond aan de ingang van het grote buffetrestaurant, en begroette elke familie heel erg hartelijk. Hij onthield ook details van elke familie, en wist van ons bijvoorbeeld dat hij ons mocht aanspreken in het Grieks, dat we ’s middags binnen wilden zitten en ’s avonds buiten. De laatste middag sprak ik er hem over aan, en zei dat ik een diep respect had voor zijn inzet en zijn enthousiasme, dag na dag, zonder ophouden. Hij apprecieerde het compliment blijkbaar heel erg, en vertelde dat hij er stond van zeven uur ’s morgens tot tien uur ’s avonds, en dat hij dat deed op twee pakjes sigaretten en massa’s koffie per dag, en chocolade. En vooral géén alcohol, want anders zou hij het niet uithouden. Dat kan ik me ook bijzonder goed voorstellen.
  • Airconditioning is niet noodzakelijk lawaaierig. In onze kamer kon ze soms wel volop blazen, maar ’s nachts sloeg die gewoon af en toe even aan, en dat hoorde ik enkel aan het klikken van de transfo’s, en merkte ik natuurlijk aan de zachte stroom koude lucht. Verder hoorde je er niets van, en dat was gewoon zalig!
  • Ik heb ginder ganse dagen in een bermuda rondgelopen, iets waar ik thuis niet mee durf buitenkomen. Maar dacht u dat mijn benen ook maar ietsje minder spierwit zijn geworden? Nee hoor! Mijn armen en décolleté gelukkig wel, maar die benen van mij? Nope.
  • Ik ben, met al dat fretten, amper anderhalve kilo bijgekomen. Best wel trots op mezelf, al weet ik nog altijd niet hoe dat kan. Mja. Go me, zeker?
  • Bougainvillea’s. Serieus. Kunnen die nog harder bloeien, of wa? De kleuren zijn prachtig en ik ben er stikjaloers van. En je vindt ze op alle mogelijke plaatsen in Rhodos, zelfs half in het wild. Prachtig!
  • De koffie is er niet te drinken. Om een of andere reden zijn ze er zot van oploskoffie, en dat smaak je. Ik heb er eigenlijk geen enkele goeie koffie gedronken, en de eerste koffie hier thuis smaakte ongelofelijk!
  • Wanneer je op een terras een cola of limonade of zo bestelt, krijg je een halve liter. Keer op keer, tot onze grote verbazing, en eigenlijk niet ten onrechte, want dat dronken we telkens probleemloos op. En voor een best wel faire prijs, zelfs op toeristische plekken.
  • Light en zero kennen ze er niet of nauwelijks. Het enige wat in het hotel te krijgen was, was Pepsi Max. Fanta Light was pas die week geïntroduceerd in Rhodos, wist de barvrouw te vertellen, en van andere light/zero dranken, zoals Ice Tea of Sprite of Agrum en dergelijke hadden ze zelfs nog nooit gehoord.
  • Als je geld afhaalt in een gewone bankautomaat, rekenen ze verdorie drie euro kosten aan. Allez zeg!

Er zullen nog wel een paar dingen zijn waarover ik zitten denken heb, maar bon. Rhodos out.

Rhodos dag 13: slot

Ook aan mooie liedjes komt een einde, en Merel vond dat niet erg: die had behoorlijk wat last van heimwee. Ook voor mij was het genoeg geweest: er is een grens aan mijn luiheid, heb ik gemerkt. Zo’n dag als gisteren vind ik zalig, maar die rustdagen? Daar heb ik het na een paar stuks wel mee gehad, ja.

We zaten voor de laatste keer rond kwart over negen rond het ontbijt, en meteen, zonder ook maar iets te vragen, stond Kostas klaar met drie pannenkoeken die hij speciaal van beneden moet gehaald hebben voor ons. Ook Jonida bracht ons zonder vragen een kan koffie en een latte. Ik kon dan ook niet anders dan hen vastleggen op foto, gewoon voor de herinnering. Ook een van de andere diensters en de baas gingen mee op de foto.

Zalige mensen, die ons echt in de watten hebben gelegd.

Daarna gingen we opruimen, en terwijl mama alles in de valiezen propte, zaten de drie juniors alweer in het water. Bart is ze daar dan gaan uitvissen rond twintig voor twaalf, want om twaalf uur moesten we de kamer verlaten.

