Zucht…

Gisterenavond leek het allemaal prima te gaan: ik liep recht, redelijk pijnvrij, en zonder stok. Ik kon zelfs probleemloos in mijn bed kruipen, en me draaien.

En jawel, deze morgen werd dat bevestigd: ik kon ook weer normaal uit mijn bed, en het ergste leek geleden. Leek, jawel, want ik stapte argeloos de douche in, draaide het water open, zeepte me vrolijk in, en bukte me toen, volautomatisch, om mijn voeten te wassen.

Krak.

Ugh.

Ik heb mijn voeten enkel afgespoeld, dat geef ik toe. En ik ben uit de douche gestrompeld en op een handdoek gaan liggen, krom van de pijn.

Alweer.

Hoe een kalf kunt ge zijn, zeg!

Ik dacht: ik wandel het er wel af! Want meestal verbetert mijn rug als ik een tijdje rondloop of in beweging ben. Ik zette Wolf dus af aan de Poel, parkeerde me in de parkeergarage van Ramen, en wandelde met mijn stok naar de Korenmarkt, naar de Hema. Alleen… per honderd meter werd ik 5 jaar ouder. Ik denk dat ik begonnen ben aan 60, maar tegen dat ik aan de Hema was, was ik er minstens 80, helemaal krom, schuifelend, nog net niet kreunend. En toen moest ik nog teruggeraken ook, zeker nadat ik een twintig minuten met een oudleerling had staan kletsen. Op zich was ik daar helemaal opgefleurd van, tot ik weer een paar stappen zette.

Yup, 100, zo voelde ik me tegen dat ik neerzeeg op een stoel in de Labath. De koffie smaakte intens, de rug voelde intens, en ik verlangde naar de zetel, jawel.

En dat is dus wat ik de rest van de dag gedaan heb: in de zetel gelegen. Gelezen. Met veel moeite een was opgehangen.

Ik vond mezelf een beetje zielig, eigenlijk feitelijk. Hoe stom kunt ge zijn zeg… Amai mijn voeten.

Volgende!

Toen ik om kwart voor vier de auto voor de deur parkeerde, toeterde ik even, zoals elke vrijdag. En jawel, na even wachten kwam Kobe naar buiten met zijn fagotkist, klaar om in te stappen en naar de fagotles te rijden, zoals elke vrijdag.

Maar ik zag hoe hij mankte naar de auto, en hoe ongelukkig hij keek. En toen hij instapte, viel het me ook op hoe bleek hij eigenlijk wel was. Ik vroeg uiteraard onmiddellijk wat er scheelde: hij was blijkbaar van een boordsteentje geschoten en gevallen, en nu deed zijn rechterkuit ongelofelijk veel pijn.

Nu kan Kobe misschien wel serieus goed acteren en muilen trekken, maar bleek worden op bevel, nee, dat is er niet bij.

Ik bekeek het dus even, merkte dat hij het precies wel meende, vroeg of hij de les wel zag zitten, waarop hij in huilen uitbarstte, en ik de les dus afbelde. Zucht.

Hij pikkelde weer naar binnen, ik volgde met mijn stok, en vroeg aan Wolf of hij, ondanks zijn zere rug, de fagot mee terug naar binnen kon nemen. Gehandicapte nummer drie installeerde zich in de zetel, en ik bevoelde de kuit. En jawel, zijn spier stond keihard, je voelde ze zo lopen. Ik nam Voltaren, en masseerde het geheel, terwijl Merel haar lieve broertje zijn elandjes, dekentje en kussen bracht. Ik heb echt gewoon lieve kinderen.

Bon, ook geen rugby dus. Kobe kreeg van mij een paar krukken, en dat idee alleen al monterde hem een pak op. Maar tegen het avondeten was hij zijn vrolijke zelf, en stond de kuit al niet eens meer hard. Het deed nog een beetje pijn, zei hij, maar niet veel meer.

Oef. Want een extra gehandicapte, dat zou wel een beetje veel gevraagd zijn van Murphy, nee?

