Antigone in de Amazone

Wow. Simpelweg: wow. Het was lang geleden, maar dit toneelstuk heeft me van mijn sokken geblazen.

Toen Gwen en ik tijdens de Gentse Feesten naar een toneelstuk gingen in de NTG, zagen we er reclame voor All Greeks, een reeks van van zeven voorstellingen doorheen het seizoen, met een soortement stadsfestival in het voorjaar. Nog dezelfde avond probeerde ik voor ons vier abonnementen vast te krijgen, maar toen bleek één van de voorstellingen – in een kleinere zaal – al compleet uitverkocht. De dag nadien belde ik de ticketbalie en een fantastische jongedame wist alsnog de overblijvende voorstellingen te boeken én extra plaatsen vast te krijgen voor die laatste voorstelling. Oef.

Gisteren gingen we dus naar de eerste voorstelling: Antigone in de Amazone van Milo Rau. Wel, tegen het einde had ik tranen in mijn ogen. Echt. Een ongelofelijk goed stuk, meeslepend, ontroerend, een rauwe snaar rakend, en je kijkt geen enkele keer op je horloge.

Het is dan ook een huzarenstukje dat Rau voor elkaar heeft gekregen qua regie, qua organisatie. Je krijgt eigenlijk drie verhalen door elkaar: het klassieke verhaal van Antigone, compleet met Kreoon, Haimoon, Ismene, Polyneikes en Eteokles, en het feit dat Antigone ondanks het expliciete verbod toch haar broer gaat begraven, waarop ze zelf ter dood veroordeeld wordt. Maar daarnaast krijg je het verhaal van twee Vlaamse acteurs die naar Brazilië trekken om daar een cultuurschok te ondergaan en het stuk op poten proberen te zetten, compleet met corona-onderbreking en al.
En dan, dan is er het verhaal van de Braziliaanse Landlozenbeweging (MST) die een volledige staat hebben opgericht, Pará, waar de lokale politie in 1996 een bloedbad heeft aangericht. Rau gaat dat bloedbad naspelen met honderden lokale mensen, waaronder enkele van de overlevenden van 1996. Dit wordt gefilmd en verwerkt in het stuk, want veel van het stuk wordt gewoon geprojecteerd. Uiteindelijk staan er vier acteurs op scène: twee Brazilianen, twee Vlamingen. Er wordt gesproken in het Nederlands, het Engels en het Braziliaans, gelukkig met boventitels. Het verhaal van de Landlozen sluit eigenlijk naadloos aan bij Antigone, al lijkt dat op het eerste zicht niet zo. Maar het klopt. Het klopt gewoon, en ik krijg het niet uitgelegd. Geloof me, je moet het zien.

Geen idee of het nog opgevoerd wordt. Ik was in elk geval blij dat ik erbij was, en daar was de rest van ons kleine gezelschap het roerend mee eens.

Festival van Vlaanderen: Zefiro Torna

Vorige week kregen Bart en ik een uitnodiging van Jeroen: of we geen zin hadden in een concert van het Festival van Vlaanderen, oude muziek door Zefiro Torna.

Het kon perfect in onze agenda, dus nee, we zeiden geen nee! Tegen zeven uur zaten we inderdaad in de parochiekerk van Zomergem, waar ik als kind al die uren heb gesleten tijdens de zondagsmis. Alleen hadden ze nu de richting van de kerk omgedraaid en stond er een podium aan de grote deuren. Dit zou eigenlijk vaker moeten gebeuren: een prachtige locatie, een prachtige akoestiek…

En dan spreken we nog niet eens over de muziek zelf. Zefiro Torna heeft een wisselende bezetting al naargelang de behoeften van de muziek, en voor ‘Les Champions des Dames’, muziek uit de tijd van de Vlaamse Primitieven, van onder andere Guillaume Du Fay, Gilles Binchois en Domenico da Piacenza, kregen we drie topmuzikanten te zien: Lieselot De Wilde, zang, Dimos De Beun, blokfluit en clavicymbalum, en Jurgen de Bruyn, luit, zang en artistieke leiding.

