Boo Raan

Barbara, mijn nichtje en vooral mijn trouwe kinesiste die me elke woensdag wat extra energie bezorgt, had al lang gezegd dat we nog eens samen moesten gaan eten. Ze weet dat Bart en ik wel fan zijn van het betere restaurant, en zelf zijn ze behoorlijk enthousiast over Boo Raan, het enige Thaise restaurant in de Benelux met een michelinster. Wij zeiden niet nee…

Enfin, vandaag stonden we dus om acht uur in Knokke voor een zeer gezellige avond. Maar wat het eten betreft bleven we een beetje op onze figuurlijke honger zitten. Ik geef toe, Bart noch ik zijn kenners van de Aziatische keuken. Dat is eens lekker, maar wij houden het doorgaans op Frans met een hedendaagse twist, denk Boury of Hertog Jan of zo.

Maar waarom dit restaurant dan een ster verdient, was voor ons beiden een raadsel. We gingen voor de ontdekkingsmenu waarbij je de gerechten deelt met elkaar: er komen grote schotels op tafel en ieder neemt wat hij wil. Lekker, uiteraard, blijkbaar ook authentiek, maar waarom deze loempia of deze gefrituurde garnaal nu beter is dan bij een ander restaurant, daar hadden we het raden naar. Jammer genoeg was ik vergeten vragen aan Barbara om bij het reserveren te vermelden dat ik zwaar intolerant ben voor komkommer, zodat ik een aantal gerechten helaas niet kon proeven, maar het is niet alsof ik honger had, verre van.

We hadden echter geen enkel moment iets van “wow”, terwijl we dat regelmatig hebben bij andere restaurants. Tsja.

Ik ging als enige voor een dessert, iets van Thaise pannenkoeken met banaan. Euh… De pannenkoeken waren iets tussen oliebollen en gefrituurd brood, bijzonder zwaar, maar de karamel was hemels. Eigenlijk is het me achteraf een beetje misvallen wegens veel te vettig, maar dat kon ik niet weten natuurlijk.

Soit, een zeer aangename avond gehad, dat wel, maar om dit restaurant nu een ster te geven? Ach, Michelin zal wel weten wat het doet, zeker?

Bar Bask

Bart wilde eigenlijk al heel erg lang hier eens gaan eten: we hadden ooit een reservatie, maar toen bleek ik iets niet mijn agenda gezet te hebben en ging het dus niet door. En een reservatie vast krijgen blijkt dus niet evident te zijn, want nog steeds is dit restaurant aan het begin van de Brusselsesteenweg bijzonder hip en populair.

Was het daarmee misschien dat onze verwachtingen wat te hoog gespannen waren? Geen idee…

Wat wij vooral vaststelden, is dat het er druk en luid is, dat je er lang moet wachten op je eten – als ze je al niet vergeten, zoals bij de uitleg over het menu of het brengen van het water – en dat het er behoorlijk duur is voor wat je krijgt.

Ik bedoel maar: een grote lap perfect gebakken maar lauw vlees – bleu chaud is in mijn ogen toch op zijn minst warm, indien het niet heet is – voor honderd euro voor twee personen? Voor aardappelen (7.60 €) of een slaatje (3.80 €) betaal je immers nog bij. En eerlijk? Ik heb al beter vlees gegeten voor veel minder geld. Het was niet bepaald Wagyubeef… Twee langoustines, gewoon gegrilld zonder verdere bereiding, kost je 20 euro, 10 euro per beestje dus. De mergpijp met geroosterd brood (15.90 €) was dan weer uitmuntend, maar dat heeft dan ook niet echt een bereiding nodig. En voor water van de pomp betaal je vier euro per persoon, maar dat moet je blijkbaar wel een paar keer vragen.

Resultaat was dat we ook geen dessert hebben genomen, om eerlijk te zijn. Het hoefde voor ons niet meer. We deelden in feite allebei dezelfde mening: we bleven op onze figuurlijke honger zitten, we hadden echt beter verwacht. Misschien zijn we ondertussen wat blasé geworden door alle sterrenrestaurants, maar voor 185 euro voor aperitief, voorgerecht en hoofdgerecht, met water, mocht het wel wat meer zijn.

