Een dagje Parijs

Mijn lief had een snood plan opgevat: in Parijs, in de Fondation Louis Vuitton, loopt momenteel namelijk een overzichtstentoonstelling van Mark Rothko, iets wat we allebei echt wel graag wilden zien. En waarom dat niet een dagje Parijs?

Om kwart voor acht reden we richting Rijsel, om kwart over negen reden we daar het station uit op de TGV, om kwart over tien stonden we in Paris Gare du Nord. Makkelijker wordt het toch niet?

Ondertussen had Bart wel al een bericht gekregen dat het Centre Pompidou, waar we in de namiddag naartoe wilden, vandaag gesloten was door een vakbondsactie. Meh. Maar achteraf gezien was dat maar best ook, want het zou me absoluut niet gelukt zijn dat er nog bij te nemen, aangezien de rug echt niet optimaal is. Maar bon, ik ging er het beste van maken vandaag, en we gingen wel zien hoe ver de rug wilde meewerken.

We namen de metro (2.10 euro per rit, daar kan je niet voor sukkelen) naar de Sablon en wandelden daar nog een goeie tien minuten naar de Fondation Louis Vuitton, een prachtig bizar gebouw van Frank Gehry. Ik wist overigens niet dat dat zo ver buiten het centrum van Parijs lag, aan de rand van de Bois de Boulogne, nog buiten de Péripherique, zo’n 7 km in vogelvlucht van Hôtel de Ville.

We hadden tickets voor 11.30 uur en hadden verwacht dat we dan zomaar binnen konden lopen. Niet dus: er stond een rij van ettelijke tientallen meters aan te schuiven voor dat uur. Hmpf. Daar had mijn rug niet op gerekend… Maar toen zag ik in de rij mijn collega Sylvie staan! Die hadden tickets voor één uur, maar wilden eerst iets gaan eten. We zijn dan maar van plaats verwisseld, zij zijn langs een andere ingang naar het restaurant gegaan. Maar gelukkig ging na een kwartier de hele rij alsnog vlot binnen: iedereen moest door de scanner, vandaar. Ik snapte ook wel dat er strikt met uren werd gewerkt: het was er druk binnen, maar nog net doenbaar.

Ik leende een vouwstoeltje uit bij de balie, en liet me daarna onderdompelen in de wereld van Rothko. Eerlijk? Ik wist niet goed op voorhand wat ik moest denken van die gekleurde vierkanten, maar dat is ook niet weer te geven op reproductie. Rothko kan namelijk écht wel schilderen, zo bewijzen zijn eerste figuratieve werken. Maar wat hij doet met die “vierkanten en rechthoeken”, dat is… buitengewoon. Hij slaagt erin licht te vangen op een onnavolgbare wijze. Ik heb soms wel tien minuten zitten staren naar een van zijn kleurvlakken en werd helemaal meegevoerd. De moeite, echt waar. Onderstaande foto’s doen de schilderijen dan ook echt geen recht, maar bon.

Toen gingen we nog even buiten op de terrassen van het gebouw lopen, met een prachtig uitzicht over de Bois de Boulogne, en een glimp van de Eiffeltoren.

En toen was het al over half twee en was het op bij mij. Ik moest dringend zitten en eten, en vooral de pijn onder controle proberen houden. We wandelden dus terug richting de Sablon en waaiden daar Le Jardin binnen, een typische Franse brasserie met van die kleine tafeltjes en oogrollende Parijse obers die je het gevoel geven dat je mag blij zijn dat ze je überhaupt willen bedienen.

Na een klein akkefietje met pepersaus en omkiepende borden – later daarover meer – gingen we weer de metro op richting Arts et Métiers, waar we tot mijn grote vreugde in het metrostation verzeilden dat ik vorig jaar gemist had met Merel, en dat ik echt wel wilde zien. Die van Les Tuileries en Le Louvre waren anders ook niet mis. Leuk wat ze met die metrostations allemaal doen.

En ja, ik was blij om in Parijs te zijn.

We liepen naar de galerij waar Stephan Vanfleteren een tentoonstelling heeft – de reden waarom we deze vakantie naar Parijs gekomen zijn en niet ergens in februari of maart – en zagen dat het goed was. Zoals Bart zei: wat Rothko met licht doet in zijn schilderijen, doet Vanfleteren in zijn foto’s.