Ik neem er even de “perstekst” bij: In het liefdesgedicht ‘Le champion des Dames’ dat Martin le Franc voor Filips de Goede schreef, worden Guillaume Dufay en Gilles Binchois samen afgebeeld. Geïnspireerd op de vernieuwende Engelse stijl van Dunstable breken deze componisten met de complexe ars subtiliorstijl. In de ban van Florentijnse vrouwen, thema’s uit de oudheid en het humanisme, schrijven ze oorstrelende pareltjes en muzikale miniaturen die erg in de gading vallen bij het Bourgondische hof. Ze maken de brug van de middeleeuwen naar de vroege renaissance.

Het programma is opgevat als een drieluik: van ‘De verheerlijking van de vrouw’ – volgens een anonieme dichter idealiter als “blans, blond, tout par mesure” beschreven – over ‘Het verlies van een geliefde’, onder meer prachtig getoonzet door Binchois in de ballade ‘Deuil Angoisseus’. En tot slot: ‘Een nieuwe lente’ en ‘joye sans fin’!

 

Concreet betekende dat een prachtige, loepzuivere vrouwenstem die de middeleeuwse muziek volledig tot zijn recht bracht, en af en toe ook een mannenstem die het begrip “troubadour” gewoon verpersoonlijkte. En uiteraard werd het polyfone aangevuld door de rest van de instrumenten. Echt, je waande je bij momenten gewoon in een of andere middeleeuwse taverne voor de hogere klassen. Ik heb intens genoten en hier en daar zelfs gefilmd. Geniet…

 

Gaïsha in concert

Toen de Cultuurcel dit concert van Gaïsha aankondigde, schreef ik me meteen in, zonder achtergrondkennis. Ik vertrouw mijn collega’s daarin: als ze iets kiezen, zal dat wel oké zijn. Ik wist dan ook absoluut niet wat ik moest verwachten, daar in de Centrale. Toen we daar toekwamen tegen acht uur, was er amper vijf man en een paardenkop, maar bleken er ook geen stoelen te zijn. Ach ja… Er waren een soortement lage podia aan de zijkant, zo’n meter breed, waar je op kon gaan zitten. Alleen waren die al volzet, maar iemand van de zaal kwam vragen of ze nog wat plaats voor mij konden maken, omdat een fijne collega een stoel voor me was gaan vragen. Ik verzeilde naast een zeer sympathiek koppel waarmee ik alras een gesprek begon, zij fervente concertgangers bleken met een zoon in het vierde jaar Latijn van het GO! atheneum Gentbrugge, en we elkaar uiteindelijk gewoon ook trakteerden op een drankje.

En het concert? Euh, verbluffend goed, mag ik stellen. Zangeres Aïsha Haskal omringt zich met een schare rasmuzikanten om zo’n een staalkaart aan genres te brengen, telkens met haar typisch oosterse zangstijl, al kan en wil ze haar rapverleden niet verbergen, zoals ze zelf zei. Wat een stem, wat een energie, wat een positiviteit! Het concert ging van typisch Marokkaanse muziek over een Grieks treurlied naar een Frans-Arabische funky song in de stijl van Serge Gainsbourg, tot zelfs reggae en pure rock’n’roll. De meeste nummers waren in het Marokkaans, maar ook veel Frans, Nieuwgrieks, Italiaans, enfin, alle mogelijke talen en culturen kwamen aan bod, maar vrijwel altijd met een funky sausje.

Ik heb het grootste deel van de avond gezeten – de rug wil niet echt mee de laatste tijd –  maar op een bepaald moment ben ik toch gaan dansen: de muziek was té aanstekelijk en de beweging deed mijn rug echt wel goed.

Samengevat: een zeer fijne avond met rasartiesten en een klassezangeres. Mochten ze ergens bij u in de buurt optreden: een aanrader.

Caesarfeesten

Eén keer om de vijfentwintig jaar – jawel!  – viert het Archeocentrum in Velzeke Caesarfeesten. Ik herinner me nog dat die van 25 jaar geleden compleet uitgeregend waren, en hopelijk haal ik de volgende editie ook nog!