En iets zegt me dat we deze Bar Bask ook niet meteen een herkansing zullen geven. Het zal er de volgende keer, zolang het zo gehypet blijft, niet minder druk, minder luid of minder duur op geworden zijn. Als ik het vergelijk met pakweg de 125, dan weet ik wat ik moet kiezen, en dat voor de helft van de prijs. Tsja.

Familiebijeenkomst in de ArtiChaud

Zoals altijd gingen we ook vandaag met Barts familie eten: zo hoort dat al sinds jaar en dag op Allerheiligen, en ik kan me daar volledig in vinden.

En zoals altijd werd dat voorafgegaan door een bezoek aan het kerkhof van Kruishoutem om even hallo te gaan zeggen aan Jeroom. Het is al tien jaar dat we hem moeten missen, al veel te lang tien jaar.

Daarna gingen we even langs bij nonkel Staf, om dan richting de ArtiChaud in Kruishoutem te rijden. Vroeger kwamen we hier vaak, nu was het even geleden, maar het eten is er alleen maar beter op geworden, heb ik zo de indruk. De porties zijn in elk geval niet kleiner geworden: eigenlijk was het lenghaasje met risotto al een hoofdgerecht op zich, en dan moest het hertenkalf met veenbes en amandelkroketjes nog komen.

Omdat we deze keer al om twaalf uur hadden afgesproken in plaats van het vroegere één uur, waren we nu tegen half vier al weer buiten, maar het was echt wel lekker en gezellig geweest, maar zeker ook lang genoeg voor Nelly.

Bart bracht haar naar huis, wij reden naar ons eigen huis, en we zagen dat het goed was, zo’n traditie.

125

Uit te spreken: één twee vijf. Dat is namelijk de naam van een restaurant op de hoek van de Molenaarsstraat, vlakbij ons nieuwe appartement.

Gwen en ik hadden afgesproken om te gaan eten, en wonder boven wonder hadden we hier op maandagavond nog een plaatsje vrij gevonden, aan de bar weliswaar, maar dat stoorde niet.

We hadden elkaar wel vorige donderdag gezien, maar dat was in professionele capaciteit en dus konden we niet echt kletsen. Dat hebben we vanavond dan maar ingehaald, vergezeld van ronduit heerlijk eten.

Veel keuze is er eigenlijk niet: drie hapjes, drie voorgerechten, drie hoofdgerechten, drie desserts. Gwen en ik deelden dan maar de grijze garnaaltjes op een tempura van courgette en de kroket van eend met chilimayonaise als hapje. Fantastisch lekker en verrassend.

Een voorgerecht hoefde niet, als hoofdgerecht nam ik Pluma Duroc met bloemkool en dragon, en Gwen ging voor de portobello met quinoa en witte kool. Opnieuw een voltreffer, geloof me.

In alle desserten zat helaas lactose, en ook al wilde de keuken met plezier iets aparts maken, Gwen ging toch gewoon voor een theetje. Zelf kon ik de crême brûlée niet laten liggen, en het was een van de verrassendste en lekkerste die ik al gegeten had. De crême was iets heel luchtigs, het krokantje kreeg je erbovenop, en eronder zat een ijs van kokos met gepofte rijst. Opnieuw bijzonder lekker.

Maar tegen dan begon mijn rug te protesteren tegen het gebrek aan leuning, dus we rekenden af en wandelden tot aan ons appartement. Onze verdieping staat er dus al.

En toen bleken we, toen we aan de auto’s kwamen, nog lang niet uitgebabbeld en zijn we tot aan ’t Floeren Foefke gereden, aan de andere kant van de straat.

Al bij al was het dus toch nog na elven, maar het werd een bijzonder aangename avond. Zoals het hoort.

Flynn’s

Bart had het van verschillende kanten aangeraden gekregen: Flynn’s, een up-and-coming restaurantje in Ledeberg. Het had eerder een succesvolle pop-up gekend, en was nu dus eerder permanent.

Ik wist niet meteen wat te verwachten en had de jeans omgewisseld voor een iets gekledere broek, en Bart was gewoon in zijn werkoutfit gegaan. In de Langestraat in Ledeberg vonden we het eerst niet, tot we op een bakkerij op het venster Flynn’s zagen geschreven staan, in van die krijtstift. Meteen gingen onze wenkbrauwen omhoog. Zou het dit zijn? Ja dus.