Kersenpitjeskussenperikelen

Amai, als dat zou aanvaard worden bij het scrabbelen…

Maar ja, wij zijn dus weer wat tegengekomen hier ten huize. Aangezien mijn rug niet echt wil meewerken, lig ik nogal veel gewoon plat in de zetel. Alle spieren zijn intussen verkrampt, en een kersenpitkussen kan dan behoorlijk wat soelaas brengen.

Ik vroeg dus aan Merel om dat op te warmen: 300 intikken in de microgolf, en dan op start. Wat zij, voorbeeldige en gedienstige dochter, ook meteen deed. En daarna vrolijk onnozel kwam doen bij mij. Tot ik begon te denken dat het precies wel lang duurde, dat opwarmen. Merel liep naar de keuken, en verkondigde: “Zeg mama, dat ruikt hier precies een beetje verbrand!” Waarop ik uit de zetel gilde: “Oh nee! Duw op stop! Duw op stop!” Waarop zij in paniek sloeg en vanuit de keuken gilde/huilde/krijste: “Maar ik weet niet wat ik moet doen!!!!!”

Waarop ik, iets rustiger qua stem – merk de beperking op – “Duw op de stopknop, meisje, en doe de deur open!”

Een rookwalm sloeg uit het toestel.

“Merel, neem een paar ovenwanten en pak het uit de microgolf, en gooi het buiten.”

“Maar dat durf ik niet, mama!” in een huilerig stemmetje.

“Roep dan Wolf van boven.”

“Woholf! Kan jij eens komen? En rap?”

Wolf stommelde de trap af, merkte de rook in de kamer op, kreeg de uitleg in een paar seconden, en kwam mij een bruinverbrand, smeulend kersenpitkussentje tonen.

En stinken. Stinken!

De vensters hebben opengestaan, er is gespoten met Oust, en nog stinkt het hier alsof een amateurbrandweerkorps hier ter plekke zijn jaarlijkse blusoefening heeft gehouden.

Man!

Maar bon, dat gaan we dus niet nog eens tegenkomen, zoveel is duidelijk.

Enfin, hoop ik toch.

Kapotte rug

Zoals gevreesd is de rug er niet beter op geworden, nee. Ik heb lang geslapen, en verder voornamelijk in de zetel gelegen, plat op de rug, de minst pijnlijke houding.

Rond half twaalf heb ik mezelf samengeraapt en ben naar de Delhaize gereden om brood en vooral pizza: Wolf had daarnaar gevraagd, en mij leek het ideaal omdat het me nu toch niet lukt lang genoeg recht te staan om te koken. Ik heb trouwens geen klachten gehad…

Maar de korte trip naar de Delhaize was genoeg om me misselijk te maken van de pijn, en het zweet stond in mijn haar, zoals ze zo mooi zeggen…

Het is me gelukt om Kobe naar en van de muziekles te halen, ook, maar het is wel de eerste keer dat autorijden voor problemen zorgt, eigenlijk. En ik weet wel zeker dat ik dat niet zo’n fijne evolutie vind…

Toen ik Merel in bed stak, ben ik overmoedig bij haar in bed gekropen om voor te lezen uit Roald Dahls Mathilda. Ik geraakte er dus niet meer uit… Ik heb uiteindelijk Wolfs hulp ingeroepen, en die heeft me met nogal wat moeite overeind geholpen.

Ik verzeker het u: niks zo goed als een kapotte rug om u op slag tachtig jaar te voelen. Oh joy.

Krak

Jawel, vanmorgen in de badkamer, toen ik mijn jeans wilde aantrekken, zei het krak. Letterlijk. En nee, niet de jeans, wel mijn rug.

Ik ben meteen op de grond gaan liggen voor mijn stretchoefeningen, maar helaas… Ik heb lesgegeven, maar van harte ging het toch niet. Maar het is wel nog in die mate dat ik mijn stok nog niet hoef te gebruiken, al staat hij wel klaar.

Maar ik heb er geen goed oog in, nee.