Enfin, niemand hier had goesting om mee te gaan, en ook al deed de rug behoorlijk lastig, ik zorgde dat ik tegen een uur of vijf ter plekke was om de gladiatorengevechten te zien. Waarom niet eerder? Wel, een temperatuur van meer dan 30 graden is niet zo standaard in september, en op zo’n loeiheet grasveld zonder veel schaduw, met een zere rug… Maar ik had mijn lichtgewicht vouwkrukje mee, en daar was ik bijzonder blij om.

Eerst waren er dus de gladiatoren, waarbij onder andere Anthony ‘Sparta’ meevecht. Het bleef echt leuk om zien, ook al is het niet de eerste keer dat ik hen bezig zie.

Eigenlijk was ik toch beter iets vroeger gekomen, want tegen zes uur begonnen de meeste marktkramers op te kramen. De glasblazer had het tegen dan al lang voor bekeken gehouden wegens de loden hitte – al was zijn oven wel nog op temperatuur – en ook de smid en de pottenbakker zagen het niet meer zitten. Wat ik volkomen begrijp.

Ik pikte nog wel de demonstratie te paard mee, van twee legionairs en hun verschillende types wapens te paard. Fijn om zien, maar wellicht ook weer veel te heet voor die beesten.

Ik keek rond in het kampement van alle verschillende Romeinen en Kelten, en zag vooral dat veel van die mannen daar zeer ver in gaan. Fijn om zien, kudos voor de inzet.

Ik wilde nog iets fris gaan drinken, maar blijkbaar was de bar volkomen uitverkocht. Gelukkig had Farys in dit weer een watertap voorzien, zodat ik niet hoefde om te komen van de dorst.

Ik wandelde even tot aan het dorp en de muziekgroep daar, zag dat het enige kraam dat eten verkocht volkomen belegerd was door een rij van zeker vijftig man en besloot dat ik toch eigenlijk niet zo’n honger had.

En toen wandelde ik opnieuw naar boven, keek nog even rond, wilde salut gaan zeggen aan Anthony, en liep toen een jonge Wondelgemnaar tegen het lijf, oud-scoutsleiding van Wolf, en vooral ook classicus. Hij was bij het Legio Claudia als soldaat. En toen ging hij er even bij zitten en klapte ik mijn stoeltje open, en toen waren we plots meer dan een uur later. Tsja. Faeces accidit.

Al bij al was het tien uur tegen dat ik thuis was, met een hongertje maar ook met een rug die precies nog niet te moeilijk deed over de lange dag. En vooral met een zeer tevreden gevoel, jawel. Fijne, fijne namiddag.

Berlijn, dag zes

Vandaag hadden we geen fietsen meer, we hadden de voorbije dagen al de benen van onder ons lijf gelopen, en dus namen we een bijzonder rustige voormiddag: lang slapen, een beetje lezen, inpakken, dat soort dingen.

We moesten pas om vijf uur een drietal kilometer noordelijker zijn voor Berlin Unterwelten, we hadden dus nog wel wat tijd. Iets over twaalf gaven we onze bagage af aan de receptie en begonnen te wandelen. Onze eindbestemming leidde ons zo goed als voorbij het Gedenkteken van de Berlijnse Muur, dus waarom ook niet? We liepen op het gemakje door de stad, stelden vast dat er écht wel veel monumenten zijn die gewijd zijn aan de Joodse slachtoffers, stelden ook vast dat op zondag blijkbaar de kerkhoven waar je kan door wandelen, de meeste poorten gesloten houden zodat je moet terugkeren, en stelden bovendien ook vast dat het toch wel serieus warm was.

Aan de Berlijnse Muur was er massa’s volk. Er staat nog een deeltje recht, er staan overal infopanelen met exacte uitleg en doorheen de hele stad is het traject van de muur met een strook kasseien aangeduid. We waren er overigens net op de datum dat hij opgericht is, namelijk 13 augustus, vandaar de bloemen.

We wandelden verder, gingen Aziatisch eten langs de baan, en kwamen meer dan een uur te vroeg aan het park waar Berlin Unterwelten ligt. Voor Bart was het welletjes en hij bleef dan ook op een bankje zitten, ik had nog wat ADHD-energie over en deed nog een rondje labcaches in het overigens zeer mooie park.

