Van vipdiners en fijne feestjes

Het was me het avondje wel, gisteren.

Al zoveel jaren word ik uitgenodigd op het Halloween feestje van Bart en Birgit, en de paar keren dat ik er gelukkig wel geraakt ben, heb ik me altijd keigoed geamuseerd.

Alleen zag ik het dit jaar niet zitten. Te ver rijden naar Antwerpen, te druk, te lastig voor de rug… Ik twijfelde en twijfelde, en toen Bart zei dat er weer een VIPdiner was het in het S.M.A.K. en me uitnodigde om mee te gaan, zei ik onmiddellijk ja.

Iets over zeven stonden we dus in het S.M.A.K. voor een soortement retrospectieve van de Vrienden van het SMAK, en daarna nog een tweede tijdelijke tentoonstelling. Daar ben ik weer dat koppel tegen het lijf gelopen waar ik de vorige keer me zo mee geamuseerd heb, en blijkbaar was dat wederzijds, want we gingen prompt aan dezelfde tafel zitten, met alweer een zeer geanimeerd gesprek.

Kwart voor elf vertrokken we ginder, en ik was eigenlijk nog helemaal niet moe, en zelfs een beetje hyper door het gelach met die mens. Ik besloot dus om alsnog naar Antwerpen te rijden voor dat feestje. En een kostuum? Wel, ik had geen zin om me echt om te kleden, dus ik hield mijn zwart kleedje gewoon aan, gooide daar een roodbruine cape van de kinderen over,  nam een rieten mandje, legde daar een wolvenmasker in, en gooide daar een handdoek over. Roodkapje met een twist dus.

Ik heb me, zoals verwacht, bijzonder goed geamuseerd, en lag maar in bed tegen half vijf of zo. Go figure. Tsja.

Genk, en meer bepaald Tim Burton

Vandaag hadden Bart en ik zowaar een dagje voor onszelf! Het was de overgang van de scouts, waarbij ze van de ene groep in de andere stappen, en dat betekende dat alle drie onze kinderen al om negen uur richting de scouts waren, en pas om vijf uur terug naar huis kwamen.

Rust en stilte, zowaar! Maar helaas ook dikke regendruppels, dus geen goed idee om te gaan fietsen naar het Citadelpark en zo.

Rond half elf stapten Bart en ik dan maar in de auto richting Genk. Jawel, anderhalf uur regenplezier met de wagen. Maar het leek ons de ideale gelegenheid om in C-Mine naar de tentoonstelling van Tim Burton te gaan, het was toch rotweer. Uiteraard moesten we eerst eten, en ons was La Botte aangeraden, het Italiaanse restaurant van Njam!-chef Pepe, blijkbaar zelfs met één ster. En ja, het was er meer dan in orde. Soms wat bizar Italiaans familiair, maar dat zal dan wel aan ons liggen. Lekker, zeer lekker gegeten.

Terwijl Bart nog van een espresso genoot, wandelde ik in de regen 250 meter verder om een Genkse cache op te pikken. Ik wist dat het regende, maar niet dat het zo hard was, om eerlijk te zijn: mijn regenjasje deed zijn werk prima, maar mijn benen van net boven de knie waren klets- maar zeiknat. Tsja, ne mens moet er wat voor over hebben zeker?

Tegen goed half twee stonden we op C-Mine, en wat was me dat zeg!! De tentoonstelling was gewoonweg overrompeld: ze werken sowieso met tijdsslots, en blijkbaar was het volzet net toen wij aan de kassa kwamen. Enfin, na wat aandringen gingen ze nog 10 mensen extra een ticket geven. Yes! Alleen stonden we wel nog 40 minuten aan te schuiven aan de ingang, want ze lieten de mensen maar met mondjesmaat binnen. Eenmaal binnen was het ook heel erg duidelijk waarom: het was er eigenlijk te druk om aangenaam te zijn. Je moest echt al schuifelend langs de muren gaan om alles te bekijken, en laat nu net dat iets zijn waar mijn rug het niet zo op begrepen heeft. Maar Bart en ik waren meer dan tevreden om vanop een tweede rij de werken te bekijken. Burton heeft toch echt een eigen universum, kan gigantisch goed tekenen, en is serieus geflipt. Mooie dingen gezien! Foto’s mochten niet, maar Bart en ik hebben er toch nog een paar kunnen nemen.