Dat geschiedde, en we posteerden ons nog even in de lobby, voor we rond een uur gingen eten, en daarna verder in de lobby bleven hangen met koffie, UNO en een boek.

Om kwart voor vier werden we opgepikt, en tegen kwart voor vijf stonden we aan de luchthaven. waar Bart de lounge had geregeld voor ons. Daardoor werd alles voor ons geregeld in plaats van drie keer aanschuiven, werden we overal doorgeloodst, en konden we twee uur op ons dooie gemak zitten, kon Wolf liggen, en konden de kinderen nog behoorlijk wat eten ook :-p

Er is ons niet één keer naar onze identiteitskaarten gevraagd, zelfs niet bij het afhalen van de boarding tickets. Vreemd… En de handbagage moest ook niet open, alle elektronica is zonder meer door de scanner gegaan.

Enfin, om half acht steeg het vliegtuig op, om 3.15 saaie uren later te landen in Brussel. Ik heb het wonderwel overleefd, maar we zaten vrij vooraan, en ik heb me gehaast om buiten te zijn en lucht te happen.

Rond  elf uur werden we opgehaald, reden we met andere gasten uit ons hotel – jawel – naar Destelbergen om hen af te zetten, en daarna naar huis. Iets voor twaalven stopte ik een doodmoe Mereltje in bed, knuffelde ik Kobe onder zijn deken, en gaf Wolf nog een dikke zoen. En toen begon ik was te sorteren en draaide een expresswasje met vooral spullen van Wolf die hij weer mee moet hebben naar het Zeepreventorium. Hij heeft veel kleren, maar nu toch niet bepaald ondergoed voor vier weken. En dus stond ik om half één was op te hangen in een op zich wel zwoele, maar toch heerlijk frisse zomernacht. In mijn eigen tuin. Heheh.

Rhodos dag 12: van geocachen en oude stenen.

Voor vandaag had ik opnieuw een auto gehuurd, krek dezelfde Opel Astra, maar door de wet van vraag en aanbod blijkbaar van 97.5 euro voor een dag naar 106. Tsja. So be it.
Tegen tien uur zat ik in de auto, dit keer wél ingesmeerd en gewapend met een frisse fles water, en ik tufte vrolijk naar Rhodos Stad. Wat me opvalt is dat de Grieken de meeste verkeersregels aan hun laars lappen, inhalen waar niet mag, zonder gordel rijden, bellen achter het stuur, de mediterrane manier van rijden dus, maar zich wél aan de snelheid houden. Bizar.
Enfin, ik parkeerde me aan de rand van de oude stad, en ging in de prachtige omwalling een cache ophalen, vlak naast een hedendaags openluchttheater. Knap, toch?

Ik reed wat verder, voorbij een cache waar ik absoluut in de verste verte geen parkeerplaats vond, en nog verder naar het einde van de haven. Daar vond ik makkelijk een parkeerplaatsje, ging betalen, en moest toen dringend dringend naar toilet. Publieke toiletten zijn hier al even schaars als in Gent, en dus liep ik de dichtstbijzijnde taverne binnen: blijkbaar de chiqueste boite van gans Rhodos stad. En het leukste: die liggen gewoon aan het strand, met strandstoelen en parasols en alles, en aan de andere kant de drukke stad. Vreemd.
Enfin, ik zocht en vond de cache, en reed verder langs het puntje van Rhodos tot aan een soortement buitenwijk, Kritika, met een prachtig strand, een wandelweg, en uitzicht op Turkije.

Ik reed nog even verder langs de kust, pikte nog twee caches op op eigenlijk niet erg mooie plekjes, en reed terug naar huis, net op tijd om samen te eten. Ik was vooral een stuk minder verhit dan de vorige keer, en nochtans zullen de temperaturen ook wel een eindje boven de 30° hebben gelegen.

Na het eten, een beetje na tweeën, klommen we allemaal in de hete auto, pikten een cache op in Faliraki, en reden dwars het eiland over, via Petaloudes. Dat is, na Lindos, zowat de grootste attractie van het eiland, zo blijkt. Het is een natuurpark waarin de Rhodosvlinder leeft, die uiteraard enkel hier voorkomt en leeft op een soort bomen dat ook enkel hier te vinden is, allez, binnen Europa toch. De weg ernaartoe is een typische kronkelweg doorheen bergachtig landschap, en de kinderen waren dan ook niet helemaal fris meer. We hadden dan ook geen zin om uit te stappen en te gaan wandelen, we hebben enkel een cache gezocht zonder ook maar één vlinder te zien.