Alras voelde ik me schromelijk overdressed: Flynn’s bleek zo pretentieloos als maar mogelijk, en bijzonder hipster. De tafeltjes en stoelen zijn opgevist uit een kringwinkel of ergens een intussen vernieuwd parochiaal centrum: klein, met mica en vooral een allegaartje. Ook de rest van de ruimte kan een vrouwelijke (of toch een mens met iet of wat gevoel voor stijl) hand gebruiken, want echt gezellig kan je het er eigenlijk niet noemen, ondanks de paar planten. Het is dus een oude bakkerij en dat merk je. De keuken is echter wel top notch: volledig geïnstalleerd, compleet met grote broodoven en al. Dat de afwasmachine ook niet in een afgesloten ruimte staat, stoort wel wat, want zo’n industrieel ding maakt serieus wat lawaai. De tafeltjes waren gedekt met uitgebloeide buddleia in een vaasje en witte papieren servetjes.

Maar bon, we gingen zitten en een bebaard jongmens met ribfluwelen broek, muziekT-shirt en petje op kwam luisteren wat hij ons kon brengen. De kaart bleek een stukje papier te zijn met twee voorgerechten, drie hoofdgerechten en twee desserts. De drankkaart was ietsje uitgebreider.

Bart ging voor de tomaatjes, ik voor de maatjes, maar dan zonder de komkommer. De kok moest even nadenken, maar maakte dan een eenvoudige broccolicrème van geroosterde broccoli voor bij die maatjes. Dat werd overigens geserveerd met een duidelijk zelfgebakken brood.

Hmm. We begonnen te begrijpen waarom dit een aanrader was. Als hoofdgerecht namen we allebei de lamsnek, en die viel gewoon van het been, zo mals was die. Hier misten we wel iets van koolhydraten: pasta, rijst of iets dergelijks.

Een dessertje lieten we ook niet voorbijgaan: voor Bart de kaas, voor mij de millefeuille, en jawel, die zou niet misstaan in een sterrenrestaurant.

De rekening zat uiteindelijk net boven de honderd euro, maar daarin zaten twee aperitieven, voorgerecht, hoofdgerecht, dessert en een glas wijn. Het water krijg je er gratis bij uit de kraan.

Waren we verrast? Ja, twee keer: de inrichting viel ons tegen, maar het eten was voor zijn prijs voortreffelijk. Kok Flynn kan duidelijk koken, zoveel is zeker. Jammer dat de twee elementen die een goed restaurant maken, zo sterk uiteen lopen.

Zoals Bart zei: we gaan over een jaar nog eens terugkeren. Dan is het restaurant ofwel verdwenen, ofwel een stuk geüpgraded. Afgaand op de kwaliteit van de gerechten hoop ik toch op het tweede.

Van rekkers en bijna gemiste lunches

Merel moest vandaag bij de orthodontist zijn: ze kreeg rekkertjes rond haar kiezen, zodat er een mini beetje plaats ontstaat en ze donderdag minder last heeft bij het aanbrengen van haar beugel. Jawel, ze is er bijna aan voor de moeite.

Soit, dat duurde amper vijf minuten, tegen goed twaalf uur stonden weer buiten op een stralende zomerdag en gingen we nog even langs de school langs voor een praktische zaken.

Half één, terrasjesweer, geen jongens thuis, en geen zin om te koken: wat doe je dan? Ergens iets gaan eten, toch? Maar dat bleek gemakkelijker gezegd dan gedaan op een vakantiemaandag, zo bleek. ’t Kolleke? Met vakantie. Villa Ooievaar? Het menu stond Merel niet meteen aan. Mauro? Dicht op maandag. Maxine? Dicht op maandag. Koe-Vert? Definitief dicht. Brasserie Wondelgem? Goh, wellicht volzet wegens niet gereserveerd. Euh…

Ahaa! Batist! Juist! We zagen nog plek op het terras en gingen vol goeie moed binnen. Oi, sorry, volzet! Ja, er gingen nog mensen komen, maar ook: de keuken was onderbezet, zodat ze geen volle zaal konden aannemen, en de keuken had al laten weten dat het meer dan voldoende was.

Bedremmeld dropen we af… In de auto overlegden we nog even wat de mogelijkheden waren, maar het ging wellicht een boterhammetje worden en dan vanavond koken.