Tegen dat we terugreden was het min of meer gestopt met regenen in Genk, maar was blijkbaar half Antwerpen overstroomd. Tsja.

’s Avonds hebben we dan maar warme chocomelk gemaakt en de haard aangestoken.

Adriaen Brouwer in het MOU, ofte Museum van Oudenaarde

Bart weet dat: als hij een uitnodiging krijgt voor iets cultureels voor ons beiden, dan zal ik zelden nee zeggen.

Vanavond was dat een VIPavondje op uitnodiging van KBC voor de expo rond Adriaen Brouwer. Het begon al goed met een ontvangst in de prachtige Volkszaal in het stadhuis van Oudenaarde.

En dan nam een begeesterde gids ons mee voor anderhalf uur uitleg door de relatief kleine, maar zeer intense tentoonstelling. Anderhalf uur, en nog had ik het gevoel dat ze ons aan het rushen was. De werken van Brouwer zijn niet groot, maar stuk voor stuk pareltjes. Als je dus zelf gaat, zorg dat je een gids of op zijn minst een audiogids krijgt: het is meer dan de moeite waard. Meermaals werd herhaald dat Rubens maar liefst 17 werken van Brouwer aankocht omdat hij fan was, en ik kan best begrijpen waarom. De uitdrukkingen van de gezichten zijn fantastisch, maar ook bijvoorbeeld de lichtinval op kruiken, of de kleine details. Zo zit er een in veel van zijn werken gewoon ergens iemand te kakken, gene zever.

Het inleidende filmpje trouwens niet overslaan: de projectie is prachtig gedaan!

Zowel  Bart als ik namen meerdere foto’s, en dan doe je het werk eigenlijk geen eer aan.

Een van de grappigste werkjes is die waarin een papa duidelijk tegen zijn zin het poepje van zijn kind afveegt. Die uitdrukking: zalig!

In het terugwandelen van de Lakenhalle – het gebouw naast het stadhuis, er intussen mee verbonden door een nieuw stuk, en machtig knap gebouw – passeerden we langs de wandtapijten, en de gids begon spontaan uit te leggen aan het handvol mensen dat ook bleef kijken.

Na afloop kregen wij nog een heerlijk staand diner, en dat was al helemaal de kers op de taart.

Maar geloof me, ook zonder het eten is dit echt wel de moeite waard. Volgens de gids en de tentoonstelling kan Adriaen Brouwer vlotjes naast Rubens en Rembrandt staan, en ik vermoed wel dat ze gelijk hebben. In elk geval is de tentoonstelling op zich een sterk staaltje van de curator: om al deze werken bijeen te krijgen: chapeau!

Pompeii the immortal city

Ne mens zou denken: ge hebt uwe voet stevig verstuikt in Pompeii, ge hebt het niet meer zo voor die stad… Maar ik wil echt waar onmiddellijk terug, en daar dan gewoon twee dagen rondlopen. Helaas, dat zit er zo niet meteen in, niet alleen qua tijd, maar vooral qua rug.

Next best thing: de tentoonstelling in De Beurs in Brussel. Laat dit nu perfect aansluiten bij wat we gezien hebben in het tweede jaar, namelijk de teksten van Plinius over de uitbarsting van de Vesuvius, en dan uiteraard ook alle dingen in en rond Pompeii. We laadden dus 40 leerlingen en drie collega’s in de schoolbus, en reden fluks richting Beurs. Daar konden we gelukkig binnen onze boterhammetjes opeten, en daarna kregen we een rondleiding door een gids in drie groepen. Helaas, die mannen zijn erop getraind om te gidsen voor een heel breed publiek, en het hielp dus niet om te zeggen dat de onze er echt wel al behoorlijk wat vanaf wisten. Soms dacht ik dat ik er beter zelf uitleg over zou kunnen geven, maar bon.