En toen had ik mijn tweede akkefietje van de dag, iets met een jas over mijn arm en plakletters en maken dat we weg waren en zo. Zoals Bart zei: “Met u kunt ge ook nergens komen…”

Oeps.

We wandelden verder richting Les Halles, gingen een koffietje drinken, zagen dat er in de winkel van Wasted Paris – Wolfs lievelingsmerk – geen halve zak te vinden was, liepen naar het grote hoofd aan Saint-Eustache, en besloten toen om te voet doorheen Parijs richting Gare du Nord te wandelen, via een aantal redelijk Aziatisch en roze geïnspireerde straten. Dat was maar een goeie twee kilometer, maar ik had beter moeten weten: het was net te veel voor mij. Tsja.

Soit, we waren ruim op tijd in Gare du Nord, vonden nog een tafeltje bij de Starbucks en zaten tegen half zeven op de trein, die een kwartiertje later vertrok en tegen kwart voor acht in Rijsel was.

Daar gingen we nog sushi eten en tegen tien uur zaten we moe maar voldaan in onze eigen zetel.

De moeite waard? Jazeker! Doenbaar op één dag? Zeker en vast! Goed voor de rug? Absoluut niet! Maar ben ik blij dat we het gedaan hebben? Volmondig ja.

Reislustig

Eigenlijk zijn we dit jaar eigenlijk allemaal wel redelijk reislustig geweest. Bart en ik gingen naar Poperinge, dan met zijn allen naar Sorrento, en dan ging ik met Merel naar Parijs: drie keer overnachtingen ergens anders dus.

Kobe ging op kamp, mee naar Sorrento en dan met Bart naar de GameCon in Keulen. Bart ging voor Poperinge, Sorrento en Keulen, en Merel zat in Sorrento en Parijs.

En Wolf? Die heeft natuurlijk de vakantie van zijn leven: de drie zorgeloze maanden tussen 6de middelbaar en universiteit. In juli heeft hij eigenlijk vooral gewerkt in de wasbar, kwestie van geld te verzamelen voor de rest van de vakantie. Begin augustus ging hij dus met ons naar Sorrento en daar heeft hij echt van genoten, zei hij: bonding met zijn broer en zus. Vijf dagen later vertrok hij voor zes dagen naar Barcelona met Arwen, iets dat ze volledig zelf hadden geregeld én betaald. En tien dagen later – tien drukke, goed gevulde dagen – vertrok hij met 7 vrienden naar Albufeira in Portugal. Een feestvakantie dus, want blijkbaar, zo liet hij weten, is de hele straat vol villa’s met jongeren, meestal zelfs Belgen. Meer nog: in een villa wat verderop zat nog een groep van jongens uit onze school, zodat ze eigenlijk met 15 waren. Samen zijn ze vaak uitgegaan, hebben ze gepaintballed, gekayakt en nog wel wat dingen.

Ik wil de details écht niet weten – what happens in Portugal, stays in Portugal – maar ik hoop dat hij zich geamuseerd heeft. Het lijkt in elk geval wel zo, van de schaarse berichtjes die we hier thuis kregen.

Straks komt hij thuis: Bart gaat hem ophalen en ik zie hem wel wanneer ik van het werk thuis kom, maar ik heb hem in elk geval gemist. Wat gaat dat geven als hij op kot zit, hmm?

Parijs, dag vier

Virginie, de verhuurder van onze AirBNB, was zo lief geweest om ons dit dagje ook nog te gunnen. Normaal gezien was het de bedoeling dat we tegen elf uur de deur achter ons dicht trokken, maar we hadden gevraagd of we enkel onze koffers mochten laten staan. Dat kon, zei ze, die gingen niet in de weg staan. Maar deze morgen kreeg ik een berichtje: dat de volgende huurders pas op zaterdagmorgen aankwamen en dat ze zelf maar ging komen kuisen in de avond, zodat we gerust nog tot een uur of zeven in de kamer mochten.

Nu, we hadden alles al ingepakt, de koffers stonden gewoon opzij, de kamer was leeg, maar we hoefden tenminste niet de hele dag te zeulen.

