Gedichtendag

gedichtendag

In 2006 was het een Latijns gedicht van mijn favoriete dichter Catullus, in 2007 alweer eentje van Catullus, maar dan wel mijn lijfgedicht (vraag maar aan mijn leerlingen), in 2008 ging ik de Nederlandstalige toer op met Hans Andreus, en vorig jaar kwam Van Ostaijen aan de beurt met zijn Melopee.

Dit jaar voelde ik me vandaag vooral nogal absurd en surrealistisch, en leerde ik een collega Nederlands mijn favoriete gedicht van Cees Buddingh kennen, een gedicht uit 1943 al.

Ik ben de blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan,
Daar komen vreemde kind’ren van.
Raban! Raban! Raban!

Ik ben een blauwbilgorgel
Ik lust alleen maar korgel,
Behalve als de nachtuil krijst,
Dan eet ik riep en rimmelrijst.
Rabijst! Rabijst! Rabijst!

Ik ben een blauwbilgorgel,
Als ik niet wok of worgel,
Dan lig ik languit in de zon
En knoester met mijn knezidon.
Rabon! Rabon! Rabon!

Ik ben een blauwbilgorgel
Eens sterf ik aan de schorgel,
En schrompel als een kriks ineen
En word een blauwe kiezelsteen.
Ga heen! Ga heen! Ga heen!

Olympiade Latijn

Na behoorlijk wat regelwerk (timing die niet schitterend was op school, en daarbij mijn verstrooide geest) had ik vanmiddag toch nog zes deelnemers aan de Olympiade Latijn. Jawel, ook die bestaat, naast de alom gekende Wiskunde-olympiade, en intussen ook de chemie-, fysica- en geo-olympiades.

Eigenlijk bestaat die zelfs al lang: dit is de 17de nationale versie ervan. Destijds, toen ik in mijn zesde jaar zat, was ze nog niet landelijk georganiseerd, maar werden er blijkbaar gewoon een paar scholen uitgenodigd. Ik was bij de gelukkigen, en heb dus vijf hilarische dagen in Arpino doorgebracht, de geboortestad van Cicero.

Want eigenlijk heet die olympiade de Certamen Ciceronianum Arpinas, en draait ze rond het vertalen van een tekst van Cicero. Ik had gevreesd voor een moeilijke redevoering, of een stuk uit zijn filosofisch werk. Mijn leerlingen kregen echter een brief voorgeschoteld uit zijn ballingschapsperiode, zoals ik die lees in het vierde jaar.

Ik kon het op zicht vertalen. Ik hoop dus maar dat mijn leerlingen er ook iets van terecht gebracht hebben. Ik ben in elk geval wel razend benieuwd naar het resultaat. Want, hoe je het ook draait of keert: een laureaat straalt vooral af op de lesgever, en eigenlijk zou ik dat bijzonder graag hebben 🙂

Wolscheerder (de gouden raad van tante Gudrun)

Ik heb gisteren een kwartiertje wol zitten scheren. Nee, niet de ruwe grondstof rechtstreeks van de schapen, maar wel de pluisjes van een heel mooi wollen vestje van Kobe.

Door het dragen en het wassen was het nogal enthousiast beginnen pluizen, en dat staat meteen zo slordig. Jaren geleden had ik me een scheermachientje aangeschaft, en dat werkt dus wonderwel. Het duurt nogal lang, maar het resultaat mag er echt wel zijn.

Oordeel zelf: de linkerhelft is geschoren, de rechterhelft nog niet.  En zeg nu nog eens dat ik geen brave huisvrouw ben!

vestje

Linguïstisch principe

Gisteren in de Gentse les verkondigde Freek Neirynck een, naar mijn bescheiden mening althans, zeer valabele stelling. Linguïstisch onderzoek heeft blijkbaar uitgewezen dat een niet-moedertaal spreker, als het op dialecten aankomt, mits grondige en langdurige blootstelling, het dialect vaak beter beheerst dan een zogenaamde native speaker.

Hoezo?

Neirynck zei dit omdat hij zelf eigenlijk niet van Gent afkomstig is, maar wel van Ruiselede, en dat hij met zijn familie daar wel degelijk Ruiseleeds spreekt. Hoe kan zo iemand dan Gents aanleren? Wel, iemand die opgroeit in een bepaald dialect, heeft een vaste aangeleerde woordenschat, waarvan hij zelden afwijkt. Hij heeft nu eenmaal een bepaald woord in zijn vocabularium waarvoor hij geen alternatieven nodig heeft, en ze dus ook niet beheerst.

Een non-native speaker staat veel meer open voor alle kenmerken van dat dialect, luistert veel meer en beter, en gaat dus wél vaak meerdere synoniemen beheersen en gaan gebruiken. De voorwaarde is uiteraard dat de persoon in kwestie een echt taalbad ondergaat, en dat dialect dan ook volledig leert beheersen.

