Al sinds behoorlijk wat jaren geef ik mijn tweedes de opdracht een werkje te maken rond de Vesuvius. We lezen namelijk de teksten van Plinius Minor rond de grote uitbarsting in 79 na Christus, met alle mogelijke aspecten, en bekijken ook een steengoeie BBC-documentaire.
Daarna moeten ze dus dit werkje maken: ze mogen volledig kiezen, maar er moet wel iets van tekst in verwerkt zijn. Ik beoordeel hen niet op de kwaliteit van hun tekst – het is geen les Nederlands – maar wel op de moeite die ze erin hebben gestoken, en hun originaliteit.
Wel, ik moet toegeven: het wordt elk jaar beter, toch algemeen gezien. Ik heb ze dan ook gefotografeerd, en ik laat u meegenieten van enkele exemplaren.
Deze heeft heel fijne details: een Vulcanus aan de binnenkant van de berg, maar vooral ook een liggende Plinius Maior aan de kust met enkele mensen die erop staan te kijken, aanschuivende mensen aan het water in de hoop een boot te kunnen nemen, een zittende mens tegen een gevel…
De brief van Rectina aan Plinius Maior met een hulpkreet, de sandalen die hij vroeg toen hij de uitbarsting wilde gaan bekijken, vogels waarvan eentje met een kussentje tegen vallende stenen, een brandend huis…
Ik sta telkens weer versteld over het niveau waar sommige van mijn dertienjarigen mee afkomen. We onderschatten die tieners vaak schromelijk…
Het was met een bang hartje dat ik de gordijnen openschoof deze morgen: ging de Vesuvius niet in de wolken zitten? Want zo ja, dan kan je hem uiteraard niet beklimmen. Maar nee hoor, ondanks het gigantische gegiet gisterenavond glom de Vesuvius als vanouds in het zonlicht. Oef.
Het was een klein uur rijden – normaal gezien – en we hadden tickets om 10.10 uur met een speling van 90 minuten, en we zaten twintig over negen in de auto, dus dat moest wel lukken. Het plan was om tegen een uur of twaalf terug beneden te zijn, tegen een uur of een iets te eten in Sorrento, en dan nog naar de Bagni della Regina Iovanna te gaan, een lagune op de punt van Sorrento met een Romeinse ruïne. Juist ja.
Er was dus een ongeluk gebeurd op de enige tweevaksbaan richting Napels, zodat we een klein beetje file hadden. Een klein beetje maar. En toen kwam Wolf nog met het nieuws dat het geen 90 maar 60 minuten speling waren tegenwoordig, en kwamen er ook dreigende onweerswolken iet of wat opzetten. Bij mij kwam er dus een stresske opzetten, jawel.
Maar gelukkig zijn Italianen ‘piano piano’: het was kwart over elf tegen dat we op de parking waren, en toen heb ik gewoon tickets voor ons allemaal gekocht – allez ja, Bart had de cash bij – voor een taxibusje de eerste twee kilometer bergop, tot aan de tweede parking die enkel voor de bussen is. Content dat ik was dat we dat niet te voet hoefden te doen! 3 euro de man heen en terug, daarvoor kunt ge zelf niet terten, toch?
Het was half twaalf toen we aan het ‘checkpoint’ kwamen, maar ze deden niet moeilijk. En dan zijt ge pas op het ‘vertrekpunt’ en is het nog een half uurtje naar boven langs een breed pad met lapilli. Man, ik heb gezucht als een oud versleten paard, maar ik ben intussen dan ook oud en versleten. Op een bepaald moment heb ik tegen de rest gezegd dat zij mochten verder gaan: ik heb de top toch al gezien en dan konden zij langer van het uitzicht genieten. Enfin, ietwat later was ik toch ook boven, en content dat ik was! Ja, het is toch wel een stevige klim, ja. Ik ben toch een klein beetje trots op mezelf (en dankbaar voor de zware pijnstillers).
Maar het uitzicht over de baai van Napels is dan ook adembenemend, zelfs als het niet helemaal helder weer is. De kinderen vonden de krater de max, zeker met de fumarolen, en de jongens hebben zowaar een cache voor mij gevonden bovenop de krater, dus dat is de max van een cache!
Naar beneden gaan duurde eigenlijk bijna even lang wegens schuifgevaar, en dan moesten we nog een dik half uur wachten op het taxibusje dat zowat belegerd werd. Bart had daar geen zin in en is te voet naar de parking gelopen. Enfin, het was twee uur tegen dat we in een restaurant halverwege de berg zaten, drie tegen dat we daar buiten waren – het was er een beetje druk – en tegen vier uur voordat we terug in Sorrento waren.
Geen Bagni dus, jammer genoeg, want ten laatste om vijf uur moesten we onze auto terug inleveren. Die had wonder boven wonder geen krasje opgelopen, maar het was wel stevig beginnen regenen terwijl we de auto opleverden. We hebben dan maar een taxi terug naar het hotel genomen en daar ons wat rustig bezig gehouden tot een uur of zeven.
Tegen dan was het al lang gedaan met regenen, maar het zag er toch alweer behoorlijk dreigend uit. Het weerbericht zei nochtans dat het droog ging blijven, en we hadden niet gereserveerd in het hotel, zodat we toch maar de gok namen en naar buiten trokken. Goh ja, als we natgeregend werden, konden we altijd terug gaan en droge kleren aantrekken.