Tegen een uur of negen liepen Merel en ik richting Sacré Coeur, want de eerste dag hadden we daar in de buurt echt wel een fijne bakkerij gezien, en Merel wou daar echt naar toe. Groot gelijk, het ontbijtje was voortreffelijk en niet duur. Daarna gingen we even naar de Wall of Love, een muur waar in meer dan honderd talen I love you op staat, ook in reeds uitgestorven talen zoals het Navajo of, jawel, het Latijn en het Oud-Grieks.

We namen andermaal de metro, zodat we ook voor de laatste keer de Batobus konden nemen: de tickets waren geldig tot half twaalf en die boot blijft zalig.

Afstappen deden we voor de laatste keer aan Hôtel de Ville, om richting Les Halles te slenteren. Was me dat een teleurstelling zeg! Die zijn volledig gerenoveerd, zodat het oude beeld van de watervallen weg is en er nu gewoon een groot afdak is. Afknapper dus.

Maar door de naam Eglise Saint-Eustache te zien staan, viel mijn euro dat ik daar normaal gezien altijd een foto neem met dat hoofd dat daar ligt. Compleet vergeten! Wij dus naar het hoofd…

In een van de toeristische straatjes daar aten we een kippenbout met frietjes, maar man, vettig! Wel lekker, daar niet van…

En toen kwamen we aan het Musée des Illusions, het enige museum dat Merel echt graag wilde doen. We konden onmiddellijk binnen, maar toen we terug buiten kwamen, stond er een serieuze wachtrij.

Maar toen hadden we er allebei genoeg van: moe, heet, zere voeten… En aangezien we ons kamer toch nog hadden, namen we de metro naar huis, waar we tegen een uur of vier waren. We moesten pas om half zes weg, tijd genoeg dus om eventjes languit te liggen, te rusten, te lezen.

Dik kwart na vijf namen we afscheid, sleepte Merel de koffers van de gammele trap en rolden we richting station. Om daar vast te stellen dat het er pokkedruk was omdat zowat alle internationale lijnen – het gros van de treinen die daar toekomt en vertrekt – een stevige vertraging hadden. Blijkbaar waren er spoorlopers…

Gelukkig hadden ze er een Starbucks en konden we daar een zitplaatsje bemachtigen, want overal in het station, tegen elk muurtje en op elk hoekje zaten reiziger. Merel maakte kennis met de frappucino en met het fenomeen vertraging: het werd een dik half uur.

Nog een chance: in Brussel-Zuid bleken we drie minuten te hebben om de eerstvolgende trein naar Gent te halen, en dat haalden we gewoonweg! Netjes!

Een fijne babbel met een Brusselse jongeman en een taxirit later stonden we thuis. Rond een uur of negen dus: net genoeg tijd om Wolf een knuffel te geven en hem te zien vertrekken met zijn maten naar Parkkaffee.

Een vermoeiende citytrip, kilometers afgelegd, liters water gedronken, maar ook fantastische herinneringen gemaakt. Merel vond het alvast super, en daar gaat het toch om.

Parijs, dag drie

Dat een nachtje goed slapen toch een wereld van verschil kan maken!

Ik had mijn neusspuiter gebruikt zodat ik niet lag te snuiven, ik sliep onder een laken en Merel onder het donsdeken en blijkbaar was dat voldoende voor een deftige nachtrust. Oef!

We gingen ontbijten op de Place Choron – beetje veel verkeer, maar bon – en liepen te voet richting Opéra, want dat gebouw wilden we wel even zien, én daar zijn ook de fameuze, of misschien zelfs eerder beruchte Galleries Lafayette met dat schitterende dakterras.

Man, we keken onze ogen uit. Ik herinnerde me inderdaad dat daar alle chique merken zaten, maar wist niet meer dat die koepel er was, en dat de prijzen er voor sommige merken zó exuberant waren! Geef toe, 880 euro voor een vestje voor een vierjarige, Dior of niet… We liepen rond, voelden ons verschrikkelijk underdressed en toeristisch maar genoten van het gebouw.

En toen was er natuurlijk ook het dakterras met het fantastische uitzicht…

En verder ging de tocht: de Opéra werd eens grondig bekeken aan de buitenkant – de binnenkant hoefde echt niet voor Merel – en we namen de metro waar het vol stond met van die kleine geschilderde figuurtjes.

En toen, toen kwamen we bij de Tour Montparnasse, een veiligheidscontrole, een bagagescan en een uitzicht om u tegen te zeggen. En heet, heet!

