Strijkparelpotjes

Omdat Kobe vandaag toch weer koorts had, belde ik onze reservering voor het Lepelblad af, en haalde ik iets uit de diepvries.

Ze waren al samen in bad geweest, deze morgen, en hadden nog rustig zitten spelen, zodat het toch al elf uur was voor ik Merel naar de crèche bracht. Ik ben dan nog even blijven kletsen in de apotheek (tiens, kletst die soms?), en toen ik thuis kwam, zag ik dat het rolluik van de jongenskamer weer naar beneden was. Kobe was om half twaalf in zijn bed gekropen, hij voelde zich niet lekker, en Wolf had hem netjes ondergestopt. Het dutske heeft trouwens geslapen tot half vier, blijkbaar was het serieus nodig.

Daarna hebben we ons dan maar bezig gehouden met strijkparels, maar dan niet om kettinkjes te maken of figuurtjes, maar wel een potje. Ik had dat zien passeren op Pinterest, en vond dat de max.

Je neemt een vuurvast kommetje, strijkt dat goed in met olijfolie, en giet er een handvol parels in. Die duw je dan open, zodat je een laagje krijgt van één parel dik. Door de olijfolie schuiven de pareltjes netjes omhoog en blijven ze aan de rand plakken.

Het resultaat ziet er dan zo uit:

potje1

De oriëntering van de parels maakt dus niet uit.

Dan zet je het kommetje een kwartiertje in een oven van 140°. Je moet zelf maar spelen met temperatuur en tijd, maar hou het wel in de gaten, want je wil geen smeltplastiek op de bodem van je oven :-p

Halverwege geeft dat dan dit:

potje2

Als je vindt dat het genoeg gesmolten is, haal je het uit de oven en laat je het afkoelen. Zodra de plastiek uitgehard is, kan je het zo uit de kom nemen, het komt vanzelf los.

Dit is het uiteindelijke resultaat. De binnenkant is geboebeld, de buitenkant is perfect glad door het glas van de kom.

potje3

Potje4

Ideaal om zelf eens uit te proberen!

De uitleg vind je overigens ook hier, waar ik hem gevonden heb.

Fototoestel

Eigenlijk neem ik best wel veel foto’s, zeker nu ik met die 365 reeks bezig ben. En sowieso van de kinderen, als herinnering en zo. Ik heb altijd al zo’n klein zaktoestelletje gehad, een Nikon Coolpix, en daar ben ik nog altijd bijzonder tevreden van: klein, snel, handig, en lichtgewicht in mijn handtas. “En waarom gebruik je je iPhone dan niet?” krijg ik vaak te horen. Wel, dat kleine toestelletje is nog altijd beter van kwaliteit, en er zit een zoom en een flits op, wat bij de telefoon niet het geval is.

Ik vond het echter stilaan tijd om eens een deftiger toestel te kopen: een spiegelreflex, met verwisselbare lenzen en een pak betere kwaliteit. Dat gaat van mij nog altijd geen fotograaf maken, maar dan kan het alvast niet echt meer aan het toestel liggen :-p

Ik had, door omstandigheden, 450 euro aan FNACbons die daar ideaal voor waren. Niet dat de service daar zo groot is, maar bon, het maakt alles een pak goedkoper :-p Ik ben gisteren wel raad en uitleg gaan vragen in Art & Craft in Mariakerke, wat mij betreft een uitstekende fotowinkel met vooral ook een excellente service. Ik ben er ook heel eerlijk geweest, en gezegd dat ik het basistoestel in de FNAC moet kopen, maar dat ik alle toebehoren bij hen ga aanschaffen. De prijs is dezelfde, heb ik gemerkt.

Ze hebben me daar – net zoals op Twitter, overigens – een Nikon of een Canon aangeraden, en dat het verschil eigenlijk puur een kwestie van goesting is, en hoe het toestel in de hand ligt: qua kwaliteit zijn die echt evenwaardig. Ik heb wat gekeken, gevoeld, en ben voor een Canon Eos 1100D gegaan. Zwaarder raadden ze me af: dit is een ideaal beginnerstoestel, en als het me ligt, zou de overstap naar een echt degelijk (en duur) toestel alleen maar moeilijker worden.

canon

Dat was dus dat. Vandaag heb ik dan na het eten de jongens in de auto gezet, geparkeerd in de Kouter, de FNAC binnengelopen om dat toestel (met een jaar verzekering erbij, dat wel), en een ijsje gaan eten om het te vieren.

Ik zal wel nog zien wanneer ik tijd vind om het toestel op te laden en in gebruik te nemen. Het zal alleszins vandaag of morgen niet zijn. Examens moeten binnen, en al.

Kunst, iemand?

In de auto had ik daarstraks een toch wel bizarre conversatie met Kobe. Niet bizar op zich, wel omwille van het feit dat Kobe nog altijd maar vier jaar is.

– Mama?

– Ja?

– Zie jij graag Paul Klee?

– Huh?

– Ik vind Paul Klee wel mooi, maar ik vind Miró nog mooier. En Kandinsky is moeilijker om zelf te tekenen, maar die heeft wel zo mooie kleuren…

– Euh *mond efkes vol tanden* Hoe kom jij daarbij, Kobe?

– Op school (tweede kleuterklas dus) leren we over schilderkunst, en we maken dan ook dingen zoals die schilders.

– Aaaahh. Enne, zijn er ook schilders die je niet mooi vindt?

– Ja, die met zijn lijnen en vierkantjes en zo, die enkel maar zwart en wit en geel en blauw gebruikt. Oh, en soms ook rood. Maar ik kan niet op zijn naam komen.

