Zalige avond en nacht

Vandaag was het voor Bart en mij de eerste nacht zonder kinderen in vijf jaar, sinds we naar New York gingen.

De zonen werden uitbesteed aan een rugbyvriendje: ik heb hen om zes uur aan de training afgezet, en de papa van Yako heeft hen dan meegenomen, compleet met tas vol spullen. Ik weet niet wie er het meest naar uitkeek: Wolf, Kobe of Yako :-p
Merel werd daarna vakkundig afgedropt bij oma en opa, die dat ook volledig zagen zitten. Merel iets minder, toch de eerste vijf minuten na mijn vertrek. Daarna kwam ze er volledig door, en heeft ze oma en opa de oren van het hoofd gekletst.

En dus was ik tegen zevenen (man, wat had ik het verkeer op een vrijdagavond onderschat zeg! Staan aanschuiven op de Watersportbaan, staan aanschuiven op de R4…) weer thuis, pikte wat kleren en een echtgenoot op, en reed naar de Frentlife Suite, een appartement bij het complex van Grand Hotel Reylof in de Hoogstraat. Het principe achter die suite krijgt u nog in een aparte post volledig uitgelegd, maar voorlopig moet het volstaan met de mededeling dat ik er als redactielid van Gentblogt een nachtje mocht slapen met mijn liefste. Daarbovenop kregen we nog een bon voor een diner van 70 € in het restaurant Lof, het uitgebreide hotelontbijt, en de mogelijkheid om gebruik te maken van het wellnesscomplex van het hotel. Oh, en een welkomstcocktail, maar omdat we zoveel honger hadden, hebben we die overgeslagen. We gingen die houden voor na het diner, maar toen waren we zodanig puf, dat we dat ook maar gelaten hebben. Het is nochtans een machtige cocktailbar…

Enfin, we hebben heerlijk gegeten, zijn naar het appartement teruggewandeld, hebben heel even van de wifi gebruik gemaakt, en zijn toen gewoon in bed gekropen, veel te moe (op vrijdagavond gebeurt dat wel meer) om nog te genieten van cocktail of wellness.

Maar het idee dat er gewoon geen kinderen waren, dat we dus vrij waren van die verantwoordelijkheid, en dat we vooral zonder meer rustig gingen kunnen uitslapen, wel, dat alleen al was zalig.

Ik zie mijn kinderen doodgraag, maar ik kijk echt al uit naar het moment dat ze allemaal samen op kamp zijn of zo, zodat Bart en ik wat tijd voor ons tweetjes krijgen. Want dat, dat durft er al eens bij inschieten.

Moe

Niet ik, deze keer (enfin, toch niet meer dan anders), maar wel Merel. Ze verteert het nieuwe ritme moeizaam.

Ze gaat gelukkig dolgraag naar school, en elke morgen is ze daar ook weer vrolijk over. Ze vindt haar juf fantastisch, en blijkbaar heeft ze ook wel al een paar speelkameraadjes. Maar die vermoeidheid, he. Ja, ze zou kunnen een dutje doen over de middag in het klasje van haar juf, maar daarvoor is ze dan weer te koppig: er valt veel te veel te beleven.

En dus is ze hondenmoe wanneer ik haar ga afhalen, en huilt ze vaak als ze me ziet. Meestal gaat dat onmiddellijk over met een dikke knuffel, en soms valt ze al bijna in slaap in die paar minuten auto, of de wandeling met de buggy (niet dat dat er al vaak van gekomen is met dat hondenweer, maar bon). Doorgaans gaat het dan wel weer wat beter van zodra ze iets gegeten heeft, en hier thuis tot rust kan komen.

Vandaag hadden we weer een dieptepunt: ze wilde zelfs geen vieruurtje, ze wilde meteen slapen, en dus lag ze om vijf voor vier alweer in haar bedje, tot zo’n half zeven. Probleem is: als ik haar dan wakker maak, is ze helemaal van slag en huilt ze. Eigenlijk… dat geldt ook als ze vanzelf wakker wordt: ook dan huilt ze en komt ze maar met moeite op haar plooi.