Omdat het etenstijd was, mijn jongedame echt hangry kan zijn en de broodjes in de toren zelf er best wel lekker uitzagen en schappelijk geprijsd waren, bleven we daar dan ook maar iets eten. Alleen hun idee van ‘bière gourmand’ is ietwat vreemd, toch?

We namen de metro terug naar de Jardin des Plantes, de laatste halte van de Batobus, gewoon omdat we het zo leuk vinden om op die boot te zitten. We hadden evengoed rechtstreeks de metro kunnen nemen naar ons doel, maar da’s maar de helft van de lol, toch?

Tijd voor het grote werk: we stapten uit ter hoogte  van Le Petit Palais, wandelden via de afgrijselijke tulpen van Koontz naar de Champs Elysées, en merkten dat het verschrikkelijk heet was. We gingen voor een ijsje – toevallig bij blijkbaar het beste ijs van Frankrijk, en die mens heeft eigenlijk niet overdreven, het was echt ongeveer het beste dat we ooit gegeten hadden – en probeerden waterfonteintjes op te sporen, maar er waren er een aantal buiten gebruik. Meh.

Enfin, we zagen de Arc de Triomphe en het drukke verkeer errond, maar geen zebrapad. Allez! We hebben ons dan toch maar tussen het verkeer door geschoten, om pas achteraf te merken dat er gewoon een voetgangerstunnel was. Kiekens dat we zijn!

Het plan was om dan te voet tot aan de Seine terug te wandelen en intussen onze waterflessen op te vullen, maar dat liep niet zo vlotjes. Merel werd moe, we hadden allebei dorst, onze voeten deden zeer… We liepen langs bijzonder chique hotels met nog chiquere auto’s, en aan de Seine moesten we nog tot aan de Eiffeltoren voor een boothalte. En ja, op mijn open data kaart van drinkfonteintjes vond ik er eentje, een kleintje, niet ver van de Eiffeltoren. Het plan was om onze flessen te vullen, leeg te drinken en opnieuw te vullen, en er stond ook niemand. Maar tegen dat we gedronken hadden, stond er dertig man, I kid you not!

Het drinken hielp wel wat, ja. We namen de boot, stapten af aan Gare d’Orsay en namen daar dan de metro in één rechte lijn naar Saint-Georges, onze halte. En thuis, daar was er water ad libitum en blijkbaar ook een brie die je gewoon als koekje kan opeten. Moet kunnen, toch?

Voor onze laatste avond gingen we niet ver, in de Rue des Martyrs, voor een pokébowl. Merel kende het niet maar is wel fan, ja.

Tegen negen uur waren we terug en we sliepen allebei bijna onmiddellijk. Parijs, da’s vermoeiend, jong!

Parijs, dag twee

Man, maar hebben wij allebei slecht geslapen zeg!

Het lag niet aan de kamer, het lag niet aan het bed, maar wel degelijk aan ons. Tsja. Merel is absoluut niet gewoon om met twee in een bed te slapen en had het lastig met mijn zware ademhaling en af en toe blijkbaar licht gesnurk. Zij lag dan weer te smekken, te babbelen en zat op een bepaald moment zelfs recht. Maar vooral het ene deken voor ons beiden was niet praktisch.

Rond een uur of drie hebben we dan voor haar een nestje gemaakt aan de andere kant van de kamer: twee dekens en een donsdeken op elkaar gestapeld met daarover een laken waar ze zowel op als onder kon liggen. Dat scheelde een pak voor ons beiden, maar we waren eigenlijk nog moe toen we opstonden.

Tegen negen uur zaten we een paar straten verder op het voetpad aan zo’n piepklein bistrotafeltje met elk een croissant, ik met een stevige koffie en zij met een glas koude melk. Echt, gewoon eten in dat kind stoppen, dat scheelt al een pak!

We wandelden naar het dichtstbijzijnde metrostation en trokken naar Trocadero. Ah ja, want als je het mooiste – en bekendste – uitzicht wil op de Eiffeltoren, moet je daar zijn natuurlijk. Merel vond het héérlijk!

We liepen de trappen af, keken even rond in het park rond de Eiffeltoren, zagen dat dat al meteen betalend was, maar aangezien Merel geen zin had om de toren zelf te beklimmen, wandelden we terug naar de Seine.