Na nog een koffietje sloten we aan bij Joep De Visser, een Nederlandse historicus die in Berlijn was blijven hangen en nu meewerkte, als gids en archeoloog, bij Berlin Unterwelten, de vereniging die alles wat ondergronds zit in Berlijn, bestudeert en catalogeert. Hij was overigens een uitstekende gids over dit stukje ondergrondse schuilplaats uit de Tweede Wereldoorlog. De ingang is trouwens gewoon een ijzeren deur in de metro-ingang van Gesundbrunnen. Oh, en helaas geen foto’s toegestaan in dit museum.

Bon, we zaten toch al in de metro, die hebben we dan maar terug genomen zodat we tegen zeven uur opnieuw in de buurt van ons hotel waren. We zijn dan eerst maar iets gaan drinken en uiteindelijk ook eten, in een Berlijnse versie van een Engelse pub. Diversiteit, het moet kunnen, fish and chips ook.

Bon, het was al rond negenen toen we uiteindelijk een Uber richting station namen: daar lagen ook nog wel wat caches, en dan waren we zeker op tijd voor de trein om 22.30 uur. Hmpf. Die trein liet zich uiteindelijk zien tegen 23.30 uur, en tegen dan waren we dat wachte allebei al kotsbeu. Tegelijk hadden we het bericht gekregen dat ons treinstel last had van technische mankementen en dat we daardoor gedowngraded waren naar slaapcouchettes, wel gewoon met ons twee en niet met zes. Goh…

We hebben niet meer gewacht op de treinbegeleider om ons te komen inchecken, we zijn gewoon gaan slapen, onder gelukkig wel uitstekende donsdekbedden.

Man, wat een dag alweer.

Berlijn, dag vier

Opnieuw ontbeten we gewoon op ons appartement en fietsten dan op het gemak naar het Museuminsel, want daar hadden we in het Neue Museum een tijdsslot om 11.00 uur gereserveerd. We gingen vlotjes binnen, dronken eerst een koffietje en gingen dan rondlopen, eerst in het Trojaanse gedeelte, daarna bij de oude Grieken en dan bij de Romeinen. Ik kon mijn hartje ophalen ^^ Er was daar ook overigens een afdeling over Berlijn zelf, van steentijdperk tot ongeveer nu.

Toen reden we, op aanraden van iemand, wat verderop naar een Japans/Aziatisch restaurant met een zeer fijne binnentuin. We hadden niet gereserveerd, maar gelukkig hebben ze behoorlijk wat tafels, zodat we niet echt hoefden te wachten.

Toen ging het terug naar het Museuminsel, naar het Alte Museum, met dagticket zonder uurslot. Man man man… Bart is me daar een tijdje kwijt geweest, want vooral bij de Grieken – ik ben momenteel de cursus Grieks aan het uitwerken – kreeg ik er maar niet genoeg van. Ze hadden twee thematische opstellingen, namelijk Sport in Hellas en de Griekse helden, en laat dat nu net de twee thema’s zijn die ik in dat tweede jaar ga behandelen! Soit, ik geef hier een paar van de foto’s mee, zoals de piesende hetaere, de man die zijn ezel neukt en de kotsende tafelgast, maar ook een prachtige quadriga en eentje die bij een race spectaculair op zijn muil gaat. De rest hou ik wel voor de cursus.

Toen was het voor Bart welletjes, die ging even rustig gaan wezen op onze kamer, terwijl ik nog wat ADHD-energie overhad en dus nog wat labcaches ging doen. Als iemand kan uitleggen wat dat gordeldier op dat standbeeld doet: graag.

Bon, netjes gedoucht, opgefrist en opgetoeterd ging het opnieuw de fiets op richting Rutz, een driesterrenrestaurant dat al 23 jaar bestaat. Het duurste dat we ooit al gegeten hebben, dat geef ik toe, maar ook het allerbeste. Bij een van de gerechten kreeg ik tranen in mijn ogen en dat zegt veel. En ja, het zag er ook allemaal even prachtig uit. Ze letten enorm op de details, ik kreeg zelfs mijn eigen menukaart: zoek het verschilletje.

Na een kort fietstochtje ploften we neer op ons bed: alweer een bijzonder gevulde dag. Maar man, zo fijn…

Zaz op Gent Jazz

Bart heeft me afgelopen winter Zaz leren kennen: een Franse chanteuse met zowel heel erg vrolijke uptempo liedjes als ingetogen songs. Vaak zijn ze swingend, jazzy, maar soms hoor je er ook gewoon onmiddellijk Piaf in. Heel Frans dus.