En toen kwam de gastvrouw van Baptist aankloppen aan het autovenster: ze had het nog even nagevraagd in de keuken en twee man kon er nog wel bij. En dus was ze ons nagelopen. Met een groot hart gingen we alsnog eten op het aangename terras van Baptist en we zagen vooral dat het goed was. Nog eens merci!

Berlijn, dag vier

Opnieuw ontbeten we gewoon op ons appartement en fietsten dan op het gemak naar het Museuminsel, want daar hadden we in het Neue Museum een tijdsslot om 11.00 uur gereserveerd. We gingen vlotjes binnen, dronken eerst een koffietje en gingen dan rondlopen, eerst in het Trojaanse gedeelte, daarna bij de oude Grieken en dan bij de Romeinen. Ik kon mijn hartje ophalen ^^ Er was daar ook overigens een afdeling over Berlijn zelf, van steentijdperk tot ongeveer nu.

Toen reden we, op aanraden van iemand, wat verderop naar een Japans/Aziatisch restaurant met een zeer fijne binnentuin. We hadden niet gereserveerd, maar gelukkig hebben ze behoorlijk wat tafels, zodat we niet echt hoefden te wachten.

Toen ging het terug naar het Museuminsel, naar het Alte Museum, met dagticket zonder uurslot. Man man man… Bart is me daar een tijdje kwijt geweest, want vooral bij de Grieken – ik ben momenteel de cursus Grieks aan het uitwerken – kreeg ik er maar niet genoeg van. Ze hadden twee thematische opstellingen, namelijk Sport in Hellas en de Griekse helden, en laat dat nu net de twee thema’s zijn die ik in dat tweede jaar ga behandelen! Soit, ik geef hier een paar van de foto’s mee, zoals de piesende hetaere, de man die zijn ezel neukt en de kotsende tafelgast, maar ook een prachtige quadriga en eentje die bij een race spectaculair op zijn muil gaat. De rest hou ik wel voor de cursus.

Toen was het voor Bart welletjes, die ging even rustig gaan wezen op onze kamer, terwijl ik nog wat ADHD-energie overhad en dus nog wat labcaches ging doen. Als iemand kan uitleggen wat dat gordeldier op dat standbeeld doet: graag.

Bon, netjes gedoucht, opgefrist en opgetoeterd ging het opnieuw de fiets op richting Rutz, een driesterrenrestaurant dat al 23 jaar bestaat. Het duurste dat we ooit al gegeten hebben, dat geef ik toe, maar ook het allerbeste. Bij een van de gerechten kreeg ik tranen in mijn ogen en dat zegt veel. En ja, het zag er ook allemaal even prachtig uit. Ze letten enorm op de details, ik kreeg zelfs mijn eigen menukaart: zoek het verschilletje.

Na een kort fietstochtje ploften we neer op ons bed: alweer een bijzonder gevulde dag. Maar man, zo fijn…

Berlijn, dag drie

Ontbijten deden we deze keer ook gewoon op de kamer: Bart had muesli mee voor mij. Wel gingen we daarna een koffietje drinken in de Hackeshe Höfe, blijkbaar een voormalig Jodenghetto dat nu prachtig is ingericht en een echte toeristenval is. We vonden zowaar ook het lokale graffitistraatje.

De tocht ging verder, langs het oude postgebouw naar de Nieuwe Synagoge. De oude synagoge moet bijzonder imposant zijn geweest, kathedraalachtig, maar helaas, ze is een beetje platgebombardeerd. Het is dan ook eerder een museum nu, maar wel eentje met permanente politiebewaking en metaaldetectorpoortjes. Tsja.

Een kijkje en een cache in een volgend hofje later reden we verder, voorbij de Reichstag – waarvan een bezoek aan de koepel blijkbaar al een maand op voorhand was uitverkocht – naar de Brandenburger Tor, waar we in een zijhofje een echte Duitse maaltijd verorberden: Flammkuche en nog wat.

Alras fietsten we verder, dwars door Tiergarten, naar de Victory Column, en dan verder door de stad, langs het water, tot aan de Potsdamer Platz. Daar zagen we overigens ook een fraai ingepakte wachttoren…

Verder ging het, met een omwegje langs de 2711 zuilen van het Joodse monument en Checkpoint Charlie, naar de Berliner Galerie, een museum voor hedendaagse kunst. Rare dingen gezien, zoals altijd, maar ook echt mooie.

