Eerste echte werkdag

Ik ben al bezig voor school sinds 16 augustus, want dan is de website weer actief geworden. En eerder heb ik ook al stevig aan mijn syllabi zitten sleutelen, en dan vooral aan die van Grieks.

Ik had geen herexamens, dus ik moest niks gaan afnemen, en ik had zelfs geen enkele leerling die herexamens had, dus ik moest ook niet aanwezig zijn bij de deliberaties. Extra dagjes vrij dus, ook al zijn die officieel nog vakantie.

Vandaag werden we echter allemaal om 8.30 uur op school verwacht: eerst werden alle leerlingen met zorgnoden overlopen, en tegen tien uur was er de algemene personeelsvergadering, gevolgd door een zeer fijne brunch.

Het is elke keer weer wennen, opnieuw in het schoolgebouw zijn, alle collega’s nog uitgerust en gebruind, enkele nieuwe gezichten…

Heb ik er zin in? Eigenlijk wel, ja. Ik weet niet of ik nog steeds evenveel energie zal kunnen opbrengen als twintig, of eigenlijk zelfs bijna dertig jaar geleden, maar ik zie het wel zitten, ja.

Op naar die eerste schooldag.

Flynn’s

Bart had het van verschillende kanten aangeraden gekregen: Flynn’s, een up-and-coming restaurantje in Ledeberg. Het had eerder een succesvolle pop-up gekend, en was nu dus eerder permanent.

Ik wist niet meteen wat te verwachten en had de jeans omgewisseld voor een iets gekledere broek, en Bart was gewoon in zijn werkoutfit gegaan. In de Langestraat in Ledeberg vonden we het eerst niet, tot we op een bakkerij op het venster Flynn’s zagen geschreven staan, in van die krijtstift. Meteen gingen onze wenkbrauwen omhoog. Zou het dit zijn? Ja dus.

Alras voelde ik me schromelijk overdressed: Flynn’s bleek zo pretentieloos als maar mogelijk, en bijzonder hipster. De tafeltjes en stoelen zijn opgevist uit een kringwinkel of ergens een intussen vernieuwd parochiaal centrum: klein, met mica en vooral een allegaartje. Ook de rest van de ruimte kan een vrouwelijke (of toch een mens met iet of wat gevoel voor stijl) hand gebruiken, want echt gezellig kan je het er eigenlijk niet noemen, ondanks de paar planten. Het is dus een oude bakkerij en dat merk je. De keuken is echter wel top notch: volledig geïnstalleerd, compleet met grote broodoven en al. Dat de afwasmachine ook niet in een afgesloten ruimte staat, stoort wel wat, want zo’n industrieel ding maakt serieus wat lawaai. De tafeltjes waren gedekt met uitgebloeide buddleia in een vaasje en witte papieren servetjes.

Maar bon, we gingen zitten en een bebaard jongmens met ribfluwelen broek, muziekT-shirt en petje op kwam luisteren wat hij ons kon brengen. De kaart bleek een stukje papier te zijn met twee voorgerechten, drie hoofdgerechten en twee desserts. De drankkaart was ietsje uitgebreider.

Bart ging voor de tomaatjes, ik voor de maatjes, maar dan zonder de komkommer. De kok moest even nadenken, maar maakte dan een eenvoudige broccolicrème van geroosterde broccoli voor bij die maatjes. Dat werd overigens geserveerd met een duidelijk zelfgebakken brood.

Hmm. We begonnen te begrijpen waarom dit een aanrader was. Als hoofdgerecht namen we allebei de lamsnek, en die viel gewoon van het been, zo mals was die. Hier misten we wel iets van koolhydraten: pasta, rijst of iets dergelijks.

Een dessertje lieten we ook niet voorbijgaan: voor Bart de kaas, voor mij de millefeuille, en jawel, die zou niet misstaan in een sterrenrestaurant.

De rekening zat uiteindelijk net boven de honderd euro, maar daarin zaten twee aperitieven, voorgerecht, hoofdgerecht, dessert en een glas wijn. Het water krijg je er gratis bij uit de kraan.

Waren we verrast? Ja, twee keer: de inrichting viel ons tegen, maar het eten was voor zijn prijs voortreffelijk. Kok Flynn kan duidelijk koken, zoveel is zeker. Jammer dat de twee elementen die een goed restaurant maken, zo sterk uiteen lopen.

Zoals Bart zei: we gaan over een jaar nog eens terugkeren. Dan is het restaurant ofwel verdwenen, ofwel een stuk geüpgraded. Afgaand op de kwaliteit van de gerechten hoop ik toch op het tweede.

Project kast en bureau

Behalve het herschilderen van Merels bureau had ik nog niet bepaald veel uitgespookt hier in huis. Geen idee vanwaar de plotse lust tot opruimen me bekroop, maar die was er plots wel, en ik ging er zeker niet tegenin gaan.

Mijn grote – echt wel grote – bureaukast was me al langer een doorn in het oog. Enfin, dat gecombineerd met mijn bureau dat maar niet opgeruimd raakte omdat de helft ervan in de overvolle rommelkast moest. En die kast kon ik maar beginnen opruimen als ik voldoende tijd had en de rug dus meewilde. Een geval van yak shaving dus.

Soit, de beginsituatie van de kast was als volgt:

Oude cursussen, oude facturen, oude documenten, doosjes allerhande en dingen die er dus zonder meer zijn ingepoeft wegens geen zin en tijd om op te ruimen.