– Piet Mondriaan?

– Ja, die, mama. Die vind ik niet zo mooi, veel te weinig kleuren. Het liefst van al zie ik Miró.

– Serieus? Wij hebben daar thuis boeken van, hoor. Misschien niet van Miró, maar zeker van de anderen.

– Oooh mama, mag ik daar thuis dan eens naar kijken? Please?

Thuis waren we dat uiteraard al lang vergeten. Ik toch. Want iets later vroeg Kobe effectief nog naar die boeken, en ben ik samen met hem naar de boekenkast op ons kamer gegaan, en heb hem een boek van Paul Klee gegeven. Waarin hij dan zeer geïnteresseerd heeft zitten kijken, en af en toe gegiecheld heeft met de tekeningen.

Tsja, die zoon van mij, die ook altijd de autoradio op Klara zet – “maar geen opera mama, ik hou niet van dat zingen van die vrouwen” –  dat is een speciaal geval. Met een olifantengeheugen. Wij gaan daar nog wat mee tegenkomen.

Lichtfestival

Vorig jaar zijn we er niet geraakt wegens Merel te klein, en buiten ook veels te koud.

Dit jaar hadden we niet echt het excuus van het weer, want het was rond de acht graden, gelukkig. Voor Merel hadden we een babysit, want ook al moet ze geen borstvoeding meer krijgen, ze is nog te klein om mee te gaan. Maar Wolf en Kobe stonden te popelen om mee te gaan, dus zaten we rond kwart voor zes in de auto, goed ingeduffeld en met sandwichen in de rugzak. We parkeerden ons in de Ferrerlaan (het Vanbeverenplein, onze vaste parkeerstek als we met de tram naar het centrum willen, stond vol), namen de tram, en stortten ons vol overgave in het gewoel.

De projectie op het Gravensteen, de ‘diamant’ in het water op de Zuivelbrug, de filmpjes op het Anseeleplein, de projectie op de graffiti op de Vrijdagsmarkt, de dansers op de Sint-Jacobskerk, de lichtkathedraal in de Belfortstraat, we zwommen tegenrichting (wat eigenlijk niet mocht) en genoten ervan. We stopten voor een warme chocomelk in de pop-up BarBuro tegenover het stadhuis, en trokken daarna verder: het prachtige spektakel aan de Post, heel even aan de lichten gaan schudden op Sint-Baafs, en dan de interactieve projectie op het Bisdomplein.

Binnenspektakels hebben we niet gedaan, omdat de rijen te lang waren en het zo al meer dan lang genoeg duurde voor Wolf en Kobe. De Zandberg zijn we stomweg vergeten, dju toch. De rest hebben we overgeslagen, omdat de route nogal lang werd.

Rond half negen namen we de tram terug, tegen negen uur zaten er twee doodvermoeide muizen in bed. En crashten Bart en ik ook in de zetel.

Foto’s, zegt u? Die heb ik met mijn onnozel cameraatje niet getrokken, want die kan je bekijken hier op Gentblogt. Uiteraard.

Gedichtendag

20120125_gedichtendag_sm

Op de valreep op deze gedichtendag nog een gedicht, dat had u van me nog tegoed.

Ik vrees dat ik weer naar mijn Latijnse klassiekers grijp, en meer bepaald naar Horatius. Hij was een van de grote voorvechters van het ‘carpe diem’ principe, en dat is in dit gedicht meer dan duidelijk. Maar vooral is het een wintergedicht, dat ik op school vaak lees met de leerlingen als het buiten plots sneeuwt, want dan is er toch geen houden meer aan.

Vides ut alta stet nive candidum
Soracte, nec iam sustineant onus
silvae laborantes geluque
flumina constiterint acuto,

Dissolve frigus ligna super foco
large reponens, atque benignius
deprome quadrimum Sabina,
O Thaliarche, merum diota,

Permitte divis cetera; qui simul
stravere ventos aequore fervido
deproeliantes, nec cupressi
nec veteres agitantur orni.

Quid sit futurum cras fuge quaerere et
quem fors dierum cumque dabit, lucro
appone, nec dulces amores
sperne puer neque tu choreas,

donec virenti canities abest
morosa. Nunc et Campus et areae
lenesque sub noctem sussuri
composita repetantur hora,

nunc et latentis proditor intimo
gratus puellae risus ab angulo
pignusque dereptum lacertis
aut digito male pertinaci.

Je krijgt een schitterende, vrije vertaling van Paul Claes:

Zie hoe wit de kruin van de Soracte ligt
in de sneeuw, hoe kreunend onder dat gewicht
de bossen kraken en hoe stromen
door de bitse vorst tot stilstand komen.

Jaag de koude weg door op het vuur nog meer
blokken hout te leggen en laat als een heer,
Thaliarchus, die amfoor verschijnen
met vierjarige wijn van de Sabijnen.

Laat de goden voor de rest begaan: wanneer
zij de winden op het woelige water neer
doen liggen, roeren de cipressen
zich niet langer met de oude essen.

Tracht niet uit te zoeken wat de toekomst brengt,
teken alle dagen die het lot je schenkt
als winst op en versmaad het vrijen
niet, nu jij nog jong bent, en de reien

niet, zolang je groene jeugd het grijze haar
blijft bespaard. Komaan, nu naar het Marsveld, naar
de pleinen en het zacht gefluister
bij een afspraak in het vallend duister,

naar je meisje nu, wier lief gelach verraadt,
in welk hoekje zij tersluiks te wachten staat,
en naar het pand, dat haar bedwinger
wel gegund wordt door een arm of vinger.