Daar namen we een abonnement voor twee dagen voor de Batobus: de lijndienst op de Seine waarbij je 10 haltes hebt – vijf aan elke kant, de belangrijkste bezienswaardigheden – met een boot om de twintig minuten. 24 uur was 19 euro voor mij (11 voor Merel), 48 uur maar 21 (en 13 voor Merel). Ge ziet van hier dat we dat meteen 48 uur hebben gepakt!

En ja, het was ondertussen flink boven de dertig graden en behoorlijk heet op die boot in de volle zon, maar het was wel genieten! We bleven een dik half uur zitten en stapten af aan de Notre Dame, waar we eerst iets gingen eten op een terrasje aan de afgesloten brug. Met twee aan dezelfde kant op zo’n bistrotafel, dat is het toch niet…

Daarna waren we zo moe en zo warm dat we in een parkje vlakbij eerst een cache deden en daarna gewoon gingen liggen in het gras, zoals behoorlijk wat Parijzenaars, zo bleek. Het deed deugd, daar in dat gras in de schaduw.

En toen wandelden we rustig verder, gelukkig langs enkele openbare drinkfonteintjes, over het Île de la Cité, langs Hôtel de Ville, naar Centre Pompidou. Ik wilde dat ze die gebouwen toch minstens eventjes gezien had, en ik wilde haar eigenlijk vooral ook de fontein op het Stravinskyplein laten zien, met de bewegende kleurrijke beelden van Niki de Saint-Phalle en Jean Tinguely. Die had enorme indruk gemaakt op mij, blijkbaar, toen ik 16 was en met school naar Parijs was geweest. Alleen bleek de fontein in restauratie en was er geen bal te zien. Meh.

We liepen terug naar het water en namen de boot naar het Louvre. Altijd fijn, zo’n boot om eventjes rustig op te zitten en je voeten wat rust te geven.

Aan het Louvre was het niet alleen pokkeheet maar ook echt wel druk. Ik toonde Merel de Arc de la Caroussel, de rechte lijn van Parijs en uiteraard ook de glazen piramides, want die wilde ze zeker zien. Dat het Louvre niet zozeer die piramides was, maar wel een gigantisch museum en dat die piramides eigenlijk gewoon de ingang en lichtkoepels waren, daar had ze geen flauw idee van. Binnen wilde ze niet, en dat deden we dan ook niet.

We passeerden nog even langs de vreemde zuilen van het Palais Royal en besloten toen dat we allebei geen voeten meer over hadden en dat het welletjes was geweest. Een goeie metrorit later zaten we op een terrasje aan de Place Saint-Georges, het dichtstbijzijnde station bij onze kamer. Vijf euro voor een cola, en dat in een niet echt toeristische buurt…

In de studio gingen we allebei uitgeteld liggen en ik denk dat ik ook echt in slaap ben gevallen. Tsja, zoveel rondlopen na zo’n slechte nachtrust…

Maar tegen half acht stonden we fris en fruitig en netjes gedoucht op een leuk pleintje wat verderop en zagen we de lokale Indiër wel zitten. Man, schitterende keuze! Merel nam lam tikka massala, ik lam korma, met een ongelofelijk lekkere goa bij, een sapje van mango, papaya, ananas en kokos. Héérlijk gegeten en voor geen geld!

Tegen half negen waren we terug, niet veel later sliepen we beiden. Ik had nog gedacht van te bloggen, maar was daar eigenlijk veel te moe voor, zowel lichamelijk als mentaal.

 

Parijs, dag een

De kinderen mogen, wanneer ze van het lager naar het middelbaar gaan, een citytrip kiezen naar een Europese stad naar keuze, met de ouder naar keuze.

In 2016 koos Wolf voor een weekendje Londen met zijn papa. In Kobes vakantie destijds kregen we het niet ingepland, en toen kwam corona. Tsja. Maar donderdag vertrekt hij met Bart voor drie dagen naar Keulen. Ja, mijn wenkbrauwen gingen ook de hoogte in, toen hij dat aankondigde, maar zodra hij eraan toevoegde dat het dan GameCon was, de grootste gaming beurs van Europa, klonk het net iets logischer.

