Ampla House revisited

Eind februari was ik met Bart naar de officieuze opening gegaan van het Ampla House, de luxe coworking space aan de Coupure waar hij kleine aandeelhouder van is.

Ik had toen gezegd dat ik wel eens wilde terugkomen om er iets te eten, en Véronique was uitermate geïnteresseerd om foto’s te nemen. Dus ja, deze middag togen we gezellig samen in Ionesco (Bart elektrische auto met nummerplaat UBU, vandaar) richting Coupure.

De lunch was simpel maar echt wel lekker: een vegetarische pasta met courgettes en curry. En toen gingen we rondlopen, toonde ik Véronique het hele gebouw, nam ze tonnen foto’s, en was ze er weg van. Qua werkplek kan dit wel tellen, ja. Amai!

En ja, Véronique is ook wel een goede fotografe, ja.

Er was geen tijd meer voor verdere plannen, dus reden we naar huis, maar met alweer een mooie middag op ons conto.

Een Gentse zondag

Véronique had voorgesteld om vandaag eerst naar het MSK te gaan, en dan samen iets te eten. Wij zeiden geen nee, en zelfs Wolf zag dat zitten.

We voelden ons meteen weer old school Gentenaars, die eerst naar een (op zondagvoormiddag gratis) museum gaan en dan de stad intrekken. Iets over elf stonden we aan het Museum voor Schone Kunsten, wij met de auto, Bart met de fiets: zo kan hij makkelijker Pokémon vangen :-p

De tijdelijke tentoonstelling van Medardo Rosso sprak me niet zo aan, en de vaste collectie is ook niet zo direct mijn stijl, maar het grote werk in de inkomhal, met pseudo-Farsi zinnen, vond ik dan weer fantastisch, net zoals de Metafloristiek onder de koepel.

Daarna reden we naar de parking van de Ramen, want we hadden gereserveerd in de Brasserie onder de Stadshal. Dik in orde, zoals altijd.

Bart is daarna nog gaan kijken of er nog bootjes te huren vielen op de Coupure, maar alles was al lang weg. Wolf vond het trouwens welletjes voor zijn rug en wilde naar huis, maar Merel is nog meegegaan met Véronique en Léonore naar de Zebrastraat.

Een fijne zondagmiddag, jawel.

Rein Decoodt – Terug!

Als Véronique me belt met de vraag of ik mee ga naar theater/film/tentoonstelling, dan zeg ik zo goed als nooit nee, want ik weet dat het interessant zal zijn, en dat onze smaken gelijk lopen.

Om acht uur zaten we dus samen op de tribune van Bij’ de Vieze Gasten voor een monoloog die uitverkocht was, en ik begrijp prima waarom. Ik was ook wel stevig onder de indruk.

Zoals de website vermeldt: In 2009 trekt de jonge actrice Rein Decoodt door Mexico. Vanuit het niets wordt ze overvallen door endocarditis, een boosaardige bacterie die haar lichaam en geest teistert van kop tot teen. Na een lange strijd weet ze dat ze niet meer zal worden wie ze was. Zowel fysiek als psychisch is haar ‘zijn’ getekend door onzichtbare en zichtbare littekens.

En jawel, het is Rein zelf die het stuk brengt, die op een bepaald moment haar tekst even kwijt is, maar die dat zonder meer gewoon terug oppikt. Chapeau, als je weet dat geheugenproblemen maar een van de weinige problemen zijn waarmee ze sindsdien te kampen heeft.
Ze brengt het relaas van haar ziekte en de manier om ermee om te gaan, heel eenvoudig, bijna onderkoeld, en net dàt maakt de kracht uit van dit stuk. Je zou het heel melodramatisch kunnen brengen, tranentrekkerig, maar precies dat doet ze niet, waardoor je op een gegeven moment als publiek toch gewoon met tranen in de ogen zit.

Bewondering. Dat is uiteindelijk wat overblijft na deze voorstelling. Een mateloze bewondering voor een jonge actrice en hoe ze zich, na een onnozele bacterie en de verwoestende impact daarvan op haar lijf en geest, door het leven slaat. En warempel opnieuw op de planken staat, dat ook.

Ik weet niet wanneer Rein deze monoloog nog eens brengt, maar als u hem kan zien: gewoon doen. Echt.