Ik kan me daar wel in vinden, in die linguïstische stelling. Yup.

Vriendenboekjes

Een post die eigenlijk vooral thuishoort op Misantropia (en daar dus ook te vinden is), maar die ik u hier alvast niet wilde onthouden.

Degene die van die vriendenboekjes voor kleuters heeft uitgevonden, moesten ze onthoofden, vierendelen en verzuipen in brandende pek!

Lagereschoolkinderen kunnen dat zelf invullen, maar kleuters dus niet. En wie mag dat dan doen, hmm? Juist, mama! En die kinderen kunnen dat dus nog niet eens zelf lezen ook. Trouwens, wie is er nu geïnteresseerd in de horoscoop van mijn kind? Of het feit dat zijn lievelingsfilm Madagascar is?

En dan moet daar nog een foto bij ook! Ik heb me dus al eens beziggehouden om een gans vel gelijke fotootjes af te drukken. Ik denk dat ik er nu al een stuk of twintig van heb opgebruikt.

Verbranden, die handel!

Groot (of toch bijna)

Deze morgen ging Kobe zijn laatste week in de crèche in.

Nog één week, en ook hij mag al naar school.

Mijn jongens worden groot. En ik weet eigenlijk niet of ik daar wel onverdeeld gelukkig mee ben.

Vrijdag

Vrijdag heb ik een onverwacht gezellige namiddag gehad.

Ik moest lesgeven tot 12.05u, en had daarna Twunch in de Greenway in Gent. We hadden al bij al een hoop volk, en blijkbaar een zeer gastvrije eigenaar, gezien de etalage :-p

twunch

Er was een ganse hoop volk, en daaronder ook Saskia, een ingeweken, goed geschifte Nederlandse die een tijdlang in Gent heeft gewoond, maar nu beroepshalve zich in Antwerpen ophoudt. Ze is momenteel bezig aan een alternatieve stadsgids over Gent, en vroeg nog een aantal adresjes. De leerkracht in mij kwam boven en ik kon het niet laten hier en daar een schrijffout aan te duiden in haar conceptexemplaar, en vooral een aantal dingen toe te voegen. Toen ze blijkbaar de Antoniuskaai niet kende, en de bijhorende prachtige brug van Walter De Buck, heb ik haar meteen maar meegenomen in die richting.

We zijn wel eerst in de Walter (Gents nieuwste hippe koffieplaats) een koffie gaan drinken, en daarna een fijne wandeling gedaan via ’t Gewad, het Prinsenhof en de Antoniuskaai. Omdat ze ook nog in Simon Says wou gaan kijken, zijn we daar dan opnieuw een koffie gaan drinken.
Vandaaruit ben ik dan nog naar de Inno getrokken (zij bleef daar zitten om de wifi te misbruiken om nog wat te werken) om een paars hoedje (gespot door mijn ma) te kopen, en al bij al was ik pas tegen zes uur terug thuis, mét zere voeten (want ik had die wandeling niet voorzien en dus geen goeie schoenen aan).

Al bij al dus een drukke, fijne, en vooral onverwachte namiddag gehad.

En geen bal van het voorziene schoolwerk gedaan, maar bon :-p

Vier jaar

Vier jaar, jawel, vier jaar ben ik hier al onzin aan het verkopen. Dag op dag.

In het begin ging het met horten en stoten, maar op nieuwjaarsdag 2009 had ik het voornemen gemaakt om elke dag minstens één postje te hebben. Dat is gelukt, al heb ik geregeld postjes op voorhand klaargezet, of achteraf nog afgewerkt.

804 posts heeft dat opgeleverd, waarvan ongeveer 400 in 2009.

Bedankt om te lezen, maar u hoeft zich echt niet verplicht te voelen. Want ik, ik blijf nog wel eventjes onzin schrijven 🙂

Tweiclub nummer 5

knitting-gift

Na een half jaar pauze was er gisteren eindelijk weer eens een Tweiclub. Blijkbaar was de datum niet bijzonder goed gekozen, want nogal wat mensen waren nog bezig met examens, of lagen ziek in hun zetel te zuchten.

Het resultaat was dat we met vier gezellig in de zetel zaten: San, Patricia, Els en ik. Ik heb een sjaal voor Kobe afgewerkt, San heeft een volledige muts (mét bloem) gehaakt voor een vriendin, Patricia heeft duchtig zitten tellen en uiteindelijk iets nieuws opgezet, en Els was bezig met een Nepalese oormuts. Tussen het getik van breinaalden en haaknaalden door hebben we oeverloos zitten kletsen, chips gegeten en een klein taartje naar binnen gespeeld.

Rond half twaalf heb ik uiteindelijk iedereen naar huis gestuurd, of we hadden er nog minstens een uur gezeten.

Hopelijk de volgende keer weer wat meer volk?