Groot is de tentoonstelling niet, één grote zaal, maar ik vond ze wel machtig interessant, en ik zou eigenlijk wel nog terug willen, al was het maar om op mijn eigen tempo alles beter te kunnen bekijken.

S.M.A.K. – .Drawing – THE BOTTOM LINE

Sinds Bart en Dirk met Wijs vrienden van het S.M.A.K. zijn, gaan we af en toe naar zo’n VIP-diner, waarbij je op je gemak doorheen de tentoonstelling kan lopen, de kunstenaars aanwezig zijn, en er een diner volgt met meestal interessante tafelgenoten.

Deze avond was er weer zo eentje, rond de tentoonstelling .Drawing – THE BOTTOM LINE. Het werk van maar liefst 53 kunstenaars wordt tentoongesteld op de benedenverdieping, en we kregen de kans om rustig te kijken. Ik moet zeggen dat het me niet zo aansprak. De meeste tekeningen waren, nu ja, kinderachtig, al zat er in sommige toch wel een stevige boodschap. De enige die me echt raakten als mooi, bleken er van Michael Borremans te zijn.

Zoals het S.M.A.K. het zelf verwoordt: “‘The Bottom Line’ toont verschillende dimensies van tekenen als vorm van actuele kunst: van abstract tot figuratief, van kleine tot grote formaten, van snelle schetsen tot trage, grootschalige projecten of van tekenen als film tot tekenen als performance. Het inhoudelijke spectrum reikt van persoonlijk dagboek tot politiek betekenisvol, van zelfportret tot maatschappelijk groepsportret. Sommige tekeningen worden speciaal voor deze tentoonstelling gecreëerd. Ook gaan enkele kunstenaars in situ aan de slag.”

Ik verzeilde ook in een performance: in een klein apart kamertje zat een Italiaan, Andrea Galiazzo, met een hoop kleurstiften. Hij nam mijn hand en begon er prompt op te krabbelen, terwijl hij het ganse verhaal achter die krabbels deed. Hmm. Hij had misschien wel een punt, maar ik kan niet zeggen dat ik het echt kunst vond, ook al signeerde hij netjes met ‘Inky Way #206’. Nu ja. Ik hoop alleen dat het er toch een beetje vlot af gaat, of ik mag een en ander uitleggen maandag in de les.

21888708989_02f164d0e3_o

Het diner achteraf was lekker, het tafelgezelschap nogal… blasé. Het koppel naast ons was Antwerps, hij een galeriehouder, zij een ontwerpster van pokkedure kinderkleren en begeleidster van de portfolio’s van studenten van de Antwerpse Modeacademie. Op zich zeer interessant, ware het niet dat ze zichzelf nogal wat vonden, zelfs voor Antwerpenaren. Ach ja…

Vind ik het een aanrader, die tentoonstelling? Hmm. Ik ben er niet helemaal uit. Als je toch in de buurt bent en je hebt tijd, ja. Maar ik zou er niet speciaal kilometers voor omrijden, dat niet. Ieder zijn meug, denk ik dan.

Een zalig moeder-zoondagje

De ochtend begon vrij routineus, maar tegen half elf zat Wolf al te popelen in rugbykleren, en zat ik sandwichkes te smeren. Ha ja, want we moesten om kwart na twaalf ongeveer in Bosvoorde staan, voor een rugby Sevens toernooi. Sevens is een aparte vorm van rugby, een pak intenser qua lopen, en licht andere regels. En ja, zeven man in plaats van vijftien op een plein (al staan ze bij de U12 ook nog niet met 15), en het hele plein, in plaats van een half, zoals ze gewoon zijn. Ze hadden dit ook nog nooit gespeeld, enkel een klein beetje geoefend in de aanloop naar dit toernooi, en dat zullen ze geweten hebben: ze werden genadeloos afgedroogd in elke wedstrijd. Cruciaal in dit soort rugby zijn de passes, en als ze die te weinig of onnauwkeurig geven, tsja…

Maar Wolf en ik togen dus goed gezind naar Brussel, aten sandwichkes in de auto, kletsten honderduit, en zochten ons te pletter naar het stadion. Tsja, als je niet Drielindenstadion opschrijft, maar Drielindenlaan, die daar effectief in dezelfde wijk ligt, kan je lang zoeken natuurlijk. Enfin, een korte opwarming, en meteen het plein op. Om dus zwaar af te zien: hij was kapot!