Als verrassing voor onze trouwverjaardag kocht hij meteen vier VIP-tickets voor haar optreden op Gent Jazz, met daarvoor Isolde Lasoen en Hooverphonic. We vroegen Gwen en Erik mee, op het moment dat Gwen me voorstelde om samen naar Zaz te gaan: ik was het hen gewoon vergeten vragen!

Enfin, wij tegen zes uur de fiets op en al een aperitiefje op het terras ginder op Gent Jazz, tegen zeven uur kwamen ook Gwen en Erik toe. Isolde Lasoen hoefde ik niet meteen te zien: fijne soundscapes, dat wel, maar verder niet mijn ding. We kletsten, aten, gingen naar Hooverphonic kijken en waren onder de indruk van zo veel podiumprésence, zo veel stem. En het blijven goeie songs ook. Geef me toch maar Geike Arnaert ipv een van die jonge meisjes…

En toen was er dessert, en toen was er vooral ook Zaz. Beneden stond het stampvol, wij zaten gelukkig op de eerste rij van de tribune en zagen alles perfect.

En Zaz? Het mens is 43, ik weet niet wat ze gesnoven had, maar ze was meer dan hyperactief. Eigenlijk zelfs bijna storend actief: zelfs bij een rustig nummer, wanneer het dan even instrumentaal was, stond ze te springen. Maar verder? Niks op aan te merken: wat een stem! Wat een présence! Wat een songs! Ze had zelfs de moeite gedaan om een tekstje te laten vertalen in het Nederlands en dat dan aandoenlijk voor te lezen. En dan was ze bijzonder opgetogen om te horen dat we eigenlijk zo goed als allemaal Frans begrepen. Al moet ik toegeven dat ik dat bijzonder radde Frans van haar niet altijd volledig mee had…
Wat me wel stoorde – en blijkbaar Bart ook – was dat ze voortdurend aan haar oortjes zat te prutsen. Ofwel was er echt iets mis met de techniek, ofwel is het een tic van haar. Maar ik had echt zin om te roepen: “Mens, pauzeer dan even uw concert en laat naar die dingen kijken!”

Oh, en moet dat echt zo vreselijk luid? Ik had oordopjes in – niet mijn goeie, ik was ze vergeten – zat op een behoorlijke afstand van het podium en het was nog te luid. Serieus!

In elk geval was het een bijzonder aangename avond aan de zijde van de man met wie ik 27 geleden getrouwd ben, én mijn getuige en haar echtgenoot, met wie we 27 jaar geleden samen op het vliegtuig richting Spanje gestapt zijn.
Lange vriendschappen zijn de mooiste…

Kennismaking voor onze vijfdes met klassieke muziek

Onze school heeft een Cultuurcel: een groep enthousiaste collega’s die voor leerlingen van 4-5-6 op vrijwillige basis culturele uitstappen organiseren: toneel, opera, concert, dans… Zo zijn ze vaste klant bij het Concertgebouw Brugge.

Toen ze van hen het voorstel kregen om onze vijfdejaars kennis te laten maken met klassieke muziek in het kader van Acoustic Power, zeiden ze dan ook meteen ja. Normaal gezien mikt het Concertgebouw enkel op leerlingen derde graad uit West-Vlaanderen, maar voor ons maakten ze met veel plezier een uitzondering.

Het bleek om een dubbele activiteit te gaan: eerst bij ons op school eind januari een workshop van één of twee lesuren – al naargelang de studierichting – rond klassieke muziek, en dan op maandagnamiddag 22 april een heus concert in het Concertgebouw zelf met het Symfonieorkest Vlaanderen.

Voor leerlingen zoals Kobe was dat natuurlijk niks nieuws, voor anderen was het ook echt een kennismaking met klassieke muziek. Het orkest speelde een uurtje, meer niet eigenlijk, maar voor sommigen was dat ook meer dan genoeg. Ik vond het in elk geval een verrijking en was blij dat ik op maandagnamiddag vijfdes heb, zodat ik mee kon en mocht.