We reden verder richting kust en meer bepaald Theologos, waar op alle kaarten een archeologisch interessant item staat aangeduid. Ik had het al even online opgezocht, en wist dat het niet veel voorstelde, maar bon, we moesten er toch passeren, dus waarom niet? Alleen… We reden tot in het dorpje, zagen een heel mooi kerkje, en moesten toen ferm veel moeite doen om de juiste locatie te vinden. En daar, tsja, vijf oude stenen en een put, zoals Merel het noemde. We zijn allemaal gigantisch in de lach geschoten, en zelfs niet uitgestapt.

We reden verder naar onze eigenlijke bestemming, en dat was het oude Kameiros, een stadje met agora, tempel en alles erop en eraan uit de 5de eeuw voor Christus. Heet, maar het waaide er ook, en dus viel dat best wel mee. En niet zo toeristisch – onbegrijpelijk – zodat je er vlakbij kon parkeren en niet de hele klim te voet moest doen.

We keken onze ogen uit, genoten van de ambiance, Wolf nam stapels foto’s, net zoals Bart, en ik, welja, ik heb het nu eenmaal voor oude stenen…

Wolf maakte ook nog een foto van Bart en mij. En Merel. En Kobe.

En toen reden we, na een verfrissend drankje op het terras, nog een kwartiertje verder naar Kritinia.

De Lycische graftombe sloegen we over, maar we gingen wel een kijkje nemen bij het kasteel, waar we gelukkig ook tot aan de top konden rijden. Je hoeft er zelfs geen toegang te betalen, ik vermoed dat het niet voldoende opleverde: de meeste toeristen zitten aan de andere kant van de kust.

Toen we er toekwamen, liep er zowaar een tam konijn, wat onmiddellijk reminiscenties opriep aan Monty Python. Uiteraard.

Het kasteel zelf is een ruïne, en wij hebben er betere in ons land, maar dat uitzicht, dat is toch onevenaarbaar. Met in de verte onder andere het eiland Chalki.

Enfin, tegen dan was het vrijwel zes uur en welletjes. We moesten nog 50 minuten terugrijden, gelukkig niet via het binnenland maar langs de prachtige kustweg – machtige zichten achter elke bocht – en dan via de grote weg van het vliegveld tot aan de rechterkust. Voor de kinderen was het goed geweest, zoveel was duidelijk.

Ik gooide hen iets voor zeven af aan het hotel, en ging nog snelsnel de cache halen die hier zo’n anderhalve kilometer verderop bij een kerkje lag. Waarom had ik die nog niet gehaald? Wel, omdat het een halve kilometer langs de kust is, en een kilometer bergop :-p Alleen bleek ik me toch nog wat misrekend te hebben. Ik dacht dat ik met de auto tot bij dat kerkje kon, maar blijkbaar is dat volledig een hotel daarrond: een compleet hoteldorp tegen de bergwand op, met een heuse poort en een busje dat voortdurend op en neer rijdt. Van de “poortwachter” mocht ik me parkeren en het busje voor de hotelgasten nemen, maar  dat bleek een kwartiertje wachten. Al bij al was ik wel bij dat ik het niet te voet heb gedaan, want het was inderdaad een impressionante hoogte. Het kerkje zelf was heel mooi, maar voor de cache moest ik wel nog even klauteren, zodat dat ook nog even duurde. Reken dan nog een kwartier om terug beneden te geraken, en ik was wel een tijdje onderweg.

Gelukkig waren ze zo lief geweest om op mij te wachten, zodat we nog een laatste keer samen konden gaan eten.

Rhodos dag 11: zwemmen en minigolf

Goh, we hadden eigenlijk niet echt iets gepland vandaag. Misschien dat Bart met de kinderen terug naar het Water Park zou gaan of zo… Of gewoon een rustdag.