Ach ja… Het zal wel beteren, zeker?

Latijnse wikipedia. Jawel.

Iets wat ik eigenlijk nog nooit gedaan heb: een complete blogpost van een ander overnemen. Maar deze keer kon ik wel niet anders. Michel, de onvolprezen Michel, schreef vandaag namelijk een zàlige post:

Ik was op de Latijnse Wikipedia aan het kijken, en ik kwam op het lemma voor België uit, onder het kopje Divisiones administrativae:

Belgica est omnis divisa in partes tres, quarum unam incolunt Flandri (Flandriam, ubi Batavice loquuntur), aliam Vallones (Regionem Vallonicam, ubi Francogallice), tertiam qui ipsorum lingua Bruxelles, nostra ‘Bruxellae’ appellantur (Regionem Bruxellensem, in qua maior incolarum pars sermone Francogallico utitur, sed secundum leges bilinguis habetur).

In orientalibus regni partibus exstat regio administrativa cuius incolae sermone Theodisco utuntur.

Mwaha. En zo wijs.

Deze moét ik gewoon doorgeven aan mijn collega’s. En mijn derdejaars. En mijn anderejaars. Enfin, u begrijpt vast wel wat ik bedoel. Ik lag gewoon plat!

365 – 29 mei

365-149

Dat komt ervan, als je in je kwartier lunchpauze ook nog een leerling te woord staat. Dan moet je eten tijdens je toezicht, bij de fietsenstalling dus.

Je weet dat het einde van het schooljaar nadert als…

– je blij bent dat je net rond bent geraakt met je leerstof in sommige klassen
– je de deadline van het ingeven van toetsen gehaald hebt
– de meisjes bakvissen en de jongens macho’s worden. Of dat toch denken
– de leerlingen aan je oren zagen omdat ze buiten les willen krijgen
– je met je zesdejaars in het park bent gaan wandelen om daar de filosofieën van Aristoteles uit te leggen. Op peripatetische wijze zijn manier van lesgeven in de praktijk brengen, dus
– je begint te plannen in je agenda wanneer je ab-so-luut met rust moet gelaten worden wegens examens
– je examens moet opstellen, en daar absoluut geen zin in hebt

Meisje meisje

Ik blijf dat dus bizar vinden hoe Merel zo een typisch meisje is. De jongens liggen hoegenaamd niet wakker van hun kleren, hebben het liefst dat ik ze koop en ze klaarleg, en als ik hen niet tegenhoud, zouden ze vijf dagen aan een stuk hetzelfde dragen.

Merel dus niet. Deze morgen deed ik haar een lichtblauw Tshirt met lange mouwen aan, een bijpassende kousenbroek, en daarover een wollen kleedje zonder mouwen in blauwtinten, dat ze nog niet eerder had aangehad. Het was een beetje kort, maar het kon ermee door, en ze protesteerde niet.

Toen ik na mijn douche beneden kwam, lag ze languit op de grond in de woonkamer te mokken. Toen ik mijn wenkbrauwen optrok, kreeg ik te horen dat ze zelfs niet gegeten had. Bart vermoedde dat het iets met haar kleren te maken had. Hmm. Ik riep haar bij me, en vroeg wat er scheelde. Stilte.

“Is er iets met je kleedje, meisje?”

Een diepe zucht volgde: “Jaaaaah.”

“Vind je het niet mooi? Wil je een rokje aan”

Haar ogen begonnen op slag te blinken: “Jaah!”

Ik heb haar dan maar een rokje aangetrokken dat bij de lichtblauwe kleren paste, en ze straalde. Ze heeft meteen ook nog drie boterhammen binnengespeeld.

Zucht. Zo eentje dus. Soms vraag ik me af of ze wel mijn dochter is.