Lissabon dag 5 – maar niet het einde

Ook onze laatste dag hier in Lissabon wilden we nog goed besteden: ons vliegtuig ging toch maar om 19.55 uur, wat ons nog een hele dag opleverde.

Een laatste keer deden we het ontbijt alle eer aan, parkeerden onze valiezen aan de balie, en trokken de stad in, in een andere richting deze keer. Er zijn daar in het oude centrum namelijk drie pleinen, en op plein drie waren we nog niet geweest. Daar kan je een trammetje nemen naar boven. Enfin, een half soort téléferique, eigenlijk: de aandrijving is wel niet met tandwielen, maar het korte trajectje is zó steil dat het trammetje zelf schuin is gebouwd. Best wel grappig, maar vooral ook blij dat we dat niet te voet hoefden te doen.

Boven kwamen we aan een miradouro, een uitkijkpunt over de stad, en daarna kuierden we verder doorheen de oude wijk naar een ander uitkijkpunt.

We kwamen terug beneden uit, liepen nog even door de markthal, en namen dan een uber richting Parque das Nações, een stadsvernieuwingswijk aan de Taag waar de wereldexpo in 1998 werd gehouden. Dat merk je ook: je rijdt door de haven, langs kaaien, fabrieken, loodsen, en dan kom je in een nieuwe wijk met restaurants, veel kunst, mooie gebouwen en verschillende attracties.

Het eerste wat we zagen, was een kabelbaantje over een stuk van de Taag, met in de verte een nog veel grotere brug dan degene die ons al zo had overweldigd. Dat konden we uiteraard niet naast ons neerleggen. We besloten om dat te nemen, dan iets te eten te zoeken, terug te komen met de liftjes, en dan het fameuze Océanario te bezoeken, het aquarium van Lissabon.

We bekeken die hele grote toren waar we nog niet konden gaan eten – restaurant gaat pas open in mei – liepen dan maar door het park beneden en gingen iets eten. We opteerden voor een biftek, een lokale specialiteit die je toch minstens één keer moet gegeten hebben, zo hadden ze ons al eerder verzekerd. Euh… Een lap biefstuk van mindere kwaliteit met een spiegelei op en heel veel look, daar kwam het op neer. Ja dan maar, zeker?

We hadden terug kunnen wandelen, maar dat liftje is veel leuker natuurlijk, en dan stonden we ook meteen weer aan de ingang van dat aquarium. Wel euh, indrukwekkend is een beetje een understatement in dit geval. We hebben er meer dan een uur rondgelopen, gekeken naar de kleine aquaria, de otters, de pinguïns, maar vooral onze ogen uitgekeken op het immense centrale aquarium met duizenden vissen, zeebeestjes allerhande, haaien, roggen, zonnevissen, de vreemdste allemaal door elkaar. Ze kweken er zowaar ook freggles en zeedraken.

Toen waren we allebei wat moe gestapt, zodat we een koffie dronken en nog elk eentje van onze pasteis de Belém binnenspeelden. Dik in orde!

Na een passage langs een watervalfontein keerden we terug richting het stadscentrum.

Daar hield Bart het voor gezien in de Starbucks in het prachtige station om de hoek van ons hotel, terwijl ik nog een laatste keer over het grote plein liep, doorheen de autovrije straten tot aan het water om nog een reeks labcaches op te pikken. Natuurlijk heb ik toen wel mijn voet stevig omgeslagen, maar alla, we overleefden dat gelukkig wel.

Een stevige, ietwat hinkende wandeling later zaten we om 17.40 uur opnieuw in de Tesla van Mario, maar deze keer met zijn vrouw aan het stuur. Dat is een voorzichtiger en dus ook tragere chauffeur, en er was spitsuur, zodat we door Lissabons buitenwijken zijn gereden tot aan de luchthaven, waar we dus anderhalf uur op voorhand waren. Ruim genoeg, hadden we gedacht. Helaas… Bart had niet op voorhand ingecheckt omdat hij het enerzijds vergeten was wegens geen herinneringsmail – zoals je die gewoonlijk wel krijgt – en omdat we toch onze bagage gingen inchecken. Bleek dat we zo goed als de laatste waren en de vlucht overboekt was, zodat we op standby stonden.