Het kwam erop neer dat we lang sliepen, tegen half tien aan het ontbijt zaten, dan hier weer wat lummelden op de kamer, en dat tegen half twaalf de kinderen gingen zwemmen, terwijl Bart in de lobby beneden zat te schrijven en ik me met mijn boek in de zwembadbar installeerde. Twee uur later kwamen ze druipend bij mij staan: dat ze toch wel een beetje honger aan het krijgen waren. Moh, komt dat tegen :-p

Het was dus twee uur tegen dat we aan tafel zaten, en half drie tegen dat we terug op ons kamer waren. Buiten was het intussen pokkeheet: geen zuchtje wind, in tegenstelling tot de voorbije dagen, en dus echt wel bakken. We bleven dus allemaal rustig op ons kamer, en tegen vijf uur gingen we eens de minigolf uitproberen. Dat is een serietje van 12 banen, maar echt goed liggen ze niet. Wel amusant, maar héét!

Het resultaat was dat Bart meteen ging douchen, Wolf zich op bed gooide, en Merel, Kobe en ik prompt het water in plonsden.

En tegen half acht gingen we voor de laatste keer eten in L’Etoile, het à la carterestaurant.

Rhodos dag 9: van waterpretparken en bedjes…

De dag begon alweer met compleet niksen: ontbijt, en dan Fortnite voor de jongens, een spelletje op mijn gsm voor Merel, en ik blogde. En daarna wasten Kobe en ik wat kleren van hem uit: hij is net iets sneller door zijn T-shirts, kousen en ondergoed gegaan dan verwacht. Tsja, wat wil je als je broer je af en toe voor de lol het zwembad inkeilt?

En toen was het alweer middag en alweer tijd voor lunch. Intussen zijn we allemaal zo overvoed dat niemand van ons zelfs nog een dessertje neemt… Ik hield het bij een goeie hoop sla, met wat meloen met ham en een paar gefrituurde inktvisringen, maar blijkbaar moet iemand met de slatang in de komkommers hebben gezeten 🙁

Ik voelde me deze morgen al niet helemaal in orde, maar na de middag was ik ronduit misselijk. Ugh. Bart ging met de kinderen naar het gigantische waterpretpark hier naast de deur, en ik was sowieso niet van plan om mee te gaan, gezien ik mezelf niet in de verleiding wilde brengen mijn rug weer in de vernieling te helpen. Ik had eigenlijk het plan om met de bus naar Rhodos stad te gaan, daar wat rond te lopen en caches te zoeken en zo, maar in plaats daarvan ben ik de hele dag op de kamer gebleven: lezen en slapen, dat was het zowat. Tsja…

Tegen zes uur kwamen hier drie uitgelaten kinderen de kamer opgestormd: dat waterpark was blijkbaar de max, met vooral drie kamikazeglijbanen. Wolf was echt bang geweest, zei hij.

Ook bij het avondeten was ik nog steeds niet helemaal in orde, maar bon, het ging toch al iets beter. En daarna heb ik met mijn boek op het balkon gezeten, terwijl buiten die drie operazangers opnieuw van katoen aan het geven waren. Ik ging schrijven: “het beste van zichzelf gaven”, maar het optreden vorige week was veel beter. Nu waaide het hier nogal serieus, en dat is niet bevorderlijk voor de stem…

Enfin, morgen hopelijk beter, want dan gaan we na de middag opnieuw naar Rhodos stad.

Rhodos dag 8: een boottocht die toch niet helemaal goed kwam…

Doe eens iets toeristisch, dachten we. Doe eens iets met de reisleiding, dachten we. En dus gingen we vandaag op boottocht “Van baai tot baai”. Niks cultureels, gewoon varen in een grote boot langs de kustlijn, een paar keer stoppen om in open zee te zwemmen, dan barbecue aan land, en dan terugvaren. Lekker rustig en relax, en de kinderen gingen dat de max vinden.

Om zeven uur stonden we dus op, gingen ontbijten, en stonden tegen acht uur klaar met de handdoeken en de zwembroeken aan de rand van het hotel, waar we opgepikt werden door een grote bus. Ik dacht dat we hier ergens in de buurt zouden vertrekken, maar we reden fluks naar de haven van Rhodos waar we naar, jawel, de Love Boat wandelden :-p

Iets voor negenen – moesten we daarvoor zo vroeg opstaan? – vertrok de boot over een bijzonder kalme zee voor een uurtje varen tot in de Anthony Quinnbaai in Faliraki.