 

Ik moet wel toegeven: als je het vindt, is het een prachtige sportlocatie! Het ene veld is een prachtig kunstveld, het andere is een grasveld met een oude tribune rond, en met zowaar een springkasteel in de vorm van rugbygoalen! Komt dat tegen!

Helaas moesten we wel anderhalf uur wachten tussen de matchen, en toen we om half vier – het uur dat ons doorgegeven was als einduur was vier uur – te horen kregen dat we nog om twintig over vijf gingen moeten spelen voor de laatste plaats, gaven we forfait. Persoonlijk vonden Wolf en ik dat niet jammer, want we hadden nog andere plannen, en hoe!

Wolf kleedde zich om in de auto, en we tuften voor bij een rond punt met een slinger van Foucault – bij nader inzien een kunstwerk, maar toch – naar Elsene, naar het Museum voor Natuurwetenschappen, beter gekend als het dinomuseum. Parking vinden bleek een ware uitdaging, die toch meer dan twintig minuten in beslag nam. Ten langen leste verzeilden we toch nog in het museum, voor de tijdelijke tentoonstelling “Hersenkronkels“, over de werking van het brein, neuronen, en illusies. De tentoonstelling is 10+, perfect dus om met Wolf naartoe te komen, want met de kleintjes erbij moet ik het niet doen deze zomer.
Alleen vond ik het jammer dat de tentoonstelling een beetje ‘uitgewoond’ is intussen. Er liepen vier suppoosten rond, en toch werkten twee van de vier breinscanners niet, was het krijt op bij een van de illusies – op aanvraag diepten ze nog een half schilfertje op – bleken de batterijen van de weegschaal bij een andere illusie leeg te zijn, werkte amper de helft van de tablets bij de breinkrakers, en waren hier en daar de pancartes niet meer volledig leesbaar. Gemiste kans, al vond Wolf het nog steeds bijzonder interessant, en was het eigenlijk best wel leuk.

We hadden geen tijd meer om nog door de rest van het museum te lopen, maar bleven wel nog even hangen in de mineralenzaal. Dit moet Kobe echt zien! Ik heb een paar fotootjes voor hem genomen, maar we komen deze zomer zeker nog eens terug.

 

Daarna liepen we op algemeen aanraden gewoon de straat uit, naar het Jourdanplein, waar een hoop restaurantjes en cafeetjes zijn, en vooral ook de beste frieten van Brussel worden verkocht. Drie verkooppunten van dezelfde uitbater, met telkens ongeveer dertig wachtenden: het moet nog waar zijn ook.
In het passeren door een stukje autovrije straat verzeilden we plots nog in een kunstenevenement, iets met poëzie en performance, maar wel eentalig Frans 🙁

Frieten waren nu niet bepaald waar we onze zinnen hadden op gezet, dus zocht ik even op in Foursquare wat er op wandelafstand werd aangeraden qua restaurantjes. Als we niks vonden, konden we nog altijd met de auto naar de aangeraden Griek in Elsene, maar nu we eindelijk parkeerplaats gevonden hadden, leek het me de beste optie gewoon te blijven staan. Mijn oog viel op een kleine pizzeria een kilometer verderop, en ik zag Wolfs ogen beginnen blinken bij de suggestie van pizza. Wij dus naar Pizza Liloo: klein (34 couverts), bijzonder gezellig, met hout en ruwe baksteen, en loungy jazz op de achtergrond. En niet te verwaarlozen: een prachtige houtoven in het volle zicht. We hebben het ons niet beklaagd: de pizza was heerlijk, en ik snap dat mensen dit een van de top vijf pizzarestaurantjes van Brussel noemen.

We eindigden met een zoutecaramelijsje uit een Italiaanse gelateria op Jourdan, en besloten dat het goed was.

Mijn zoon en ik, we moeten dat vaker doen. Alleen moeten we dan ergens een behang zien te vinden waarachter we de andere twee kunnen plakken :-p