Toen was het voor ons allebei welletjes en fietsten we terug naar huis, netjes tegen half zes, zoals gepland. Ha ja, want een tukje, een douche en een fietstochtje van een klein halfuurtje later zaten we bij Coda, een tweesterrenrestaurant met alleen maar desserts.

Ja, ik was even nieuwsgierig als u die dit nu leest. Ik wist ook niet wat te verwachten, maar het is vooral de vorm en textuur die dessertig is, de smaak niet noodzakelijk, al overheerste het zoete wel. En ja, biowater bestaat, blijkbaar.

Na afloop konden we zeggen dat het bijzonder lekker was, met verrassende combinaties en smaken, maar we misten toch wel wat beet: alles was een crème, een mousse, een taartje, een gevulde wafel, zoals de bedoeling was, maar je kon niet echt ergens je tanden in zetten. We misten zowaar een goeie steak of zoiets. Qua smaken was het wel knal erop, en dat mag ook niet verwonderen, want je krijgt niet zomaar twee sterren natuurlijk.

Enfin, een goeie fietstocht later waren we terug thuis, en behoorlijk moe na zo een dag.

Ontbijt – of noem het gerust brunch – in Cocotine

Merel en ik hebben afgesproken dat we elke vakantie gaan ontbijten. Ze vindt dat zalig om te doen, en het is ook wel een fijn momentje voor ons twee.

Ik vroeg even rond op Facebook voor fijne adresjes, kreeg tal van suggesties, en ging voor iets dat hier in de buurt lag – een vreemde locatie, maar bon – en dat er bijzonder rozig uitzag. Rozig uit te spreken op zijn Frans, welteverstaan.

En jawel, Cocotine stelde niet teleur: een heel licht en gezellig interieur, met veel blank hout – Ikea was duidelijk aanwezig – en oudroze, muntgroen en pastelblauw. Waar ik me wel blauw – en niet de pastelvorm – aan ergerde, was dat de menu enkel online te vinden was (wat me op zich niet zo erg stoorde) maar uitsluitend in het Engels. Merel kan nu wel goed Engels, maar wat moet een mens zich in hemelsnaam voorstellen bij een “beauty bowl”? Een schoonheidskommetje? Alsof overigens de meeste mensen het verschil kennen in het Engels tussen een strawberry, een raspberry, een blueberry of een elderberry. Ik hoorde dan ook een tante tegen haar nichtje vertalen en zeggen dat ze het ook niet wist. En dit voor een fijn plekje in de Gentse Meulestee, waar het uiteraard stikt van de Engelstalige mensen en de toeristen…

Maar bon, de ergernis was snel vergeten toen het ontbijt ook effectief op tafel verscheen. Ik was gegaan voor een ‘beauty bowl’, ’t is te zeggen een grote kom met yoghurt, granola en stapels vers fruit van alle mogelijke soorten. Bijzonder lekker, bijzonder instagramwaardig en daarom ook voorzien van een kartonnen kaartje voor ’the gram’. Merel had datzelfde genomen, maar ook nog pancakes besteld. Ik had daar toen al mijn twijfels bij, maar bon.

Oh, en de koffie? Voorzien van goudfoliesnippers op het melkschuim, en een bloemetje: zowaar de mooiste koffie die ik al ooit gehad heb.

En toen hadden we eigenlijk feitelijk allebei al meer dan genoeg, en kwamen de sojapancakes – een gewone versie is er blijkbaar niet – nog op tafel: twee grote exemplaren die we met moeite opkregen en die op zich al voldoende zijn als ontbijt.

Niet meteen de Amerikaanse fluffy pancakes maar iets brodiger en ook echt wel lekker. En eigenlijk dus ook veel te veel.

Ik heb ’s middags niet meer gegeten, Merel heeft de overschot van haar beauty bowl meegekregen in een potje en heeft dat opgegeten als middagmaal. Dat zegt genoeg over de porties.

Voor de goedkoop moet ge het niet doen, maar als ge er een middagmaal mee uitspaart, is het zeker zijn prijs waard. En ja, het is superverzorgd, in een heel mooi kader, met aandacht voor het visuele.

Nu nog een deftige Nederlandse vertaling van hun menu, en ik ben helemaal tevreden. En ja, we komen nog wel terug.