Say what???

Ha nee, Brussels Airlines had vijf passagiers te veel geboekt, in de hoop op afzeggingen en dergelijke. Maar echt, serieus… Ons werd aangeraden om ons naar de gate te begeven om daar te wachten tot het boarden gedaan was, en dan te zien of er nog plaats was voor ons. Zucht.

Intussen had Bart al geprobeerd Brussels Airlines (BA) telefonisch te bereiken, maar de Indiër van de helpdesk was nauwelijks te verstaan en wist van toeten noch blazen, behalve dan dat we geboekt hadden via Air Portugal (TAP) en dat we dus via hen een oplossing moesten zoeken.

Bart was intussen al geel en groen van frustratie, zodat ik dan maar naar TAP heb gebeld. Een hele vriendelijke jongedame probeerde een oplossing te vinden voor ons, zou ons eventueel al richting Porto gekregen hebben diezelfde avond, maar de aansluitende vlucht naar Brussel zat ook al vol. Ze probeerde echt wel, en later bleek dat ze ook echt had geholpen. Maar voor de rest moesten we naar de balie van TAP in de luchthaven zelf.

Bon, boarding gedaan, de andere drie passagiers op standby konden wel nog mee – zij hadden net voor ons ingecheckt, blijkbaar – maar wij dus niet. Dikke dikke zucht. Acht uur, moe, hongerig, hangry, en vooral moegestapt, want dat zijn nogal einden, op zo’n luchthaven.

Bon, terug naar de inkomhal, gevraagd aan een vriendelijke man aan een willekeurige balie waar TAP was, gezocht en gevonden. “Ha, u moet niet hier zijn, maar bij de andere balie”. Andere balie: “Wat is uw volgnummer?” 192. “Ja maar wat staat er naast?” Huh? “Naast uw nummer? Buiten het kantoor op het bord?” Euh… wat??? Mens zucht diep, loopt uit het kantoor, ziet naast 192 de letters PRE2 staan, en zucht vol ongeduld dat het dan toch overduidelijk is dat we naar premiumbalie 2 moeten. Euh, ja zeker? “Aan de andere kant van de hal, mevrouw.” Uiteraard.

Premiumbalie: “Oh, niet hier, maar net om de hoek, een apart kantoortje waar u ook echt kan zitten”. Daar was het aan nr. 192, maar zat er al iemand uit te leggen. Bon, even wachten kon er nog wel bij. Maar het moet gezegd: de dame was echt supervriendelijk en zeer behulpzaam. Blijkbaar had de jongedame aan de telefoon al een vlucht geregeld voor de volgende dag om 12.05 uur, deze dame wist al meteen onze namen en ons probleem. We kregen bevestigingen, tickets en dergelijke, de uitleg rond een compensatieregeling, en werden daarna doorgestuurd naar Ground Force, de balie die ons hotel zou regelen.

Bon, terug naar de grote hal, naar Ground Force. Daar keken ze even naar elkaar en verwezen ons naar een loket drie loketten verder, bij… de man aan wie ik de initiële instructies had gevraagd. Ook deze man had een meesterlijk geduld en een vermogen om mensen op hun gemak te stellen. Ook hij wist al wie we waren, regelde voor ons de Holiday Inn een drietal kilometer verderop, gaf ons een maaltijdvoucher voor diezelfde avond nog in dat hotel – we moesten er wel voor tien uur zijn, het was een buffet en ze wisten dat we kwamen – en wenste ons veel succes.

Buiten namen we een taxi – ook op kosten van BA – naar de Holiday Inn waar ze inderdaad ook meteen wisten wie we waren, ons een kamer gaven op het tiende, en zeiden dat we nog wel eventjes hadden voor het buffet.

De kamer was standaard HI, het buffet was troosteloos in een schel verlichte ondergrondse ruimte, maar bon, het eten stond er ook al ettelijke uren, vermoed ik, en het was tenminste eten, met zowel voorgerecht, hoofdgerecht als dessert, en eigenlijk was de vis best lekker.

Om tien uur ploften we, doodmoe en in mijn geval vooral slechtgezind, in ons bed. Ik had thuis willen zijn, maar bon. Lesje geleerd.