(zwart-witbeeld van Fred Debrock)

Toonmoment en bijhorend stadsgeloop

Kobe had vandaag voor fagot een toonmoment in ’t stad: niet in de Drabstraat, zoals de vorige keer, ook niet in de Poel zelf, maar wel op de hoek van de Ramen, in het foyer van een serviceflatgebouw. Wijs hoor!
Hij moest er een uurtje op voorhand zijn om nog even door te spelen, en intussen dronken Merel en ik een koffie op het terras van – waar anders? – de Labath er schuin tegenover. Toen Kobe moest spelen, kwam hij ons halen, en namen we onze drankjes gewoon mee.

Na zijn optredentje  brachten we de fagot opnieuw naar de auto – dat ding is loodzwaar! – en gingen een ijsje halen. Ha ja, tradities zijn er om in ere te houden.

Het was er ook ideaal weer voor, om, gezeten op het muurtje van de Graslei onder de grote paraplu die dienst deed als parasol, te genieten van zo’n ijsje.

Geef toe?

Ganda: Triskelion

Vorige week zaterdag zat ik in Destelbergen, want daar was de boekvoorstelling van Ganda 3: Triskelion. Dat is het derde boek van Dirk Willaert waar ik een paar maanden aan een stuk aan zitten verbeteren heb. Yup, niet gewoon proeflezen, maar verbeteren. Hij had me ooit wat Latijns advies gevraagd voor zijn eerste twee boeken – ze gaan over de omgeving van Gent in de bronstijd-ijzertijd-Keltische tijd – en daarom was hij die komen binnensteken. Meteen had hij gevraagd of ik het zag zitten om het derde boek te proeflezen. Ik had toegestemd, en was meteen begonnen aan het eerste boek: Ganda: Iunagos. Hmpf. Na 20 bladzijden heb ik het weggelegd. Niet dat het verhaal op zich niet goed was, dat valt best te pruimen, maar fouten. Foùten! Kromme zinsconstructies, foutieve verwijswoorden in de trant van “het boek die”, “de boerderij dat”, dat soort dingen. Bij de eerste dt-fout was voor mij de maat vol, en kon ik niet verder. Er was nochtans voor veel geld een corrector over gegaan. Dikke verspilling van geld, als je het mij vraagt. Serieus!

Ik heb Dirk toen ook verteld dat ik zijn derde boek wel wilde lezen, maar alleen als ik het dan ook volledig mocht verbeteren: typfouten, spelfouten, constructiefouten, kromme zinnen, enfin, alles. Hij ging daarmee akkoord, en vrijwel elke woensdagavond kwam hij langs en overliepen we het stuk dat ik verbeterd had. Gelukkig is Dirk iemand die prima om kan gaan met kritiek, want die was er wel, en in serieuze mate. Ik heb een groot deel van de fouten – lang niet alle, daar ben ik me zeer van bewust, ik heb er massa’s laten staan door er gewoon over te kijken – verbeterd, zinnen veranderd, stukken geschrapt, en ook hier en daar flagrante fouten tegen de Romeinse geschiedenis eruit gehaald, al waren die eerder zeldzaam: zijn boek is historisch zeer goed onderbouwd.

Vind ik het een goed boek? Bwa… Het probleem is dat het niet evenwichtig is. Aan de ene kant is zijn verhaal op zich wel meeslepend, maar zeer rechtlijnig, zonder echte uitdieping van de personages, weinig gelaagd, en geschreven in korte, simpele – soms echt té simpele – zinnen. Aan de andere kant is zijn taalgebruik dan wel archaïsch te noemen, met veel  “trachten” en dergelijke, en met uitweidingen over historische gebruiken die soms wel interessant zijn, maar niet echt iets bijdragen tot het verhaal.
Voor jongeren is het verhaal op zich prima te lezen, maar die gaan zich verliezen in het taalgebruik, ondanks het lexicon dat achteraan is toegevoegd. Geoefende lezers zullen zich dan weer ergeren aan de simplistische zinsbouw en het oppervlakkige verhaal.

Een aanrader? Zeer zeker voor wie interesse heeft in de geschiedenis van de streek rond Gent ten tijde van Kelten en Romeinen: het is geen droge opsomming van geschiedenis maar een echte historische roman.
Verwacht echter geen hoogstaande literatuur, dat is ook niet de ambitie van Dirk.

Maar ja, wie graag leest, veel leest, en graag afwisselt, zal plezier vinden in deze trilogie. Deel één en twee zijn voorlopig niet meer te krijgen, de vierde druk komt eraan zodra ik ook die manuscripten grondig verbeterd heb. Work in progress.