Geen gips, of toch wel, of nee, toch niet…

Vandaag kwam Wolf na twee uur les tot bij mij aan het lokaal, en reden we samen richting Jan Palfijnziekenhuis, voor eindelijk een afspraak bij de übersympathieke fysicotherapeut. Die keek eerst naar de foto’s van de rug, en verklaarde dat hij niks zag op de gewone foto’s. Geen botproblemen dus, maar bon, hij stond ook niks verder, dus een MRI-scan, en een echo van de nieren. Ik heb niet verder gevraagd, hij ging toch niks zeggen. MRI: 26 mei, alweer een maand verder. En dan nog twee weken voor we opnieuw bij de dokter kunnen, en dan zitten we dus dik anderhalve maand weer verder. En intussen vergaat Wolf van de rugpijn, en wordt daar precies niks aan gedaan.

En toen keek hij naar de foto’s van Wolfs pols, en verklaarde dat die gebroken was. En dat hij dus zes weken gips ging moeten hebben. En dat we ons mochten aanmelden in de gang aan de overkant, bij orthopedie om te gipsen. Euh…

Juist ja.

Wij naar orthopedie, maar onze vaste dokter was er niet. Bon ja, een andere is even goed, zeker? Wolf naar een gipskamer, ik naar de balie voor een consultatie bij dr. Harth. Die kwam een half uurtje later – tot zover mijn idee van op anderhalf uur toch zeker terug te zijn op school -, luisterde met frisse tegenzin naar het verhaal, bekeek de foto’s die ondertussen toch ook twee weken oud waren, en verklaarde: “Gebeurd op 15 maart? Dat is zes weken geleden? Op deze foto’s is al te zien dat het aan het dichtgroeien is, intussen is die breuk helemaal genezen, een gips heeft geen enkele zin meer. Uw huisarts had foto’s moeten laten nemen, en toen had uw pols in de gips gemoeten, niet nu.” De pijn vond hij logisch: alle spiertjes en pezen zijn ook geraakt, en dat kan nog wel even pijn doen, ja. Wolf mag gerust die brace aanhouden als dat helpt bij de pijn, maar op zich heeft het geen genezend nut, alleen symptomatisch. Maar het doet ook geen kwaad, het gaat het genezingsproces ook niet vertragen.

Mocht het tegen begin juli nog steeds pijn doen, dan moeten we inderdaad wel terug, maar op zich hoeven we ons geen zorgen te maken, verklaarde hij, het ging helemaal genezen.

Hmm. Tot zover Wolfs sportieve seizoen.

Maar ik ben al blij dat het geen gips is geworden, da’s alweer een hoop gepruts en gedoe bespaard.

 

Migraine?

Vandaag was op zich wel een fijne dag: een hele dag op uitstap met onze tweedes naar het Gallo-Romeinse museum in Velzeke, en dat doe ik altijd graag. We kregen de rondleiding, en daarna het kledingproject. Het verslag daarvan, met massa’s foto’s, is uiteraard op de schoolwebsite te lezen, en wel hier.

Rond de middag begon ik echter al koppijn te krijgen. In de bus naar huis werd die plots bijna onhoudbaar: ik werd misselijk, en dat was voor een keer niet aan de busrit gelegen. Toen ik uitstapte aan de school, voelde ik me ronduit slecht. Ik hield mijn zonnebril op, probeerde me af te sluiten van het geluid, en toen ik heel even mijn hoofd binnenstak bij de directie om te melden dat we veilig en wel terugwaren, viel het hen op dat ik er niet zo goed uitzag.

Ik ben puur op wilskracht naar huis gereden, maar overwoog toch een paar keer om te stoppen aan de zijkant en over te geven in de gracht. Ik ben thuisgekomen – Bart was al thuis omdat hij in de voormiddag ook een gigantische koppijn had gekregen, bizar – en heb me in de zetel gegooid. Bart heeft Kobe dan naar de fagotles gebracht, terwijl ik zo stil mogelijk probeerde te liggen. Toen Merel echter plots beneden lawaai kwam maken, ben ik naar boven gevlucht, naar haar kamer – hoger geraakte ik niet – en heb een uur in het pikdonker en complete stilte gelegen, met een Dafalgan 1000. En toen was het plots voorbij. Oef.

Bizar. Ik dacht dat ik dat nog nooit eerder had gehad, maar jawel, de laatste schooldag in 2015 was het ook van dat, toen zelfs mét overgeven.

Hmpf.