Daar hield de boot halt voor zo’n twintig minuten, zodat wie wilde, even kon zwemmen. Je kon ofwel van het achterdek springen van een speciaal daarvoor aangelegde plank, of een trapje langs de zijkant naar beneden nemen. De jongens sprongen, uiteraard, wij bleven gewoon boven.

We vaarden verder en na een dik half uur werd er halt gehouden aan Tsambiko Strand, voor opnieuw een zwemmetje. Deze keer zagen Bart en ik het zitten om met Merel even het water in te gaan, want de jongens hadden het zo zalig gevonden. Bart dus de trap af met Merel in zijn armen, en ik kwam een paar personen later. Nog chance, want Bart had zich serieus mispakt aan het zwemmen in de zee, zonder vaste grond onder je voeten, mét een kind aan je lijf en een zere knie. Neem daar nog een enthousiaste golf bij, en hij kwam heel even in de problemen. Gelukkig was ik tegen dan ook in het water en kon ik Merel overnemen. Ik heb net iets meer drijfkracht, én ik ben het gewoon dat er zo’n klein zeekoalaatje aan mijn lijf hangt :-p Enfin, ik heb me quasi meteen aan de achterkant van het trapje vastgehangen, gewacht tot iedereen beneden was, en ben dan er weer uitgegaan. Blijkbaar waren we niet de enige, want er kwam meteen een ganse meute weer mee naar boven. Enfin, we hadden toch even de zee van dichtbij gezien, en het hielp wel wat tegen de zeeziekte. Want ja, ondanks de kalme zee hadden Kobe, Merel en ik er wel al een beetje van. Ugh.

Stop nummer drie was meteen in Stegna, waar we met kleine bootjes van de Love Boat gehaald werden en naar het strand werden gebracht. De boot lag daar dwars op de golven, en door de mensen die afstapten, begon hij behoorlijk te wiebelen. Resultaat: Bart was de enige die zich nog goed voelde, de andere vier waren behoorlijk misselijk.

Enfin, wij met gans ons hebben en houden de bootjes in, richting strand en vaste grond onder onze voeten. Daar moesten we in een gigantische taverne zijn, waar je zelf je rauwe vlees moest halen, dat grillen op een van de lopende meters barbecue, aanvullen met sla, frieten en brood, en smakelijk. Ik had echter niet veel honger door het misselijk zijn, en daarbij, het was niet alsof het hoge kwaliteit was… Het vlees waren dunne hamburgers, bockworsten en kleine spiesjes met vooral veel vet aan, de frieten waren slap en niet genoeg gebakken, en de sla was op voorhand gemengd met komkommer tussen, en voor mij dus ook niet eetbaar. Meh. Ook al geen succes dus.

Bart en ik keken naar elkaar, begrepen elkaar, en ik ging een taxi bestellen die ons terug naar het hotel kon brengen. Nog eens anderhalf tot twee uur op die boot, hoe mooi het landschap ook was, ging er te veel aan zijn. Ik nam nog wat foto’s, liep wat rond, en dat was dat.

Als resultaat waren we tegen half drie terug in het hotel, en dat deed deugd. Bon, dat weten we dus ook alweer: geen boten voor de familie De Waele. Een dure les, maar kom. We sprongen met zijn allen meteen in het kleine zwembadje om af te koelen en het zout van onze huid af te spoelen.

Ik had er zowaar honger van gekregen, en gelukkig hadden we nog ergens Grany koeken liggen. Bart ging nog even een Pokemon raid doen, terwijl ik op lag te drogen en de kinderen verder speelden. En net toen ik voorstelde om voor iedereen een milkshake te halen, kwam Bart binnen met, jawel, milkshakes! Hij is gewoon zalig, die vent van me.

We hielden het rustig, lazen of speelden op de computer, en tegen zeven uur gingen we opnieuw naar L’Etoile, het à la carterestaurant hier. En net zoals de vorige keer was het dik in orde.

Merel ging slapen, de jongens speelden nog wat, en ik ging een Baileys halen om buiten op het balkon rustig wat te lezen bij de muziek van de crooner die met zijn elektronische piano aan het restaurant zit te spelen. Die mens is absoluut niet slecht, alleen zijn Grenglish is vreselijk. Tsja…