Ik ben rechtsboven begonnen, heb systematisch boord per boord leeggemaakt en van elk item bepaald waar het naartoe moest én dat ook uitgevoerd. En ja, dat was niet op één dag, dat heb ik in stagekes gedaan, ook al omdat de rug dat niet fijn vindt. Ik heb er twee grote dozen papier uitgehaald, een grote vuilzak afval, een hele zak PMD.

En toen was de hele kast in orde. Tot mijn eigen grote verbazing.

Op dat moment was mijn bureau nog een slagveld met enkele grote stapels papier en rommel. Ik heb er geen foto van genomen, maar denk dit:

Verder dan het onderstaande ben ik qua opruimen in de voorbije twintig jaar ook nooit geraakt:

En toen was er nu plots dit:

Jawel.

Ik kan er zelf ook nog niet passeren zonder de nodige verwondering en trots.

En mijn kuisvrouw is luidop in de lach geschoten toen ze het zag, puur uit ongeloof. Ze geeft het een week…

Lectuur: “Sherlock Holmes and the Sussex Sea-Devils (The Cthulhu Casebooks, #3)” van James Lovegrove

Ik had de twee vorige ergens in mei gelezen en zag het wel zitten om ook boek drie als snack tussendoor te lezen. Ook hier heb je het best de twee vorige gelezen om mee te zijn met alle details, maar verder is het hele verhaal een pak grimmiger. Er sneuvelen nogal wat personages, het gaat grondig mis, en jawel, de nodige Cthulhu mythos is duidelijk aanwezig, compleet met R’lyeh en al.

Het blijft natuurlijk wel in de eerste plaats een Sherlock Holmes-verhaal in de stijl van Arthur Conan Doyle en minder een Lovecraftverhaal, en het boek is ook het sterkst in de puur detectivemomenten. Het stuk in R’Lyeh vond ik persoonlijk wat minder, de horror zoals die bedoeld is, komt niet voldoende naar boven. Maar dat is een persoonlijke mening, natuurlijk.

Zou ik boek vier nog lezen, mocht dat er zijn? Ik denk het niet: de verhalen zijn net iets te veel mossel noch vis, en dan lees ik liever de pure verhalen.

Altijd-onderweg-zoon

Véronique gebruikte destijds die bewoordingen om een van haar zonen te beschrijven, en tegenwoordig is dat perfect van toepassing op onze Kobe.

Net zestien geworden, maar eigenlijk nooit thuis. Hij zal de hele vakantie geen tien dagen thuis geweest zijn, denk ik, en dat begon eigenlijk zelfs al in juni. En het probleem is: ik kan hem niks weigeren omdat ik niet inzie waarom ik dat zou doen: hij kan maar deugd hebben van zijn leven, toch?

Na zijn examens, dus nog voor zijn rapport, is hij vier dagen gaan kamperen met zijn scoutsvrienden in de Ardennen. Vijftien dus nog, en hij moest me dus wel laten weten waar hij precies zat. De campings waren ook op voorhand geboekt, gelukkig maar.

Op donderdag kwam hij thuis, vrijdagvoormiddag moest hij nog op school zijn, en van school uit vertrok hij met de fiets naar het station, naar Werchter voor de Red Hot Chili Peppers. Pas tegen half vijf – het concert duurde lang, de trein liet op zich wachten, de rit duurde anderhalf uur, en toen moest hij nog fietsen – lag hij in zijn bed. Gelukkig kon hij de zaterdag wat bijslapen, want op zondag was er het lentefeest van Marne, en op maandag stond hij op het speelplein van Wippelgem. Dat doet hij als vakantiejob samen met zijn scoutsvrienden. Voor het geld hoeft hij het niet te doen: als vijftienjarige zonder brevet krijgt hij 15 euro per dag daarvoor. Zodra hij 16 wordt gaat het omhoog, en zodra hij ook zijn stage heeft gedaan, gaat het naar 35. En wanneer hij 18 is en hoofdleiding, is het een volwaardige job aan 12 euro per uur. Maar nu is het eigenlijk nog een combinatie van lol met de vrienden en een beetje extra zakgeld. Hij is er wel de hele week voor weg van half negen ’s morgens tot half zeven ’s avonds.

Dan was hij het weekend wel min of meer thuis, al is er altijd wel iets te doen; hangen in de tuin van Rhune of in de garage van Suzanne, of naar het Parkcafé of…

Op woensdag vertrok hij richting gewoon scoutskamp voor een week, om de donderdagmiddag thuis te komen. Vrijdag en zaterdag net genoeg tijd om alles te wassen en eventjes bij te slapen, op zondag was hij weer weg naar Zuid-Korea…

Daarvan is hij op een maandagnacht thuisgekomen, dinsdag heeft hij bijgeslapen, en woensdag, jawel, stond hij alweer op het speelplein. Als hij namelijk zijn stage nog deze vakantie wilde afwerken, moest hij wel, verklaarde hij. Ook de week van 21 augustus was een volledige speelpleinweek, met ’s avonds de nodige extra activiteiten, en in het weekend was er Woodrock waar hij enkele shifts draaide als toiletmadam.

En die laatste dagen van de vakantie kon hij zijn maten toch niet in de steek laten op het speelplein? Toch? Dus ja, ook morgen en overmorgen staat hij nog in Wippelgem.

Woensdag en donderdag zal hij thuis zijn. Denk ik. Hoop ik.

En dan begint de school weer en gaan we dat weg zijn grondig terugschroeven. Eerst moet hij bewijzen dat zijn Frans en zijn wiskunde wél goed kunnen zijn, en dan zien we wel weer…

Kobe, mijn altijd-onderweg-zoon. Benieuwd waar hij zal eindigen.