Merel, mijn meisje zijnde, koos resoluut voor Parijs met mij. Een girls’ trip naar de meest bejubelde, meest romantische, meest tot de verbeelding sprekende stad? Ja hoor. Ze had al op voorhand uitgedacht wat ze allemaal wilde zien, maar liefst geen musea. Van mij niet gelaten, het was haar trip, zij bepaalde. En ja, ze was er helemaal klaar voor!

Onze trein naar Brussel ging om 9.55 uur, zodat we de taxi gevraagd hadden om 9.30 uur. Zelf reken ik een kwartiertje om naar het station te rijden, meer dan tijd genoeg, dachten we. Dat was echter buiten Guido gerekend: hij stond hier wel om 9.25 uur, maar had toen het lumineuze idee om dwars, maar dan ook dwars door ’t stad te rijden. Als in: Wiedauwkaai – even aanschuiven – en dan – oei, juist, de Opgeëistenlaan is onderbroken, wacht! – langs de Gasmeterlaan, over Wondelgembrug, door de Wondelgemstraat, via de Begijnhoflaan langs de Nieuwewandeling, toch de kleine ring op (die hij al veel eerder en vlotter had kunnen bereiken) – “maar Guido toch, ze zijn hier ook aan ’t werken, ge zijt een kalf, hoe kunt ge nu zo verkeerd rijden, maar vent toch” de arme man zat te vloeken en tikte de meter af op 20 euro – de Groot-Brittanniëlaan in, om uiteindelijk zich om 9.52 uur op het stationsplein zelf te schieten. De trein reed net het station binnen, we hebben ons gerept naar perron 9 – ge zult niet anders zien – en haalden gelukkig nog net de trein. Oef.

Gelukkig was dit geen voorteken voor de rest van de reis: de overstap in Brussel-Zuid op de TGV verliep zeer vlot en aan een snelheid van 300 km/uur zoefden we naar de lichtstad.

En toen was het een dikke twintig minuten met ons rolkoffertjes door de straten van Parijs naar onze AirBNB. Ik had wel even zitten kijken en toen iets gekozen dat best meeviel van prijs, niet ver van het station was, in een rustige buurt, en dat er vooral meer dan deftig uitzag. Man, zijn wij met ons gat in de boter gevallen zeg! Met stijl ingericht, kraaknet, deftige keuken en vooral een überpropere badkamer met een geweldige douche (als in: megaproper, nieuw, heet en veel waterdruk). En dan de ligging: niet gewoon in de quartier Montmartre, maar in een autovrij straatje in een afgesloten beluik met een fantastische binnentuin.

Alleen de traphal viel gigantisch tegen en deed ons de schrik om het hart slaan: niet afgewerkt, blote elektriciteitskabels, een oude gammele trap… Maar de kamer zelf: un bijou!

We luisterden naar de uitleg van de gastvrouwe, installeerden ons en trokken toen richting Montmartre, uitgehongerd. Ha ja, het was al bij tweeën, we waren vroeg op en Merel wordt gigantisch hangry… En die kan dan ook zo enorm gelukzalig kijken zodra ze eten voor haar neus krijgt.

Op de Place d’Anvers – of all places – placeerden we ons op een terras met een wreed wijze dienster en een haalbare lunch. Het eten is niet speciaal duur hier in Parijs, maar je betaalt stevig voor je drank: een cola is al gauw vijf euro, een koffie ook. Gelukkig krijg je ook altijd een karaf kraantjeswater voor niks.

Enfin, een beetje moe maar gelukkig weldoorvoed trokken we verder richting de Sacré Coeur. Man, wat een volk! Maar wij moeten niet spreken want we liepen er per slot van rekening ook tussen.

We namen puur voor de lol de funiculaire naar boven, liepen rond, genoten van het uitzicht, losten een reeks geocaches op, vingen een eerste glimp van de Eiffeltoren op en namen uiteraard ook een selfie, zoals u in de foto van de dag kon zien.

Omdat we ’s middags zo laat hadden gegeten en eigenlijk allebei behoorlijk moe waren, besloten we om gewoon een baguette te kopen en even langs de Carrefour te gaan voor brie, salami, boter, melk en wat druiven. Zoals gezegd: Merel strààlt gewoon als ge die eten geeft…

En toen, toen installeerden we ons samen op ons bed en keken naar ‘De klokkenluider van de Notre Dame’, want die had Merel zowaar nog niet gezien.

Die Notre Dame, dat zal voor morgen zijn, want nu is ons pijp gewoonweg uit.