Goeie gok: zo bleek: ik wilde deze keer naar de Marina Grande, de vissershaven van Sorrento die eigenlijk nog dichter bij ons hotel lag, maar wel een stuk lager want – duh – aan het water. Daar waren we stomweg nog niet geweest, en dat is eigenlijk wat jammer, want had ik het geweten, dan waren we ook zeker daar eens gaan eten: het is er prachtig! Eén en al restaurantje voor toeristen, dat ook, maar wel mooi. Door de dikke onweerswolken begon het te schemeren, maar het zicht was de moeite.
Het eten was eigenlijk ook best lekker, en de weg terug, deze keer niet langs de drukke baan maar wel langs steegjes en trapjes voor voetgangers, was eigenlijk ook schilderachtig. Een waardige afsluiter van ons verblijf hier, dus.
Maandag en dus een iets vroeger ontbijt. We hadden dan ook meer plannen: Bart en ik gingen te voet, aan bijna de andere kant van Sorrento centrum, de huurauto ophalen. Een duur geval, maar dat heb ik er keihard voor over. Het is een Fiat 500 X geworden, quasi nieuw, en eigenlijk een wreed wijs ding om mee te rijden. Best wel groot ook, vind ik, en het bolt prima. Oh, en Sorrento in de ochtend is quasi verlaten…
Tegen twaalven zaten we samen in de auto richting Ercolano ofte Herculaneum. Aan een kant vond ik dat bijna indrukwekkender dan Pompei, gewoon omdat je veel beter kan zien hoe enorm dik die aslaag moet geweest zijn. We reden naar de ingang van de scavi en vonden er een klein restaurantje waar we gewoon gratis op de parking mochten staan en eigenlijk bijzonder lekkere en volledig handgemaakte pizza’s hebben gegeten. Het zag er wat sjofel uit maar was echt meer dan dik in orde.
En toen was het vooral bloedheet in Herculaneum. Maar echt: het was een graad of 35, maar het is vooral een vochtige warmte waardoor het zweet me continu in straaltjes afloopt. Ik heb zelfs een handdoekje bij om mijn gezicht te deppen. Het is er natuurlijk ook ronduit prachtig en indrukwekkend en mooi en… bloedheet. Uiteindelijk liepen we van schaduwplek naar schaduwplek en liep ik keihard te manken, zodat we het bezoek minder lang hebben gehouden dan dat ik in de lente zou gedaan hebben, gezond van lijf en leden.
Maar iedereen was wel blij dat we het gedaan hebben, al hoeft Pompei zelf niet meer voor Bart, Kobe en Merel. Wolf gaat wel nog meegaan met mij, zegt hij. Oef.
Thuis ben ik op bed gaan liggen en prompt in slaap gevallen, terwijl ik eigenlijk aan de kinderen had beloofd mee te gaan zwemmen, maar dat zal dus voor een andere keer zijn. Ach ja, ze kunnen dat ook echt wel zonder mij. En terwijl ik me dan douchte, gingen zij met Bart een spelletje Uno spelen in de lounge boven.
Tegen acht uur wandelden we, welja, naar beneden naar Sorrento stad om er opnieuw een plekje te vinden in hetzelfde restaurantje als gisteren. Het moest er maar zo goed niet zijn.
Een ijsje zat er deze keer niet in: we waren wat later en de rijen aan de twee grote, uitstekende gelateria’s waren immens.
Maar het was opnieuw een zeer fijne, zeer hete en zeer vermoeiende dag.
Dat het toch pokkevroeg is, zo opstaan om vijf uur als ge dat niet gewoon zijt…
Maar bon, iedereen was toch wakker en om zes uur werden we opgehaald door een taxibusje, zodat we iets voor zeven in de vertrekhal stonden. Het inchecken ging wonderwel vlot zodat er echt nog meer dan tijd genoeg was om rustig te ontbijten.
Ook de douane ging bijzonder snel – alleen Wolfs deo werd in beslag genomen wegens te groot voor handbagage – en toen zaten we nog een uur aan de gate. En het is niet alsof dat echt goeie stoelen zijn, maar kom.
De vlucht viel al bij al mee: echt misselijk werd ik gelukkig niet, en zelfs de lange taxirit van Napels naar Sorrento vormde geen probleem, tot mijn grote verbazing. Het eerste stuk is namelijk wel autostrade, maar ter hoogte van Pompeii ga je eerst naar een relatief grote baan door verscheidene tunnels, maar daarna moet je echt door kleine dorpskerntjes en zo, en het laatste stuk was zonder meer file. Ugh.
Maar het Hilton ligt bijzonder prominent in Sorrento, halverwege de heuvel, en het uitzicht is ongemeen prachtig. Ze noemen de Vesuvius hier “De Koning” en ik snap dat wel: hij is ongelofelijk dominant over de hele Baai van Napels. Je gaat hier nog stapels Vesuviusfoto’s zien passeren, sorry!
We checkten in, maar enkel de kamer van de kinderen was al beschikbaar.
We aten dan maar iets kleins aan het zwembad, zagen dat de kamers meer dan in orde waren, en ik deed prompt een stevige tuk. Dat reizen, en dan bedoel ik echt de verplaatsing, is echt niks voor mij.
De kinderen, die overigens hun eigen kamer op een andere verdieping hebben, gingen intussen zwemmen, Bart zat in de executive lounge boven op het terras, en het leven was best mooi.
En om half acht zaten we opnieuw op een terras, maar dan dat van het inhuizige restaurant. Relatief weinig keuze en niet meteen gerechten waar we allemaal wild van werden, maar toch… Het was er zeer aangenaam zitten.
En dan tegen half tien waren we opnieuw boven, waarbij Bart en ik nog rustig op ons balkon zaten tegen een achtergrond van lichtjes die weerspiegeld werden in de baai, en het donkere silhouet van il Vesuvio.